Alcoholmisbruik in de sport: waarom sommige sporters na de wedstrijd in de drank vliegen
Het is geen toeval dat veel sportclubs gesponsord worden door alcoholfabrikanten.
Volgens internationaal onderzoek doen mannen en vrouwen die matig drinken 2 keer vaker aan sport dan zij die nooit alcohol drinken. Mensen die minstens 1 keer per week te veel drinken, doen 64 procent vaker aan sport dan niet-drinkers. Sporters drinken ook meer op dagen dat ze aan sport doen.
‘Er bestaat geen twijfel over, jonge sporters drinken meer en doen vaker aan bingedrinking’, bevestigt Thierry Devreker, kindergastro-enteroloog van het UZ Brussel. Hij maakt deel uit van een kleine groep mensen die het probleem van overmatig alcoholgebruik in sportclubs ernstig nemen. ‘Onderzoek in Nederlandse sportclubs toont aan dat ruim 32procent niet drinkt op de avond voor een wedstrijd. Maar net na een wedstrijd is dat nog maar 10 procent. Alle andere drinken wel. Om een beeld te krijgen voor ons land ondervroegen we bijna 500 Belgische jongeren tussen 12 en 18 jaar Daarvan deden er 353 aan sport; 23 op hoog niveau, 158 op wedstrijdniveau en 172 als hobby. Van alle jongeren samen had driekwart al alcohol geconsumeerd en dat aantal liep op met de leeftijd: van 55 naar 92 procent. De meisjes namen daarin het voortouw op de jongens, maar in de oudste groep was er geen verschil meer.’
De niet-sportieve 14-16-jarigen dronken gemiddeld 0,2 eenheden alcohol per dag. Bij de sporters schommelde dat rond 0,36. Bij de 16-18-jarigen waren dat respectievelijk 0,34 en 0,63 eenheden.
Sporters weten waarom
Diverse hypothesen proberen het fenomeen te verklaren. Een gaat over de ‘beloning’ waar jongeren en sporters erg op uit zijn. Sporten activeert, net zoals alcohol, een gebied in de hersenen dat betrekking heeft op beloning. Alcohol blijkt het weldadige gevoel na sport te versterken en te verlengen. Een andere hypothese gaat over sociaal contact: sommigen doen aan teamsport om aansluiting te vinden bij een groep, en de ‘derde speelhelft’ brengt de teamspelers samen in een meer feestelijke context.
”Work hard, play hard’: sporters leggen hun hele ziel in wat ze doen, en voor sommigen geldt dat ook voor de derde speelhelft.’
Thierry Devreker
Devreker denkt nog aan andere pistes. ‘Zoals de hypothese ‘Work hard, play hard’: sporters leggen hun hele ziel in wat ze doen, en voor sommigen geldt dat ook voor de derde speelhelft. Mogelijk denken sporters ook dat ze dankzij hun atletische lichaamsbouw beter tegen alcohol kunnen en dat het sporten de kwalijke gevolgen van overmatig alcoholgebruik tegengaat. Dan is er nog de prestatiedruk, die na een wedstrijd verlicht kan worden met een goed glas.’
Dat alles gebeurt onder het goedkeurende oog van alcoholproducenten, die clubs, federaties en wedstrijden sponsoren.
Familiaal imago
Om de alcoholproblematiek in de sport aan te pakken, zette de Vlaamse Vereniging voor Alcohol en andere Drugs het project ‘Sportivos’ op. Devreker werkt er aan mee. ‘De sportclubs, cruciale partners in dit project, nemen op vrijwillige basis deel aan het programma en worden begeleid om alcoholmisbruik aan te pakken. Belangrijk, want sportclubs die zo’n programma volgen, zien het risicogedrag bij hun leden afnemen. Wij maken de clubs bewust van de risico’s van alcohol en zetten hen ertoe aan maatregelen te treffen om het drankgebruik te verminderen.’
In clubs die slechts een minimum aan maatregelen nemen, zorgt de alcoholverkoop voor maar liefst 63 procent van de clubinkomsten. In de ‘strengste’ clubs is dat slechts 28 procent. Die clubs krijgen een meer familiaal imago, waardoor het ledenaantal stijgt en ook niet-spelers blijven napraten en meer consumeren. Dat zorgt voor hogere inkomsten uit lidgelden (van 10 naar 18 procent), sponsoring (van 7 naar 14 procent) en kantine en restaurant (van 7 naar 15 procent). Een sterker imago en beter gespekte kas. Mooi meegenomen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier