Vrijdaggroep

‘Dokters op de beklaagdenbank: wie is er bang van het hof van assisen?’

Als maatschappij mogen we niet toestaan dat het risico dat inherent is aan de legalisering van euthanasie integraal door artsen wordt gedragen. Anders dreigen nog meer artsen af te haken, aldus de Vrijdaggroep.

De hele zomer door zal de Vrijdaggroep reflecteren over onze drang naar een “risicoloze samenleving”. De vraag hoe om te gaan met risico’s stond evident centraal in de hele discussie rond de covid-19 pandemie maar raakt, op een dieper niveau, aan alle aspecten van ons leven en onze samenleving. Onze antwoorden op deze vragen zullen dan ook een bepalende impact hebben op de wereld van morgen.

Artsen zijn terughoudender om euthanasie uit te voeren. Het was een klein persbericht begin juni, temidden van al het Coronanieuws. De boosdoener is het recente Euthanasieproces, waarin drie artsen voor het Gentse hof van assisen terecht stonden voor de vergiftiging van Tine Nys. De artsen werden weliswaar vrijgesproken, maar het proces zindert nog na.

Vooral voor euthanasie in geval van psychisch lijden ligt de drempel tot uitvoering sindsdien merkelijk hoger. Vóór het euthanasieproces waren zeven op de tien ondervraagde artsen bereid om dergelijke euthanasievragen uit te voeren, vandaag slechts vijfenhalf op de tien.

De legalisering van euthanasie in 2002 ging onvermijdelijk gepaard met een zeker risico. We kunnen immers niet reguleren voor alle individuele gevallen. Dat zou leiden tot onleesbare en hypertechnische wetgeving, die nog steeds niet alle mogelijke situaties zou vatten. De Euthanasiewet bevat dan ook terecht alleen open criteria, die verder worden geïnterpreteerd door de betrokken artsen. Zo mag een arts slechts euthanasie uitvoeren wanneer een persoon zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt van aanhoudend en ondraaglijk lijden, dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke aandoening. In sommige gevallen is de interpretatie van die criteria moeilijker dan in andere. Het is eenvoudiger om te beoordelen of een terminale kankerpatiënt voldoet aan de wettelijke vereisten voor euthanasie dan het geval is voor een patiënt met een psychische aandoening. Wij als maatschappij hebben de complexiteit en risico’s van die beoordeling echter aanvaard toen wij besloten om euthanasie wegens psychisch lijden toe te laten. We moeten dan ook consequent zijn en artsen de omkadering geven om die beleidskeuze tot uitvoering te brengen.

Dokters op de beklaagdenbank: wie is er bang van het hof van assisen?

Het Euthanasieproces toont aan dat die omkadering vandaag ontbreekt. In geval van een betwiste euthanasie riskeert een arts nu strafrechtelijke vervolging voor het hof van assisen, zelfs wanneer er geen kwaad opzet in het spel is. Dat is het gevolg van een constructiefout in de Euthanasiewet. De wet schrijft voor dat een arts geen misdrijf pleegt wanneer aan een aantal voorwaarden is voldaan. Maar de wet bepaalt niet wat de strafmaat is wanneer een van die voorwaarden niet is vervuld. Het resultaat is dat men dan terug valt op het algemeen strafrecht, en dus op de regels die gelden voor doodslag of moord. Dit leidt tot de absurde situatie dat een euthanasie waarbij twijfels bestaan over de vrije wil van de patiënt en een euthanasie waarvan de verplichte registratie niet binnen vier maar wel binnen vijf werkdagen gebeurde, in principe met dezelfde strafmaat worden bestraft.

Als maatschappij mogen we niet toestaan dat het risico dat inherent is aan de legalisering van euthanasie integraal door artsen wordt gedragen. Anders dreigen nog meer artsen af te haken, wat de toegang tot euthanasie zou ondergraven. Wij hebben dan ook de plicht om een veilig en rechtszeker kader te voorzien voor artsen die euthanasie uitvoeren. In het bijzonder moet men verschillende niveaus van straffen in de Euthanasiewet opnemen, gaande van tucht- en administratieve sancties, geldboetes tot gevangenisstraffen, zodat een schending van essentiële voorwaarden en van procedureregels niet langer op dezelfde manier worden bestraft.

De politiek aarzelt echter. Men is nog niet vergeten hoe dat andere ethische hete hangijzer – abortus – de formatie van de huidige federale regering bijna deed mislukken. De vrees bestaat dan ook dat een debat over de strafmaat de deur opent voor veel fundamentelere twistpunten, zoals euthanasie in geval van dementie of van levensmoeheid. De angst van beleidsmakers om de doos van Pandora te openen, mag de angst van artsen voor strafrechtelijke vervolging echter niet overstemmen. Minstens moet een noodwet de meest prangende problemen verhelpen, zoals het gebrek aan een gedifferentieerde strafmaat. Parallel kan dan een breed maatschappelijk debat plaatsvinden over euthanasie in al haar facetten. Op die manier kunnen artsen in veilige omstandigheden hun taak blijven uitvoeren, zonder dat het ideologisch debat over de toekomst van euthanasie hen verlamt.

Hoe gaat het intussen met de drie berechte artsen uit het Euthanasieproces? De betrokken psychiater heeft een boek geschreven over haar ervaringen. De tweede adviserende arts is teruggekeerd naar de anonimiteit. En de uitvoerende arts? Die staat momenteel opnieuw terecht voor dezelfde zaak, maar ditmaal voor een burgerlijke rechtbank. Het Hof van Cassatie heeft immers geoordeeld dat zijn vrijspraak onvoldoende was gemotiveerd, wat de weg baande voor een schadevergoedingseis door de familie van Tine Nys. De uitspraak in dit tweede Euthanasieproces wordt verwacht in september. Reden te meer om op korte termijn een adequaat bestraffingskader uit te werken.

Elise Goossens is docent privaatrecht aan de VUB, FWO postdoc aan de KU Leuven, gastprofessor aan de Universiteit Antwerpen en lid van de Vrijdaggroep.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content