9 vrouwen op de 10 in België plegen abortus als ze te horen krijgen dat hun kind het downsyndroom heeft. Volgens Jo Lebeer, docent Handicapstudies, moeten we mensen die verschillend zijn net omarmen.
‘Onze samenleving stuwt ouders te makkelijk richting abortus als ze te horen krijgen dat hun kind het downsyndroom heeft’, zegt Jo Lebeer, docent Handicapstudies aan de Universiteit Antwerpen in de krant Het Nieuwsblad. ‘Onder druk van de maatschappij en de negatieve beeldvorming kiezen we voor massale exterminatie’, zegt hij. Hij maakt zelfs de vergelijking met de Holocaust tijdens de Tweede Wereldoorlog. ‘Met dat verschil dat de uitroeiing van de joden georganiseerd werd door de staat.’
Lebeer wijst met een beschuldigende vinger naar de centra voor medische genetica, die de zogenaamde NIPT of niet-invasieve prenatale test aanbieden die het downsyndroom opspoort. Volgens hem beschouwen die centra voor genetica abortus als een evidentie en zijn niet het best geplaatst om ouders te informeren.
‘Wij laten ouders de keuze’
Geert Mortier, diensthoofd medische genetica aan het Universitair Ziekenhuis Antwerpen, is niet te spreken over deze uitspraak. ‘Het is niet omdat we een prenatale test aanbieden dat we ten strijde trekken tegen het downsyndroom’, zegt hij in Het Nieuwsblad. ‘Wij informeren ouders, brengen hen in contact met ouders die een downkindje hebben en laten hen de keuze.’
Lebeer laakt daarnaast ook het gebrek aan begeleiding voor kinderen met down. ‘We moeten mensen die verschillend zijn net omarmen. Tweeduizend jaar geleden gooiden de Romeinen gehandicapte kinderen in de Tiber. Wat hebben we aan beschaving gewinnen als we nu hetzelfde doen voor de geboorte?’ (TE)
