De natuur in op doktersvoorschrift: ‘Ga elke dag 15 minuten naar vogels kijken’
‘Je vervelen op een bankje in het groen is het beste wat je kunt doen voor je mentale gezondheid’, zegt huisarts Dirk Avonts.
In 1984 deed de Amerikaanse arts Roger Ulrich onderzoek bij ziekenhuispatiënten die een galblaasoperatie hadden ondergaan. Sommige patiënten keken uit op een blinde muur, andere op een boomkroon. Die laatste groep, zo bleek, had na de eerste dag minder pijnstillers nodig en kon ook eerder het ziekenhuis verlaten.
‘Dat was een belangrijke klassieke studie in het meer experimentele onderzoek naar de relatie tussen natuur en gezondheid’, zegt omgevingspsycholoog Sjerp De Vries, senior onderzoeker aan Wageningen University & Research.
De laatste jaren neemt het onderzoek naar de relatie tussen de natuur en onze mentale en fysieke gezondheid exponentieel toe. De bewijsvoering voor de positieve effecten wordt steeds sterker. Contact met de natuur verbetert de slaap, vermindert stress, maakt ons creatiever, helpt tegen depressieve gevoelens en neerslachtigheid, zou een rol spelen bij het voorkomen van longziekten, hart- en vaatziekten en diabetes, en zet aan tot bewegen en sociaal contact.
De Vries probeert als onderzoeker grotere statistische verbanden bloot te leggen. Wagenings onderzoek liet eerder al zien dat tuinieren het herstel na kanker kan bevorderen. In onderzoek van april 2023 werd gekeken naar het effect van tuingroen. Daarbij werden 800.000 patiëntengegevens uit dossiers van huisartsen gekruist met geografische gegevens over de aanwezigheid van tuingroen. Resultaat: er zijn minder gezondheidsklachten bij mensen met een groene tuin.
2 uur in de natuur per week volstaat voor een maximaal effect.
De Vries was verrast door de sterkte van de relaties, vertelt hij. ‘Het verband is het sterkst bij een beroerte of een hersenbloeding. Bij mensen met een tuin komt die 15 procent minder voor dan bij mensen zonder.’ De hoeveelheid groen in de tuin lijkt een rol te spelen. ‘Met name bij darminfectie. Daar zagen we nu voor het eerst ook een sterke relatie. Darminfectie komt minstens 20 procent minder voor bij mensen met 50 vierkante meter tuingroen of meer, dan bij mensen zonder tuin. Misschien komt het doordat je in de tuin meer bezig bent, en er dus niet alleen doorheen loopt, maar ook door het contact met de grond, bijvoorbeeld.’
Een mogelijke verklaring ligt volgens De Vries in de invloed van contact met de natuur en biodiversiteit op de samenstelling van je darmflora, je zogenaamde microbioom. ‘Dat is dan weer van belang voor het functioneren van je immuunsysteem, en kan ervoor zorgen dat je minder vatbaar bent voor allerlei aandoeningen.’ Vandaar ook de toenemende belangstelling voor groene speelplaatsen en hun belang in de ontwikkeling van kinderen, vertelt Laura Lauwers, wetenschappelijk onderzoekster bij het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Eerder werkte ze ook mee aan onderzoek naar de relatie tussen leefomgeving en de mentale gezondheid van Brusselaars.
Niet zaligmakend
Maar hoe de relatie tussen natuur en gezondheid precíés werkt, daarover heerst nog veel onduidelijkheid. ‘Verschillende studies laten inderdaad zien dat contact met de natuur de immuniteit verhoogt, en astma, allergieën en andere gezondheidsproblemen kan helpen voorkomen of verminderen’, zegt Hans Keune, professor milieuwetenschappen en coördinator van de leerstoel zorg en natuurlijke leefomgeving (Universiteit Antwerpen). ‘Er gebeuren heel veel studies op heel veel plekken, maar het veld staat nog in de kinderschoenen. Neem nu de microbioom- of biodiversiteitshypothese. Die stoelt op ernstig wetenschappelijk onderzoek, maar er is nog veel onbekend – ook omdat het allemaal heel ingewikkeld is.’
Toch is er al veel bewezen kennis voorhanden, en die is bij de brede bevolking veel te weinig bekend, vindt Keune. Dokters en andere zorgverleners kunnen helpen om die kennis te verspreiden. ‘Artsen wéten dat veel van hun patiënten te weinig buiten komen. Daar valt nog ontzettend veel gezondheidswinst te boeken. Zeker bij mensen die herstellen van een operatie wordt de natuur in gaan nauwelijks als onderdeel van een revalidatie aangeboden, terwijl het bewezen is dat het helpt. Je mag de natuur natuurlijk niet gaan verheiligen – het maximale effect van natuur bij serieuze aandoeningen is altijd complementair –, maar natuur kan een heel nuttige bijdrage leveren. Bijvoorbeeld ook voor de gezondheid van iemand die dement is of diabetes heeft. Laat dit dan ook een warme oproep zijn aan de overheid om meer te investeren in natuurlijke leefomgeving. Ook in het licht van de klimaatopwarming en de hittestress die ze in onze steden veroorzaakt.’
Ook onderzoekster Laura Lauwers, op zich enthousiast over de mogelijkheden, benadrukt dat groene zorg hooguit aanvullend werkt. ‘Een zware depressie genees je niet met een wandeling in het groen. We moeten er ook voor uitkijken dat groene zorg, bijvoorbeeld bij burn-outpatiënten, straks niet wordt ingezet om de fundamentele maatschappelijke oorzaken van zulke aandoeningen te greenwashen.’
Van Schotland tot Japan
‘De laatste jaren groeit het besef dat de natuur veel meer is dan alleen maar een aangenaam decor’, zegt huisarts en emeritus hoogleraar huisartsgeneeskunde (UAntwerpen) Dirk Avonts, hoofdauteur van het boek Natuur op doktersvoorschrift.
Als voorbeeld geeft Avonts wandelen. ‘Wandelen maakt je hoofd vrij, dat noemen we ventileren. Maar onderzoek laat zien dat er een verschil is tussen wandelen in een stedelijke omgeving en in de natuur. In beide gevallen gaan negatieve gedachten weg, maar in de natuur ontstaan er méér positieve gedachten – zonder dat een therapeut ze eruit hoeft te sleuren. Dat lijkt me een serieuze therapeutische winst. We weten ook dat wie in een “ideale” natuuromgeving woont 20 procent minder kans heeft om diabetes te ontwikkelen, en dat het effect van natuur op het hart vergelijkbaar is met cholesterolremmers. Wat niet betekent dat mensen hun pillen niet moeten nemen, wel dat er veel te winnen valt bij aanvullend de natuur in gaan.’ Voor Avonts is het voorschrijven van natuur even normaal als het voorschrijven van medicijnen, rust, beweging of een dieet.
(Lees verder onder de preview)
Wereldwijd schrijven artsen steeds vaker zulke zogenaamde groene doktersbriefjes voor. Niet alleen bij mentale problemen, maar ook voor de behandeling van fysieke aandoeningen zoals hoge bloeddruk, diabetes en longziektes. In Nieuw-Zeeland en Australië wordt al sinds eind jaren 1990 met groene voorschriften gewerkt. In het Verenigd Koninkrijk gelden groene voorschriften binnen de gezondheidsdienst NHS als een onderdeel van het post coronaherstelplan. Daar scoorde vooral tijd doorbrengen aan het water goed als activiteit om de mentale gezondheid van mensen te verbeteren. Op de Schotse Shetlandeilanden kunnen artsen in samenwerking met natuurbeschermers hun patiënten dagelijkse natuurbaden en ‘natuurtherapie’ voorschrijven. Zorgverleners in Schotland hopen mede dankzij die groene zorg de afhankelijkheid van medicatie bij sommige patiënten te verminderen. Negatieve bijwerkingen van de natuur zijn nu eenmaal, tenzij voor mensen met pollenallergie, beperkt tot een insectenbeet of verzwikte enkel.
Ook in Canada is het heel gewoon dat de dokter een wandeling in het park aanbeveelt in plaats van een pil, en krijgen patiënten als groene zorg soms een gratis toegangspas voor nationale parken. In Japan schrijven clinici al sinds 1982 shinrin-yoku of bosbaden voor, met name bij mensen die lijden aan depressie en ADHD, en promoot de overheid een bosbad, een soort mindful bosbezoek, als onderdeel van het nationale gezondheidsprogramma. In Nederland is er sinds enkele jaren de beweging ‘natuur op recept’, die buitenlandse initiatieven naar Nederland wil vertalen.
Dit betekent niet dat mensen hun pillen niet moeten nemen. De natuur werkt aanvullend.
Dirk Avonts, emeritus professor huisartsgeneeskunde (UAntwerpen)
Zonder gsm
In een pilootproject in twee Antwerpse huisartsenpraktijken werd de therapietrouw onderzocht van patiënten die natuur op doktersrecept krijgen. De deelnemende huisartsen schreven patiënten met chronische aandoeningen of psychische moeilijkheden als onderdeel van de behandeling natuurbezoek voor, op maat van de patiënt.
‘Het allerbeste dat je voor je mentale gezondheid kunt doen, is regelmatig op een bankje in het groen gaan zitten, voor je uit kijken en je vervelen. Het geluidlandschap van de natuur kalmeert onze hersenen in een paar seconden tijd’, lacht huisarts Dirk Avonts.
In het Antwerpse project bleek de meerderheid van de patiënten het groene doktersadvies trouw op te volgen. ‘Dat laat zien dat patiënten de zaak toch wat serieuzer nemen als een dokter iets zwart-op-wit opschrijft’, zegt professor Keune, die het onderzoek mee begeleidde. Veel mensen weten namelijk wel dat natuur goed voor hen is, maar kunnen een duwtje in de rug en de bijbehorende structuur goed gebruiken. In de drukte van alledag schiet een bezoek aan de natuur er vaak bij in. Ook is er een aanzienlijke groep mensen die niet uit zichzelf de natuur in gaat.
Maar hoe werkt zo’n groen doktersbriefje nou? Strakker dan je zou denken. Avonts: ‘We leggen de patiënt eerst uit waarom natuurbezoek belangrijk voor hem of haar is. Dan zoeken we met een plannetje van de omgeving naar een stuk groen waar de patiënt makkelijk heen kan. Zo’n voorschrift is vaak ook best gedetailleerd: vijftien minuten daags vogels bekijken, vier keer per week een halfuur in het park op een bankje verpozen zonder gsm en de natuur in je opnemen, een routebeschrijving van een mooie boswandeling, een doorverwijzing naar een wandelclub of collectieve moestuin. En dat alles met de boodschap: hang dit briefje centraal op je koelkast.’
Hoeveel tijd moet je in de natuur doorbrengen voordat het effect heeft? Twee uur per week zou volstaan, volgens onderzoek. ‘Na tien à twintig minuten in de natuur treden al fysiologisch meetbare effecten op. Blootstelling van 120 minuten per week zou de meest optimale dosis zijn, en het maakt niet uit of dat in één keer is of in meerdere keren’, zegt gezondheidswetenschapper Nathalie Michels (UGent).
Respect voor bomen
Met wat voor natuur we in contact moeten komen, en welke natuur geldt als een voldoende groene en biodiverse omgeving, daarover bestaat nog geen consensus. Een vuistregel die sommige wetenschappers hanteren is de zogenaamde 3-30-300- regel. ‘De exacte getallen zijn niet onderbouwd, de strekking wel’, zegt omgevingspsycholoog Sjerp de Vries. De formule, die werd gemunt door de Canadese onderzoeker Cecil Konijnendijk, zegt dat iedereen in zijn directe omgeving, op een paar meter afstand, 3 grote bomen nodig heeft. Verder zou 30 procent van de oppervlakte van de wijk waar je woont met boomkruin bedekt moeten zijn, en zou er op 300 meter van je woonplaats een wat groter natuurgebied moeten liggen, met meer biodiversiteit, of een park van zeker 2 hectare groot.
‘In ons land zitten we op dat vlak met een groot probleem: als er iets wordt aangelegd, hakken ze meteen de oude bomen om. Maar hoe meer en hoe groter de bomen, hoe gezonder de bewoners’, zegt Avonts. ‘We moeten opnieuw respect krijgen voor bomen, vooral voor oude.’
Ook Sjerp de Vries zegt dat de dichtheid aan straatbomen in verscheidene studies omgekeerd gerelateerd is gebleken aan het gebruik van antidepressiva in een buurt. Anders gezegd: hoe meer bomen, hoe minder antidepressiva. Hij benadrukt daarom meer algemeen het belang van alledaagse contacten met ‘kleine groenelementen zoals laanbomen en perkjes’.
Gezondheidswetenschapper Nathalie Michels ziet het ook zo. ‘Kleine hoeveelheden natuur kunnen al effect hebben. Hoe natuurlijker de omgeving, hoe beter. Maar een tuintje, een klein stadspark, een paar bomen, een beek of een grasveld: het telt allemaal mee. We hoeven niet met z’n allen naar een nationaal park. Elke natuur is goed.’