Het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft geen nieuwe mythes nodig

Andrée de Jongh (1941). ‘De kleine wervelwind’ was haar bijnaam. ©  Collection privée M.P. D'udekem d'acoz

De herinnering aan het verzet in de Tweede Wereldoorlog wordt nieuw leven ingeblazen. Zijn we op weg naar een nieuwe verzetsmythe, vragen Michèle Corthals (UAntwerpen) en Babette Weyns (UGent) zich af. Zij doctoreren allebei over het verzet in België tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zij waarschuwen voor overcompensatie in de strijd tegen negatieve stereotypen over het verzet.

Met de zopas verschenen verzetsnovelle De weg naar San Sebastian wilde auteur Tim Van Steendam het verhaal over verzetsvrouw Andrée de Jongh ‘anders’ vertellen, als een noodzakelijke toevoeging aan historisch-wetenschappelijke werken om De Jongh – en bij uitbreiding het verzet – de plek in onze herinnering te geven die ze verdient.

Het expliciet gefictionaliseerde boekje werd door Knack Focus besproken in de categorie ‘non-fictie’. Dat lijkt misschien een triviale keuze, maar ze is kenschetsend voor de verwarring die de schreeuw om ‘meer aandacht voor het verzet’ teweegbrengt. Daarbij vervaagt het fundamentele onderscheid tussen de geschiedenis van het verzet en de (verbeelde) herinnering eraan.

‘Het verzet’ is een verzamelnaam voor een heel diverse groep van mensen.

Dat De Jonghs verhaal tot de verbeelding spreekt, is duidelijk. De Britse voormalige inlichtingenagent Airey Neave stelde het verhaal van de Little Cyclone – bijnaam van De Jongh – te boek, in 2014 vertaald als Heldin achter de frontlijn. En in 2016 schreef ook de Belgische historica Marie-Pierre d’Udekem d’Acoz het levensverhaal van de vrouw neer. Bovendien houden meerdere (nationale en internationale) verenigingen de herinnering levend aan de Ligne Comète, de ontsnappingslijn die door De Jongh werd opgericht. Ze is dus zeker niet door iedereen vergeten. We zouden Andrée de Jongh zelfs met gemak een van de bekendste Belgische verzetsmensen kunnen noemen.

Panthéon

De klassieke vaststelling dat in Vlaanderen de vergeten verzetshelden nooit het monument hebben gekregen dat ze verdienen, wordt vaak vergeleken met de prominente plaats die het verzet inneemt in het Franse, Nederlandse of zelfs Waalse collectieve geheugen.

Maar ook de status van het verzet in Frankrijk is niet zo evident als het vaak wordt voorgesteld. De as van verzetsman Jean Moulin kreeg in 1964 een plek in het Panthéon, een symbolisch eerbetoon van president Charles de Gaulle, leider van La France libre tijdens de oorlog. Hij maakte Moulin tot mythisch symbool van het eengemaakte Franse verzet waarachter de bevolking zich als één blok had geschaard. Een politiek identitaire interpretatie van het verleden.

Tegenwoordig stellen Franse historici de werkelijke impact van dat ‘gaullisme’ ter discussie. Ze pleiten voor een genuanceerde visie op de verzetsgeschiedenis, in al haar complexe facetten. Meer nog, in een poging om tegen die verzetsmythe in te gaan, sloeg de slinger soms zelfs te ver door, waardoor er over het verzet alleen nog negatieve elementen werden aangehaald.

Jean Moulin, mythisch symbool van het Franse verzet.
Jean Moulin, mythisch symbool van het Franse verzet. © Belga images

In Nederland is een soortgelijke dynamiek aan de gang. Verzetsmensen werden na de Tweede Wereldoorlog voorgesteld als ‘de ware Nederlanders, de lijm der natie’. Voor complexiteit of nuance was bij zulke verheerlijking geen plaats. Dat leidde al in de jaren zestig tot een tegenreactie. Het verzet werd van zijn sokkel gehaald.

Vorig jaar nog ontstond er in Nederland ophef over de beslissing van het Verzetsmuseum in Amsterdam om niet langer de term ‘verzetsheld’ te gebruiken, in een poging om een meer inclusief verzetsverhaal te vertellen. ‘Verzetsmensen kunnen een inspirerend voorbeeld zijn, ook zonder heldenstatus. Wij willen niet heroïseren, wij willen juist menselijke kanten laten zien’, reageerde Liesbeth Horst, directeur van het museum, daarop.

Na de uitzending van Het verhaal van Nederland reageerden voormalige verzetsmensen dan weer misnoegd omdat de kijkers een te beknopte en eenzijdige blik op het verzet werd voorgeschoteld. Gelijktijdig verschijnen in Vlaanderen krantenartikels die expliciet op zoek gaan naar ‘de helden van het eerste uur’.

Door het proces van (de)mythologisering kende de beeldvorming en het wetenschappelijke debat over het verzet in Frankrijk en Nederland een dynamiek die in België ontbreekt. Een persoonscultus zoals voor Jean Moulin is er hier nooit geweest en historici hadden geen idealiserende mythes te ontkrachten. Zo’n cultus was er ook niet in Wallonië, waar collaborateur Léon Degrelle bekender is dan verzetsman Walthère Dewé.

Antiheld

De publieke beeldvorming over het verleden, met zijn vastgeroeste mythes, kan hardnekkig zijn. De tv-documentaire De Nieuwe Orde van Maurice De Wilde heeft dat beeld in de jaren 1980 al enigszins bijgesteld. Ook de enorme ruk naar rechts in het Vlaamse politieke landschap begin jaren 1990 veranderde de politieke omgang met het oorlogsverleden. Het waren evenwel pas de onderzoeken van sociologen Steven Dhondt en Luc Huyse (Onverwerkt verleden, 1991) en historici Bruno De Wever (Greep naar de macht, 1994) en Koen Aerts (Repressie zonder maat of einde?, 2014) die definitief komaf maakten met de mythes over collaboratie en repressie.

Pas in de jaren 1990 werd komaf gemaakt met de mythes over collaboratie en repressie.

Het verzet bleef tijdens deze evolutie steeds op de achtergrond, alsof eerst afgerekend moest worden met mythes en taboes over collaboratie vooraleer Vlaamse historici zich aan de verzetsgeschiedenis konden zetten. De Wilde had wel degelijk ook verzetsmensen geïnterviewd, maar hij kende hen allerminst een heldenstatus toe.

De veel recentere ‘Kinderen van’-reeksen, op initiatief van historicus Koen Aerts op Canvas, brachten heel wat meer teweeg. Kinderen van het verzet deed veel stemmen opgaan voor méér verzetshelden in het straatbeeld en meer aandacht voor de verdiensten van het verzet, kortom voor ‘meer herinnering’. De laatste aflevering van de reeks maakte de kijker duidelijk dat in de mythes over Vlaamse collaborateurs als slachtoffers van een meedogenloze anti-Vlaamse repressie, verzetsmensen de rol van antiheld vervulden. De gelijktijdige sterke winst voor partijen als de N-VA en het Vlaams Belang zetten de eisen voor meer aandacht voor het verzet kracht bij, aangezien het verzetsverleden zich gemakkelijk laat inkapselen in een politieke strijd tegen (extreem)rechts.

In Frankrijk sloeg volgens sommige historici de slinger te ver door in de demythologisering van het verzet. We moeten ervoor opletten dat hier niet net het omgekeerde gebeurt. Want mythes bevecht je met fundamenteel historisch onderzoek. Niet met nieuwe mythes. Doen we dat wel, dan vallen we al snel terug in een opbod van positieve en negatieve stereotypen.

Tom Lanoye liet in een interview met De Morgen vallen dat de helden van het verzet zich niet lenen tot een ‘spannend, relevant, gelaagd boek.’ Hij werd in een gesprek met Knack tegengesproken door Rik Van Cauwelaert, die vaststelde dat het verzet ook niet altijd ‘wit en goed’ was. ‘Onderschat de rol van de communisten niet’, voegde hij eraan toe. Beide uitspraken tonen meer vooroordelen over het verzet dan begrip ervan. Heel snel vervalt het verzet in een verhaal over helden en antihelden. Aan ons historici om met de vlag van nuance en complexiteit te zwaaien.

Fragiel evenwicht

Hoe ziet méér verzetsherinnering eruit en waartoe moet ze dienen? Zoals de negatieve stereotypen over het verzet in het narratief van voormalige Vlaamse collaborateurs niet overeenstemde met de werkelijkheid, dekt ook de inkapseling in een hedendaagse strijd tegen (extreem)rechts niet de diverse beweegredenen van de verzetsmensen in de Tweede Wereldooorlog. Een moraliserende blik leidt tot afgevlakte personages en verhalen. Er moet ruimte blijven voor kritische vragen en diepgaand onderzoek.

Mythes bevecht je met fundamenteel historisch onderzoek. Niet met nieuwe mythes.

‘Verzet’ is een verzamelnaam voor een heel diverse groep van mensen die elk om hun eigen redenen en volgens hun eigen vaardigheden in opstand kwamen tegen de bezetter. De geschiedenis van het verzet vertelt een verhaal waarin niet iedereen even moedig was ‘vanaf het eerste uur’ of waarin sommigen de strijd na verloop van tijd opgaven. Een verhaal van menselijke fouten ook, in een strijd met een bijzonder fragiele balans tussen voorzichtigheid en risico. Er werden wonderbaarlijke vriendschappen gesmeed, terwijl anderen elkaar na de oorlog nooit meer wilden spreken. De historische én maatschappelijke relevantie zit net in de menselijke – en vaak tegenstrijdige – verhalen achter wie we nu als helden wensen te portretteren. Door louter te zoeken naar verhalen die in het plaatje van ‘de held’ passen, doen we de geschiedenis van het verzet en zijn mensen evenmin recht aan.

‘Zonder onderzoek geen debat, en zonder debat geen herinnering. Je kunt de stappen daarin niet overslaan, anders eindig je met lege herdenkingen’, zo verwoordde historicus Nico Wouters het in 2019 naar aanleiding van de 75-jarige herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog. In de aanloop naar 8 mei 2023 is het opnieuw belangrijk daar alert voor te zijn. Door herdenking te verwarren met geschiedenis creëren we een situatie waarin het verschil tussen feit en fictie niet meer duidelijk is – of er ogenschijnlijk niet meer toe doet – zoals in het onthaal van de novelle over De Jongh. Mensen uit het verzet herdenken en eer betuigen is enorm waardevol en belangrijk. Verzetsgeschiedenis levert inzicht in actuele vraagstukken. Maar het verzet hoeft geen onuitputtelijk vat vol canonieke ‘helden van het eerste uur’ te zijn om relevant te zijn. Met een nieuwe verzetsmythe is niemand gediend.

Lees meer over:
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content