Gert Huskens
‘De echo’s van Leopold II, een koloniale Calimero’
Volgens historicus Gert Huskens draait het debat rond het koloniale verleden van België in Congo te veel rond de figuur van Leopold II en biedt dit ‘oud-kolonialen een uitgelezen opportuniteit om hun erg revisionistische en positieve perspectief te uiten en kracht bij te zetten’.
En ze gaan maar door met hun praatjes, die kletskousen! Ze bazuinen rond dat ik de inlandse bevolking ongelofelijk zware belastingen opleg – belastingen die pure diefstal zijn; belastingen die ze moeten voldoen door rubber in te zamelen, onder zware en steeds zwaardere omstandigheden, en door gratis voedselgewassen te kweken en te leveren – en dan blijkt ook nog dat, als zij door honger, ziekte, wanhoop en onafgebroken en uitputtend geploeter zonder te kunnen rusten, hun hutten in de steek laten en het oerwoud invluchten om aan hun straf te ontkomen, mijn bij vijandige stammen geronselde en door mijn Belgen opgestookte en gestuurde zwarte soldaten, hen achtervolgen, afslachten en hun dorpen in brand steken – en alleen wat meisjes sparen. Ze vertellen allemaal dat ik een natie van mensen zonder vrienden van de aardbodem vaag door middel van elke vorm van moord, alleen maar voor mijn eigen portemonnaie. […] Ze vertellen alleen wat tégen en nooit wat vóór mij pleit.
Uit Mark Twain [vertaling Eva Tas], King Leopold’s Soliloquy [Koning Leopold’s alleenspraak, België’s kolonialisme in de Kongo], 1905 [1961], 6.
Hoewel het postkoloniale debat de laatste jaren, maanden en weken steeds meer op kruissnelheid komt, vergeten we haast dat de relatie tussen Leopold II, Congo en België ook in het begin van de twintigste eeuw zelf hevig ter discussie stond.
Toen de beroemde Amerikaanse schrijver Mark Twain in 1905 bovenstaande woorden neerpende in zijn pamflet King Leopold’s Soliloquy (Koning Leopolds Alleenspraak) gaf hij met deze fictieve monoloog een internationaal platform aan de zogenaamde Congo Reform Association. Deze actiegroep onder leiding van de anti-kolonialistische allrounders Edward D. Morel en Roger Casement wou zo de welbekende afschuwelijke wanpraktijken, mishandelingen en moorden onder het regime van Leopold II aankaarten.
Beide heren kregen echter ook terechte kritiek voor hun paternalistische en raciale visies in de ontvoogdingsstrijd van de zwarten in Midden-Afrika en Morel bracht de koloniale troepen tijdens de Eerste Wereldoorlog actief in diskrediet. Desalniettemin was de Congo Reform Association een uitermate belangrijke factor in het radarwerk dat de vorst impliciet dwong zijn kolonie af te staan aan de Belgische staat.
Echo’s van een koloniale klaagzang
Wanneer we Twains fictieve klaagzang naast de woorden van hedendaagse pro-koloniale stemmen in het debat leggen, kunnen we niet anders dan vaststellen dat de geest van Leopold II nog steeds erg nadrukkelijk door het debat waart. De boodschap dat Leopold II ‘ook goede dingen heeft gedaan’ blijft resoneren.
De echo’s van Leopold II, een koloniale Calimero.
De combinatie van het citaat ‘Veel Congolezen koesteren het grootste respect voor Leopold II’ en een paginagrote afbeelding van Leopold II op de voorpagina van het meest recente nummer van Knack is in dit verband symptomatisch voor een groot deel van het Belgische mainstream postkoloniaal debat. Zou een quote op de cover uit de bijdrages van Nadia Nsayi, Bambi Ceuppens of Seckou Ouologuem niet zinvoller zijn geweest? Bovendien wordt de hele discussie al te vaak gecentraliseerd en gereduceerd tot de figuur Leopold II. Moet zijn standbeeld blijven staan of niet? Passen we de Leopold II-laan aan of niet? Steeds is het uitgangspunt van de discussie of we de komende jaren nu wel of niet zijn bebaarde gezicht zullen tegenkomen in het straatbeeld. Hoewel activisten en academici trachten de veel bredere reikwijdte van de pro-koloniale propaganda te duiden, durft men omwille van de erg sterke visuele aantrekkingskracht van deze figuur slechts zeer beperkt voorbij de vorst kijken. Steeds weer opnieuw keert men, ondanks kortstondige excursies naar andere thema’s, terug naar de oude vertrouwde Leopold II.
Deze tunnelvisie is niet onschuldig. Het biedt oud-kolonialen een uitgelezen opportuniteit om hun erg revisionistische en positieve perspectief te uiten en kracht bij te zetten. Leopold II als koloniale Calimero krijgt wederom een platform. Het is dankzij deze vernauwende blik dat zij hierbij kunnen stellen dat veel Congolezen respect koesteren voor Leopold II. Dat ze dit kunnen doen, kent ook zijn oorsprong in het toenmalige pro-koloniale discours dat Twain op treffende wijze imiteerde. Leopold II framede de kolonisatie van Congo immers als een moderniseringsmissie, een strijd tegen de Arabische slavernij en een uiting van technologische en wetenschappelijke vooruitgang.
De echo’s van dit discours kunnen echter enkel stand houden in een debat waar de focus op Leopold II overeind blijft. Bovendien vergeet men ook vaak te zeggen dat de in deze kringen geroemde koloniale infrastructuur en administratie volledig ten dienste stond van het vakkundig leegzuigen van de kolonie. Wanneer men kolonialisme op een veel bredere manier benadert en de toenmalige pro-koloniale groepen, het anti-kolonialistische verzet en de stem van de Congolezen op een constructieve manier beluistert, gaat deze stelling wankelen.
De oud-kolonialen bieden enkel een inzage in hun eigen sentimenten en kunnen niet spreken in naam van de (ex-)gekoloniseerden.
Versta me niet verkeerd, de oud-kolonialen moeten zeker niet monddood gemaakt worden. Ze moeten als betrokken partij in de postkoloniale discussies actief benaderd worden, maar bieden enkel een inzage in hun eigen sentimenten en kunnen niet spreken in naam van de (ex-)gekoloniseerden. Daarnaast is het duidelijk dat, zoals Vincent Viaene in 2008 al stelde in zijn baanbrekend onderzoek naar de Belgische imperialistische lobby, we enkel tot een volledig begrip komen van het Belgisch imperialisme als we het durven loskoppelen van onze fascinatie voor Leopold II. Het academisch onderzoek is de laatste jaren al deze weg ingeslagen, het publieke postkoloniale debat moet nog volgen.
Luisteren naar de Afro-Europeanen
Ik ben er stellig van overtuigd dat wanneer men de Congolezen zou bevragen over de wandaden in zowel de Vrijstaat als in Belgisch-Congo, er een veel genuanceerder beeld zou ontstaan. Daarom is het cruciaal om Congolezen zelf aan het woord te laten over hun eigen verleden.
Het is bijvoorbeeld pas met het boek Wanneer we spreken over kolonisatie onder redactie van het – nota bene Nederlandse – kunstenaarsduo (Vesna) Faassen & (Lukas) Verdijk dat vorig jaar voor de eerste keer verzameld historisch onderzoek van Congolese historici in het Nederlands werd gepubliceerd.
De Afropeanen zelf worden bovendien ook steeds meer aanwezig en mondiger. Zo bestaat er onder meer de podcast Dipsaus uit Nederland, het evenement Next generation, please! in Bozar met onder meer de afrofuturische musical EUphoria van platform Black Speaks Back, de bundel Zwart met Afro-Europese literatuur uit de Lage Landen, de driedaagse Africa is / in the Future en de website en het Instagram-kanaal banacongo. In Afrika zelf zou op zijn beurt een integratie van de Democratische Republiek Congo in het Afrobarometer-onderzoek erg veel potentieel hebben om de Congolese stem te horen.
Het is in deze context daarom erg surrealistisch dat een woordvoerder van een vereniging van oud-kolonialen de stem van de Congolezen op een voorpagina weergeeft. Ook ik loop het risico dezelfde zonde te begaan en het kan lijken dat ik impliciet de ‘stem van de zwarte’ wens te vertolken. Daarom wil ik duidelijk stellen dat ik het bovenstaande schreef in het volle bewustzijn van mijn witte positie in de samenleving. Mijn analyse is er voor iedereen die ze wil lezen, maar zonder enige pretentie een gemeenschap te vertegenwoordigen. Tegen deze achtergrond zeg ik: Afrikanen zelf en de Afro-Europese gemeenschap hebben heus een eigen mening, we moeten als maatschappij er alleen nog beter naar leren luisteren en ze erkennen in hun eigen recht.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier