Weer of geen weer Altijd de weerman
Het weer is er altijd. Soms overdonderend aanwezig, vaker bescheiden op de achtergrond. Veelbesproken ook, het sociale glijmiddel voor onze dagelijkse contacten. Het weerbericht is populair. Weermannen en -vrouwen houden ons dagelijks op de hoogte van de laatste verwachtingen. Sommigen hebben een ware sterrenstatus weten te verwerven.
Vanaf het midden van de 19de eeuw werden door de pasgevormde nationale meteorologische instituten voor het eerst wetenschappelijk onderbouwde weerberichten uitgegeven. Die eerste bulletins waren vooral bedoeld voor de scheepvaart. Weersvoorspellingen voor de gewone man komen pas met de brede verspreiding van de radio in de jaren dertig van de vorige eeuw.
Met de komst van de televisie, in Nederland in 1951 en Vlaanderen in 1953, kreeg het weerbericht een gezicht. Hoewel… Het uiterlijk van de eerste presentatoren bleef voor de kijkers verborgen. Alleen hun arm kwam in beeld. Die tekende, vergezeld van gesproken uitleg, de temperaturen, drukgebieden en fronten op een weerkaart. In Nederland waren Cor van der Ham en Joop den Tonkelaar weermannen van het eerste uur. ‘Niemand van ons wil er de schuld van krijgen als het regent’, stelde ooit Tonkelaar droogkomisch. Onzichtbaarheid heet ook zo zijn voordelen. In het begin werd er met een krijtje getekend, maar na klachten over het naar krassende geluid werd die ingewisseld voor een lippenstift, in navolging van de Vlaamse weerman van het eerste uur Armand Pien (Boldoot, kleur 36).
Armand Pien (1920-2003) is een van de aartsvaders van het weerpraatje in de Lage Landen. Hij was in 1953 als presentator van het Vlaamse weerbericht geworven uit de gelederen van het Koninklijk Meteorologisch Instituut vooral omdat hij daar als enige de Nederlandse taal machtig was. Het bleek een gelukkige keuze. ‘Pientje de leugenaar’, zoals hij liefkozend ook wel werd genoemd, ontpopte zich met zijn losse stijl en vaderlijke grapjes als een publiekslieveling. En met zelfverzonnen spreuken zoals ‘Een herfst zonder storm is als een vrouw zonder vorm’ (nu wellicht #metoo tartend, toen gewoon lachen). Zijn liefde voor de wonderen der natuur stak hij niet onder stoelen of banken. Te pas en te onpas wist hij uitzonderlijk gevormde stukken fruit of groente het weerbericht binnen te loodsen. De uitzending waarbij hij een wortel met een piemeltje als aanwijsstokje gebruikte deed de Vlamingen gieren. Het veelvuldig opvoeren van de straalstroom werd legendarisch. Na 37 lange jaren stopte hij in 1990 hij als presentator.
‘Voor maandag een klein zeventje’
In Nederland groeide Jan Pelleboer (1924-1992) uit tot een icoon. Pelleboer, in 1924 als boerenzoon geboren in ‘s-Heerenbroek, een plaatsje aan de IJssel onder de rook van Zwolle, maakte al vanaf zijn veertiende weerberichten die hij aanplakte op een schuur naast het dorpscafé. In 1954 startte hij als zelfstandig weerman. In totaal zou hij voor 42 dag- en weekbladen en tijdschriften over het weer schrijven, soms wel voor twintig tegelijk. In de jaren zeventig groeide Pelleboer uit tot een nationale bekendheid. Zijn dialect en karakteristieke hoge stemgeluid, uitbundige haardos en niet in de laatste plaats z’n uitstekende verwachtingen maakten hem tot een publiekslieveling. Pelleboer praatte over het weer zoals de mensen op de straat dat deden. Hou het simpel, was zijn motto. Hij gaf daarom het weer een rapportcijfer (‘Voor maandag krijgt het weer van mij een klein zeventje’).
Lange tijd was het weerbericht exclusief het domein van mannen. Pas omstreeks 1990 verschenen de eerste vrouwen in beeld. In Nederland was dat Margot Ribberink (1990), in Vlaanderen Sabine Hagedoren (1993). Werden weermannen als Pien en Pelleboer (de grote P’s) vooral gewaardeerd om hun ongekunsteldheid en simpele humor, bij de weervrouw speelt het uiterlijk een evenzo bepalende rol. Modejournaliste Cécile Narinx noemde onlangs ‘klagen over de kleren van de weervrouw’ een nieuwe volkssport. De Vlaamse Sabine Hagedoren werd meer dan eens verweten haar kleding onvoldoende op het seizoen af te stemmen. Kwaadaardiger waren de commentaren die Cécile Djunga, weervrouw en ook de enige zwarte presentator op de Belgische tv destijds, over zich heen kreeg. Na een jaar van aanhoudende racistische opmerkingen hing ze in 2018 haar tv-werk aan de wilgen.
‘Oant moarn’
Dat het weerpraatje ook politiek kan zijn, bewees het jaar 1986 toen op 26 april de kernreactor in Tsjernobyl ontplofte. Bij die ramp werden grote hoeveelheden radioactief materiaal in de atmosfeer geblazen. De Vlaamse weercoryfee Armand Pien verzekerde de Belgen dat er niets te vrezen viel. Feit was dat op dat moment er al een sterk verhoogde straling boven het land werd gemeten. Pien meende dat hij die informatie in zijn volgende bericht niet mocht verzwijgen. Zijn meerderen dachten daar anders over. Hij mocht wel melding maken van een radioactieve wolk boven het land, maar niet de risico’s daarvan noemen. ‘Ik moest me dus aan de richtlijnen houden. Mijn uitleg over de radioactieve wolk was puur meteorologisch. Ik heb gezegd hoe de lucht door het land trok, meer niet. Het was een atoombom die boven België hing.’
Televisie verliest ruimte aan het internet, vooral onder jongeren gaat dat hard. Betekent dat het einde van het weerpraatje? Het lijkt er nog niet op, het weerbericht scoort onveranderd hoge kijkcijfers. Weermannen en -vrouwen als Peter Timofeeff, Piet ‘oant moarn’ Paulusma, Frank Deboosere, Helga van Leur, Willemijn Hoebert, Valérie Thys en Jill Peeters zijn onverminderd populair. Toen Paulusma na 23 jaar bij de zender SBS moest vertrekken, stak een mediastorm op. Het zijn mensen van vlees en bloed. En de weerapp? Mijn advies: steek gewoon je kop buiten de deur en voel de regen. Een betere buienradar is er niet. Gegarandeerd bevrijdend.
G/Geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier