Het verhaal van Toussaint Louverture: de slaaf die Haïti bevrijdde
De leider van de slavenopstand die in 1804 uitmondde in de Haïtiaanse onafhankelijkheid, heeft een aangrijpende nieuwe biografie gekregen. Dit is het verhaal van Toussaint Louverture.
Het verhaal van Toussaint Louverture (1740-1803) valt moeilijk te overtreffen. Hij bracht zijn jeugd door als slaaf op een suikerrietplantage in de Caraïben. Vervolgens transformeerde hij van revolutionair leider tot Frans generaal en zelfs koloniaal gouverneur, om de dood te vinden in de Franse Jura. Als gevangene van Napoleon Bonaparte. ‘Door mij aan te pakken,’ zei Louverture, toen hij in juni 1802 geboeid aan boord ging van een schip naar Brest, ‘vel je de boom van de vrijheid van Saint- Domingue. Maar hij zal opnieuw schieten, want hij heeft diepe wortels.’ Louverture zou gelijk krijgen. Twee jaar later waren de Fransen hun fenomenaal winstgevende kolonie op het westelijke deel van Hispaniola, het huidige Haïti, voorgoed kwijt.
Napoleon zwoer dat hij “geen enkele épaulette zou tolereren op de schouders van die negers”.
Toussaint Louverture stond op tegen alle krachten van zijn tijd: slavernij, kolonisatie, imperialistische dominantie, raciale hiërarchie en Europese culturele suprematie. Maar lange tijd werden zijn verhaal en dat van de Haïtiaanse Revolutie (1791-1804) op een louter neerbuigende toon verteld. Met in de hoofdrol ‘primitieve Afrikanen zonder toekomstproject of politieke idealen, zwarte wilden die zich te buiten gingen aan geweld’.
Sla de recente geschiedenisboeken over de revoluties van de late achttiende eeuw erop na: die behandelen alleen Frankrijk en Amerika, terwijl de belangrijkste kanteling zich volgens Oxford-professor Sudhir Hazareesingh in Haïti voltrok. ‘Die revolutie werd door de héle zwarte bevolking gedragen. Het was een nationale bevrijdingsoorlog die radicale verandering forceerde, zeker als het over slavernij gaat. Terwijl de Amerikanen die kwestie tot in 1860 links lieten liggen, en de Fransen de slavernij eerst afschaften maar begin negentiende eeuw weer invoerden, rekende de Haïtiaanse Revolutie er in 1804 voorgoed mee af. Het land werd een baken voor de vrijheidsstrijd in de hele Atlantische wereld. Als Toussaint Louverture nu geleefd had, was hij vast een van de voormannen van Black Lives Matter geweest.’
Een tekort aan biografieën van Toussaint Louverture was er de voorbije eeuwen niet. Toch wilde Hazareesingh, bekend van boeken over Napoleon, Charles De Gaulle en de Franse mentaliteit, hem opnieuw op de kaart zetten. Het resultaat is het lovend onthaalde Black Spartacus. ‘In de gigantische papierstroom die hij heeft achtergelaten, wilde ik op zoek gaan naar zijn authentieke stem. Al te vaak werd Toussaint Louverture herleid tot een epigoon, terwijl zijn denken juist origineel en veelkantig was. Hij was het allemaal: de zoon van een West- Afrikaanse edelman, een kind van de verlichting, een devoot katholiek, een ingewijde in de voodootradities en vader des vaderlands. Het is door hem dat de eerste onafhankelijke zwarte republiek ter wereld ontstond, precies daar waar Christoffel Columbus drie eeuwen eerder van boord was gegaan.’
In de tijd tussen die historische momenten zag Hispaniola zijn Taíno-indianen uitgeroeid en voerden slavenschepen, vanaf 1517, niet minder dan 800.000 geketende mannen, vrouwen en kinderen aan uit West-Afrika. Voor Spaanse meesters eerst, en vanaf het einde van de zeventiende eeuw ook voor Franse. Op het westelijke deel van het eiland stichtten zij Saint-Domingue en noemden het ‘de parel van de Antillen’, de suikerhoofdstad van de wereld.
Voor de Afrikanen, die op de plantages suikerriet, koffie en indigo verbouwden, was het de gruwelijkste plek op aarde – hun gemiddelde ‘houdbaarheid’ was minder dan drie jaar. Velen probeerden zelfmoord te plegen, anderen namen de benen. Er zijn wilde verhalen over eenmalige weglopers die met amputaties werden bestraft en recidivisten wier hoofden op staken eindigden. In 1685 decreteerde Lodewijk XIV dat slaven recht hadden op onderdak, rust en voldoende voedsel, maar de planters hielden zich niet aan zijn Code Noir. Ongestraft vergrepen ze zich aan hun menselijke bezittingen.
In dat universum werd Toussaint rond 1740 geboren op Bréda, een suikerrietplantage met 150 slaven in het noorden van Saint-Domingue. Zijn vader was in een vorig leven een hoge ambtenaar in Allada, het huidige Benin, en droeg zijn kennis van de natuur en de kruidengeneeskunde over aan zijn nageslacht. Met Toussaint had hij een dankbare leerling. Het kind was klein en ziekelijk – ‘magere tak’ werd hij spottend genoemd – maar aan grijze hersencellen ontbrak het hem niet.
De jezuïeten leerden de jongen lezen en schrijven, voor ze in 1865 door de koloniale autoriteiten van het eiland werden verbannen omdat hun naastenliefde als subversief gold. Ook op Bréda werden Toussaints talenten opgemerkt. Toen Bayon de Libertat in de jaren zeventig de nieuwe, gematigde opzichter werd, promoveerde de jongeman tot zijn rechterhand. Het duurde niet lang voor hij een vrije burger was.
Verbinding en broederschap
Aan de vooravond van de Franse Revolutie leefden dertigduizend planters, evenveel kleurlingen en een half miljoen slaven op Saint-Domingue. Ook voor hen luidde de bestorming van de Bastille in Parijs een nieuw tijdperk in. Toen les gens de couleur hoorden van de principes van vrijheid, gelijkheid en broederschap en de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger lazen, eisten ze prompt dezelfde status als les blancs. Hazareesingh: ‘De kleurlingen waren vrij maar niet gelijk, ook al bezaten ze een kwart van alle slaven. Volgens hen moest de nieuwe maatschappelijke hiërarchie gebaseerd zijn op bezit en niet op huidskleur. Ze vergaten dat veel Franse revolutionairen handelaars waren die hun fortuin hadden gebouwd op slavernij. Die groep was mordicus tegen de emancipatie van niet-Europeanen. Ze liet alle verzet de kop indrukken. Zo werden kleurlingenleiders als Vincent Ogé in februari 1791 geëxecuteerd.’
Minder dan een halfjaar later sloeg de vlam in de pan, met aanvallen van een paar duizend weggelopen slaven. Tegen het einde van 1791 waren alle plantages in het noorden en oosten van de kolonie in de as gelegd, hun witte meesters over de kling gejaagd.
Het is onduidelijk wanneer precies Toussaint zich bij de revolutie aansloot. Vaststaat dat hij op de hoogte was van de voodoobijeenkomsten die eraan vooraf waren gegaan. Vanaf het begin nam hij een bijzondere positie in: hij deelde de afschuw van de zwarte opstandelingen voor de slavernij, maar niet hun blinde haat voor álle Europeanen. Zo bracht hij zijn voormalige baas, Bayon de Libertat, aan het begin van de revolutie in veiligheid. Tijdens diens ballingschap in de Verenigde Staten ondersteunde hij hem financieel, en later probeerde hij hem terug naar Saint-Domingue te halen – tevergeefs.
Ook met de abolitionistische Franse bestuurder Étienne Laveaux werkte Toussaint na de afschaffing van de slavernij in 1794 nauw samen. Laveaux benoemde hem tot vicegouverneur. Nadat Toussaint een coup tegen hem had verijdeld, bedacht hij hem met de bijnaam Zwarte Spartacus. Toen Laveaux in 1796 naar Frankrijk terugkeerde, deed hij hem een pluim cadeau, die daarna als talisman op zijn hoed zou prijken. Het zou hem wel eens geluk kunnen hebben gebracht: bij een van de mislukte aanslagen op zijn leven doorboorden twee kogels zijn hoofddeksel, Toussaint zelf bleef ongedeerd.
‘Zijn hele leven lang’, meent Hazareesingh, ‘stond Toussaint voor verbinding. Uit politiek pragmatisme, maar evengoed vanuit zijn republicanisme en zijn diepe christelijke overtuiging. In zijn geschriften komt broederschap altijd weer naar voren. Toussaint geloofde rotsvast in een multiraciale maatschappij, waarin blanken, zwarten en kleurlingen respectvol en gelijkwaardig samenleefden. Tegelijk ging die behoefte aan broederschap over de zwarte meerderheid, mensen die in zes op de tien gevallen in Afrika geboren waren en weinig meer dan hun huidskleur deelden. Hun een gevoel van samenhorigheid geven: dat was misschien wel zijn moeilijkste opdracht.’
Verraad in eigen rangen
In Frankrijk had niemand de omwenteling in Saint-Domingue zien aankomen. Toen het nieuws Parijs in oktober 1791 bereikte, zei de misnoegde voorzitter van de abolitionistische Société des amis des Noirs, Jacques-Pierre Brissot, dat het ongetwijfeld een contrarevolutionaire samenzwering was: ‘Zwarte slaven bezitten niet de morele, intellectuele en materiële capaciteiten om een revolte van een dergelijke schaal te lanceren.’
Toussaint zou hem lik op stuk geven. In de strijd met de Spanjaarden tegen de Fransen, en vanaf 1794 onder Franse vlag tegen de Britten en de Spanjaarden, toonde hij zich een gedreven veldheer, een vernuftig strateeg en een charismatisch leider. Hij bracht zijn troepen guerrillatactieken bij, verbood plunderingen, en eiste dat ze krijgsgevangenen goed behandelden.
Het was op het slagveld dat hij zijn naam kreeg. ‘ Cet homme fait donc ouverture partout‘: een Franse commissaris zou zich die woorden hebben laten ontvallen in 1793, na Toussaints verovering van strategische locaties. Louverture zou zijn geuzennaam worden. Die naam symboliseerde niet alleen zijn persoonlijke ambitie, maar ook zijn hoop op een betere toekomst voor alle zwarten. ‘Terwijl Europeanen er het verlichtingsideaal van ouverture d’esprit in lazen,’ zegt Hazareesingh, ‘zagen zijn zwarte medestanders er een verwijzing in naar een nieuw begin en naar Papa Legba, de voodoogod die op kritieke momenten de hindernissen opheft en doorgang verschaft.’
Toussaint was bovenal een pion in een veel grotere imperialistische strijd. Hazareesingh: ‘Dankzij zijn scherpzinnigheid slaagde hij er lange tijd in de grote machten tegen elkaar uit te spelen.’ De Britten trokken zich na vijf jaar strijd uit Saint-Domingue terug. Van hun meer dan twintigduizend strijders was meer dan zestig procent gestorven – niet zelden aan gele koorts. Vervolgens viel Toussaint het Spaanse eilanddeel Santo Domingo binnen, waar hij tegen 1801 de slavernij afschafte.
Op dat moment was hij op het toppunt van zijn macht, maar zijn rijk lag in duigen. Toussaint begreep dat alleen hernieuwde welvaart de toekomst veilig kon stellen, en dat hij de relaties met naburige regio’s moest verbeteren. Saint-Domingue importeerde tenslotte het gros van zijn voedsel en buskruit.
‘Toussaint geloofde dat zijn revolutie iets fundamenteel nieuws had gecreëerd: een combinatie van Afrikaans dynamisme, Europees modernisme en Caraïbisch voluntarisme. Maar de uitdagingen waren gigantisch.’ Daarom besloot hij een eigen grondwet uit te vaardigen. Daarin verplichtte hij de gewezen slaven om nu als vrije arbeiders op de plantages te werken, benoemde hij zichzelf tot gouverneur voor het leven, en behield hij zich het recht voor om zijn opvolger aan te wijzen. Veel historici zagen in die laatste twee maatregelen een misstap. Hazareesingh ontwaart in Toussaints grondwet bovenal een defensief manoeuvre in een vijandige wereld.
‘De Britten hadden hun imperialistische neigingen al getoond, en de Fransen smeedden nieuwe invasieplannen. Toussaint zag bovendien dat Parijs vanaf 1800 probeerde de slavernij opnieuw in te voeren – daar werd actief voor gelobbyd. Hij kon dat niet laten gebeuren en probeerde een politieke gemeenschap op te bouwen die een grote mate van autonomie zou genieten, maar Frankrijk als soevereine macht erkende. Die visie was zo radicaal nieuw dat ze door niemand juist werd ingeschat. Frankrijk las er afscheiding in, terwijl Toussaint dat nooit wilde. Het zou nog anderhalve eeuw duren vooraleer Parijs klaar was voor dat concept.’
Ondertussen namen ook het verraad en de muiterijen in de eigen rangen toe. Een van die opstanden werd geleid door Toussaints neef Moyse, die hij had opgevoed als een zoon. De jonge veldheer vond dat zijn oom te welwillend omsprong met de blanken en te hard optrad tegen zwarte cultivateurs die niet meer op de plantages wilden werken. Toussaint sloeg de revolte neer, liet zijn neef executeren maar hield er een gebroken hart aan over.
Toussaint zou ervoor zorgen dat het niet nog een keer gebeurde en versterkte zijn greep op de macht. Hij liet alle zwarte ‘vagebonden’ oppakken en oreerde dat ‘vrijheid niet het recht inhoudt om niets te doen maar juist de kans is om je te concentreren op datgene waarvoor je bent voorbestemd’. In zijn volgende decreten ging hij nog verder: luiheid, prostitutie en overspel werden voortaan beschouwd als grote ondeugden. Toussaint was een morele kruisvaarder geworden.
In de val gelokt
Vanaf 1801 deden in Saint-Domingue geruchten de ronde dat Napoleon een grote vloot zou sturen om orde op zaken te stellen en de zwarte gouverneur af te zetten. Had Toussaint, zoals historici later zouden beweren, te weinig moeite gedaan om zoete broodjes te bakken met Bonaparte? Hazareesingh: ‘Ach, hij deed wat hij kon. Vanaf 1800 schreef hij verschillende onbeantwoorde brieven. Bovendien hielp hij Napoleons vrouw Josephine. Toen de plantages van haar familie in 1798 problemen kregen, ging Toussaint persoonlijk de orde herstellen. Josephine was hem zo dankbaar dat ze zijn twee zonen, die in Parijs studeerden, meermaals te eten inviteerde. Dat wist Napoleon maar al te best. Hij stelde zelfs een bedankbrief op, maar die werd nooit verstuurd.’
Was hij boos over Toussaints bezetting van de Spaanse eilandhelft, tegen het advies van Parijs in? ‘Wellicht, maar de belangrijkste factor lijkt me toch racisme. Napoleon zwoer dat hij “geen enkele épaulette zou tolereren op de schouders van die negers” en legde een inreisverbod in Frankrijk op aan kleurlingen en zwarte inwoners van de kolonies. In 1802 werd de slavenhandel opnieuw ingevoerd in Martinique, Tobago en Saint Lucia, en korte tijd later ook in Guadeloupe en Guyana. Saint-Domingue moest het centrum worden van Frankrijks koloniale rijk in de Nieuwe Wereld, met Guyana, Louisiana en Florida.’
Toen Toussaint op 29 januari 1802 tientallen Franse schepen aan de horizon bespeurde, wist hij hoe laat het was. ‘We zullen ten onder gaan’, zei hij tegen zijn secretaris. ‘Heel Frankrijk is naar Saint-Domingue gekomen.’ Wat hij niet besefte, was dat het verraad van zijn eigen commandanten zijn einde zou inluiden, veel eerder dan een gebrek aan manschappen.
De invasie werd geleid door Bonapartes schoonbroer Charles Leclerc, ‘een incompetente generaal die tegen april naar huis wilde’ en die uiteindelijk op Saint-Domingue aan gele koorts zou bezwijken. Toussaints laatste strijd was zijn meest grandioze, schrijft Hazareesingh. Met de tactiek van de verschroeide aarde en een combinatie van conventionele oorlogvoering en guerrillatactieken hield hij stand, maar zijn troepen slonken snel. Midden februari waren er nog maar zesduizend soldaten over. ‘Tot aan het regenseizoen’, zei Toussaint, ‘moeten vuur en destructie de belangrijkste wapens zijn. Daarna zullen gele koorts en uitputting de rest doen.’
Terwijl de ene na de andere commandant overliep, bewaakte de vader des vaderlands persoonlijk de frontlinie. De legende wil dat zijn troepen op een dag tegenover hun voormalige strijdmakkers stonden. De Zwarte Spartacus stapte resoluut op hen af en vroeg of ze bereid waren hun vaders en broeders te vermoorden. Er werd nog één schot gelost, waarna de andere overlopers op hun knieën vielen en om vergiffenis vroegen.
Nog wilde Toussaint niet breken met Frankrijk. Hij meende dat er ‘slechte mannen zoals Leclerc en Bonaparte’ waren, ‘maar ook goede, zoals papa Laveaux’. Zijn soldaten zongen de Marseillaise na elke overwinning. ‘We hebben nooit opgehouden Frans te zijn’, schreef hij aan Leclerc, met wie hij in april een bestand overeenkwam. Op zijn voorwaarden.
Hazareesingh: ‘Uiteindelijk is de eerste zwarte superheld van de moderne tijd begin juni1802 in de val gelokt, net na het verraad van zijn belangrijkste commandant, Jean-Jacques Dessalines, de latere eerste president van Haïti. Leclercs mannen vroegen Toussaints bemiddeling om stakende plantagearbeiders weer aan de slag te krijgen. Onbewapend en zonder escorte ging hij erheen, waarna hij werd ingerekend.’
‘Het had niet zo hoeven te lopen. Napoleon zou dat tijdens zijn gevangenschap in Sint-Helena (1815-’21) ook inzien. Had hij destijds een politieke overeenkomst met Toussaint gesloten, dan had Dessalines na zijn deportatie nooit de definitieve strijd tegen de Franse slavennatie ingezet. Wat als Toussaints plannen voor een egalitaire, multiraciale samenleving twee of drie decennia waren uitgevoerd en hij economisch succes had geboekt? De verhoudingen tussen Parijs en de kolonies zouden radicaal anders geweest zijn. De definitieve afschaffing van de slavernij, die er uiteindelijk in 1848 kwam, zou erdoor bespoedigd zijn.’
Had het Haïti behoed voor twee eeuwen van rampspoed? ‘Wie zal het zeggen? Tegelijk mag je de impact niet onderschatten van de herstelbetalingen die Frankrijk na de onafhankelijkheid oplegde. Vanaf 1825 zouden die honderdtweeëntwintig jaar lang dertig à veertig procent van het Haïtiaanse bnp wegvreten. Welk land zou daardoor niet zijn ontwricht?’
Sudhir Hazareesingh
– 18 oktober 1961: geboren in Mauritius
– Sinds 1990: hoogleraar politieke wetenschappen aan Balliol College, Oxford, gespecialiseerd in Franse geschiedenis vanaf 1850
– 2004: publiceert The Legend of Napoleon
– 2012: publiceert In the Shadow of the General: Modern France and the Myth of De Gaulle
– 2020: Black Spartacus: The Epic Life of Toussaint Louverture komt op de shortlist van de Baillie Gifford Prize, de belangrijkste Britse non-fictieprijs
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier