Geestelijke gezondheid: ‘wachtverzachting’ als lapmiddel voor wachttijden
De lange wachttijden in de geestelijke gezondheidszorg inspireren tot vreemde initiatieven om de tragiek van het wachten op te vangen.
In de reportage over de tweede Staten-Generaal van de Geestelijke Gezondheid (SGGG) in Knack van deze week staat een woord dat de tragiek van de sector perfect schetst: ‘wachttijdondersteuning’: mensen die psychische zorg nodig hebben, kunnen een vorm van ‘steun’ krijgen tijdens het dikwijls lange wachten op een behandeling.
Bij ons staat het concept nog in zijn kinderschoenen, maar er wordt al over gepraat. ‘In Nederland staat het verder’, zegt Kris Van den Broeck, directeur van de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie (VVP), tevens titularis van de leerstoel Public Mental Health aan de UAntwerpen. ‘Daar heet het trouwens “wachtverzachting”. Meestal wordt het vertaald naar een ervaringsdeskundige (iemand met een psychiatrische voorgeschiedenis, nvdr) die als buddy aan iemand op een wachtlijst wordt gekoppeld om de wachttijd te overbruggen. De buddy kan eventueel aan de alarmbel trekken als het uit de hand dreigt te lopen.’
De meeste ziekenhuizen hebben wel bedden voor verslaafden, maar er is weinig aanbod voor mensen met een autismespectrumstoornis.
Maar bij ons is er nog niets in die zin ontwikkeld?
Kris Van den Broeck: Niet echt. Er wordt links en rechts wel iets gedaan. Sommige Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) bellen af en toe iedereen op hun wachtlijst op om te verifiëren hoe het gaat, en herschikken de lijst op basis van de gesprekken om de dringendste gevallen prioriteit te kunnen geven. Er zijn herstelacademies, waarin ervaringsdeskundigen een standaardaanbod inzake psycho-educatie en motivatie verzorgen, maar ik betwijfel of ze algemeen ingeschakeld worden in de context van het wachten.
Het is natuurlijk beter dat er geen wachtlijsten zijn?
Van den Broeck: Uiteraard, maar er zal wat moeten veranderen voor de wachttijden kunnen worden weggewerkt. Het rapport van de Werkgroep Wachttijden voor de SGGG somt een keten van verantwoordelijkheden op. Zo is het belangrijk dat politici het zorgaanbod goed verdelen op basis van de noden. De meeste ziekenhuizen hebben wel bedden voor verslaafden, maar er is weinig aanbod voor mensen met een autismespectrumstoornis. Je kunt je afvragen of die verhouding de noden goed reflecteert. Mogelijk is er ook ruimte voor stroomlijning in individuele therapeutische trajecten.
In de zin van?
Van den Broeck: Een jaar of twintig geleden al toonde een studie aan dat therapeuten geneigd zijn patiënten met wie het goed gaat langer op te volgen, en mensen met wie het slecht gaat versneld af te bouwen. Het is begrijpelijk vanuit het standpunt van de therapeut die voldoening wil halen uit het helpen van mensen, maar het is niet de beste strategie. Als de acute hulpvraag is afgerond, zou je plaats moeten maken voor een nieuw iemand.
Sommige Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg hebben een wachttijd van meer dan twee jaar.
Zit er regionale variatie in de lengte van de wachtlijsten?
Van den Broeck: Die is er, en dat is vreemd, want je zou verwachten dat de zorgnood min of meer homogeen is voor het land. We zien veel variatie in de wachttijden tussen CGG’s. Er zijn er met korte wachttijden, maar ook met wachttijden langer dan twee jaar. Er zijn er met een doorlooptijd van een half jaar per patiënt, andere waarbij het meer dan een jaar is.
Is het bekend waaraan de verschillen te wijten zijn?
Van den Broeck: Niet echt, maar je kunt het vergelijken met wat er op zondagochtend bij de bakker gebeurt. Als er iemand voor je staat die broodbeleg wil, is hij verkeerd terechtgekomen, maar het heeft een effect op de wachttijden van de mensen na hem. De snelheid van bediening hangt af van het aantal mensen achter de toonbank en van hun ervaring. Als veel mensen hun brood willen laten snijden, vertraagt de behandeltijd. Er zijn dus heel wat determinanten die de wachttijd bepalen – dat is in de geestelijke gezondheidszorg niet anders. Maar we zien te veel schrijnende gevallen. Uit de wachttijdenstudie van de SGGG blijkt dat slechts één kind op de drie met een ernstige psychiatrische crisis binnen de week een bed krijgt. Hoe langer iemand moet wachten, hoe groter het risico dat zijn problematiek verergert.
Slechts één kind op de drie met een ernstige psychiatrische crisis krijgt binnen de week een bed.
Zijn er plannen om de wachtlijsten weg te werken?
Van den Broeck: Het is duidelijk dat er extra ruimte komt als de gemiddelde opnameduur korter wordt, en als je ervoor zorgt dat de mensen op de juiste plek wachten, zodat ze niet ‘herschikt’ hoeven te worden. Het is uiteraard nuttig dat het zorgaanbod wordt uitgebreid, maar de bestaande capaciteit en middelen slimmer inzetten, kan ook helpen. Wat niet helpt, is dat de wachttijden in de CGG’s een Vlaamse bevoegdheid zijn, en de wachttijden in de ziekenhuizen en de mobiele teams voor ambulante zorg een federale. Er moet dus op verschillende niveaus gewerkt worden om de problematiek aan te pakken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier