Philippe Noens
‘Eerste 1000 dagen zijn belangrijk, maar ergens zijn we gaan geloven dat de normale gang van zaken ontoereikend is’
‘Het is opvallend hoe goed het idee dat de eerste 1000 dagen een kritieke ‘window of opportunity’ – een eerste belangrijke periode in het leven van een kind waarin zijn ontwikkeling ‘open’ staat voor allerhande prikkels van buitenaf – het laatst jaar ingeburgerd is’, schrijft pedagoog Philippe Noens.
De redactie van Knack Weekend bekroonde kinderpsychiater Binu Singh tot ‘mens van het jaar’. Terecht. In begrijpelijke taal legt Singh knap uit dat kinderen en hun ouders (best) reeds van in de moederschoot op elkaar afstemmen. Moet het nog gezegd dat de eerste 1000 dagen belangrijk zijn in een mensenleven? Die periode, van conceptie tot ruwweg de tweede verjaardag, is er eentje van buitengewone groei. Eén bevruchte eicel groeit die eerste jaren uit tot een peuter van gemiddeld 16 kilogram. Op geen ander moment in het leven ontwikkelt een mens zich zo hard, zo snel en zo veel. Maar in hoeverre ligt deze spectaculaire ontwikkeling, en belangrijker: de toekomst van hun kind(eren), werkelijk in handen van (aanstaande) ouders?
Je bent wat je moeder eet …
Een ‘valse start’ legt iemands toekomst in de weegschaal. Dat maakt onder meer het hongerwinteronderzoek van de Nederlandse hoogleraar Tessa Roseboom kristalhelder. Als een moeder tijdens de zwangerschap te weinig voedingsstoffen binnenkrijgt, kan ze onvoldoende bouwstenen doorgeven aan het kind in haar buik, met alle gevolgen van dien. Het risico op hart- en vaatziektes, suikerziekte, en borstkanker op volwassen leeftijd vergroot aanzienlijk. Bovendien kan een brein van een kind dat zich onder karige omstandigheden moet ontwikkelen een economische stempel nalaten. Een kleiner hersenvolume kan van invloed zijn op iemands cognitieve prestaties (op school en daarbuiten) wat dan weer effect kan hebben op die persoon zijn of haar kansen op de arbeidsmarkt.
Omgekeerd is er ook onderzoek verricht naar de gevolgen van ‘vroege’ investering in het leven van kinderen. Nobelprijswinnaar James Heckman begreep al snel dat goede kinderopvang of een betrouwbaar sociaal netwerk en betaalbare medische zorg een verschil maken bij alle jonge gezinnen maar bij gezinnen in een kwetsbare situatie in het bijzonder – de gezondheid van de kinderen ging erop vooruit, en deze kinderen kregen later meer kansen in het leven. Erg logisch allemaal, maar de belangrijkste vaststelling was dat hoe vroeger in de ontwikkeling werd geïnvesteerd, hoe groter het rendement daarna.
… maar ben je ook wat ze doet?
Elke (aanstaande) ouder hoopt op een goede toekomst voor zijn of haar kind. Onze samenleving kan daaraan meewerken door anticonceptie volledig terug te vergoeden (zodat ongewenste zwangerschappen worden voorkomen), door ouderschaps- en vooral vaderschapsverlof uit te breiden (zodat ouders voldoende tijd met hun kind(eren) kunnen doorbrengen), en door kwaliteitsvolle en betaalbare kinderopvang te voorzien – meer handen en ogen rondom onze kinderen.
Op zich is er ook niks mis met het advies aan aanstaande en prille ouders om goed voor zichzelf te zorgen. Mensen met een kinderwens overtuigen en helpen om te stoppen met roken, bijvoorbeeld, is prima. Maar het doen en laten van aanstaande ouders moeten we nu ook weer niet overschatten.
Voor de goede orde: de eerste 1000 dagen zijn belangrijk, maar ergens zijn we beginnen geloven dat de normale gang van zaken ontoereikend is. Dat we de toekomst van ons kleintje een stukje in handen nemen door tijdens de zwangerschap mindfulness te beoefenen, of dat een vader een eerste belangrijke stap naar een veilige hechting neemt door kort na de geboorte een uurtje te skinnen (huid-op-huidcontact) met de pasgeboren baby. Niet dat mindfulness of skinnen op zich slechte ideeën zijn, maar de boodschap komt er nu wel vaak op neer dat ouders, bekommerd om die eerste 1000 dagen zo goed mogelijk te overbruggen, iets extra kunnen, en misschien zelfs moeten, doen.
Het hongerwinteronderzoek gaat evenwel terug op bijzondere, en dus geenszins normale, omstandigheden: langdurige ondervoeding tijdens een oorlogssituatie. Idem bij stressonderzoek tijdens de zwangerschap. Het gaat daarbij niet zozeer over het effect van normale stress, maar om de mogelijk blijvende gevolgen van een depressie of een intense stressvolle periode door bijvoorbeeld het wegvallen van de partner of het inkomen. Dat we als samenleving zulke ‘valse starten’ moeten weggommen is vanzelfsprekend, maar dat ouders hun normale opvoedingscontext op één of andere manier zouden moeten verrijken is heel iets anders. Dat laatste is doorgaans nergens voor nodig – in normale omstandigheden brengen normale mensen normale kinderen groot.
De navelstreng doorknippen
Het is opvallend hoe goed het idee dat de eerste 1000 dagen een kritieke ‘window of opportunity’ – een eerste belangrijke periode in het leven van een kind waarin zijn ontwikkeling ‘open’ staat voor allerhande prikkels van buitenaf – het laatst jaar ingeburgerd is. Of er in ons leven daadwerkelijk bepaalde periodes bestaan waarin we méér, sneller of makkelijker zaken oppikken dan in andere (latere) periodes is hier niet de vraag – hoewel iemand als psycholoog John Bruer (1999) in zijn bestseller De mythe van de eerste drie jaren argumenteert dat zo’n periodes eerder de uitzondering op en dus niet de regel zelf zijn – maar het wordt steeds moeilijker het met ouders over hun opgroeiende kind te hebben zonder in de slipstream van het ‘belang’ van de eerste 1000 dagen te belanden.
Een bescheiden poging als uitsmijter: er is een reden waarom de ouders, niet zelden de vader, de kans krijgen om de navelstreng door te knippen. Met het doorknippen komt het besef dat er nieuwe verbindingen moeten worden aangegaan. In het Duits noemt men de geboorte dan ook veelbetekend Ent-binding: ont-binden, los-maken. Begrijpen dat dit nieuwe mensje geen verlengde van ons als ouders is, los van zijn genetisch materiaal wezenlijk verschilt van ons en al van ‘in den beginne’ (van) zichzelf is.
Misschien hangt ouderlijke verantwoordelijkheid daarom wel meer samen met antwoord te geven op de vraag met wie we als ouders te maken te hebben ‘hier en nu’ dan met piekeren of we voor dit nieuwe kind in ons midden wel genoeg doen om zijn of haar gezondheid, geluk of arbeidskansen ‘later en dan’ te verhogen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier