Bij de beesten af: de vergeten geschiedenis van de dierenprocessen

MIDDELEEUWS DIERENPROCES Een zeug en haar biggen staan terecht omdat ze een kind hebben opgegeten. © Gettyimages
Sven Gins Historicus

In vroeger tijden werden ‘misdadige’ dieren strafrechtelijk vervolgd of zelfs geëxcommuniceerd. Nu dierenwelzijn en klimaatverandering hoog op de agenda staan, stelt historicus Sven Gins (Rijksuniversiteit Groningen), moeten we ons afvragen of we dieren én de natuur als rechtspersonen kunnen erkennen.

Na weken in de cel word je plots een rechtbank voorgeleid waar mensen die je niet begrijpen je lot bepalen. Een man grijpt je hardhandig vast en duwt je een karretje in. Na veel gehobbel stopt het bij een boom. De man sleept je het karretje uit en knoopt een touw aan je voeten vast. Je wringt en krijst, maar de man is te sterk en begint je aan een stevige tak op te hijsen. Heet bloed vult je hoofd, de druk is ondraaglijk. Je gespartel haalt niets uit. Een eeuwigheid van pijn strekt zich voor je uit. De dagen wegen op je vooraleer het dan toch eindigt, de dood vederlicht. Je doodsstrijd inspireerde weinig medeleven in de omstanders: je was niet het eerste, en zeker niet het laatste varken dat aan de galgenboom eindigde.

Zeshonderd jaar later is de strop wel verdwenen, maar blijft de rechtspersoonlijkheid van varkens en andere dieren een belangrijk punt in dierenrechtendiscussies. Zo hebben we het nu over hoe we het leven van dieren in de bio-industrie ‘dierwaardiger’ kunnen maken, en hoe we het gebruik van proefdieren voor farmaceutische en cosmetische tests kunnen limiteren. Daarnaast rees door de zaak Slater-Naruto in de VS enkele jaren terug de vraag of dieren auteursrecht kunnen claimen op zelfgemaakte selfies (nee, aldus de rechter). Tegelijkertijd besloten Argentijnse rechtbanken om de chimpansee Cecilia en de orang-oetang Sandra als rechtspersonen te erkennen. Daardoor konden ze overgeplaatst worden naar toevluchtsoorden waar ze vrijuit mogen leven in hun natuurlijke habitat.

Ecuador en Bolivia hebben de rechten van de natuur in hun grondwet vastgelegd.

Veel andere dieren zijn geen lang en gelukkig leven beschoren, zoals beelden uit de bio-industrie getuigen. Achter die bekende slachtoffers gaat een lange, hoogst ongewone geschiedenis van dierenleed schuil. Als een dier in de voorbije eeuwen schade toebracht aan mensen, werd het in sommige jurisdicties aangeklaagd, door een rechtbank beoordeeld en, indien schuldig bevonden, veroordeeld. Zo werd menig varken opgehangen aan de galg. Maar ook koeien, paarden, ezels en zelfs dolfijnen ontkwamen niet aan de arm der wet. Wie een hond wil slaan, vindt altijd wel een stok.

Hondse ziel

Verslagen van dergelijke rechtszaken gaan terug tot het oude Athene, waar zelfs een rechtbank ingesteld was specifiek voor moordzaken waarbij dieren of levenloze objecten betrokken waren. Maar de meeste rechtszaken lijken in de middeleeuwen en renaissance plaatsgevonden te hebben. Bewijs daarvoor is terug te vinden in uiteenlopende documenten, van vonnissen tot stadsrekeningen.

Een greep uit enkele dierenprocessen:

Worms, 864: een kolonie bijen steekt een mens dood. Het Concilie van Worms oordeelt dat men de bijen moet smoren in hun nest zodat ze geen door mensenmoord bezoedelde honing meer kunnen produceren.

Savigny, 1457: een zeug en haar zes biggetjes worden aangeklaagd voor de moord op een zesjarig mensenkind. Moeder big wordt opgehangen aan haar achterpoten. De kleintjes worden vrijgesproken omdat er geen bewijs is dat zij mee van het kind gegeten hebben.

Marseille, 1596: een grote groep dolfijnen blokkeert de haven. Ook hier wordt de hulp van een bisschop ingeroepen. Met veel nieuwsgierige kijkers in zijn kielzog spreekt hij een banvloek over de dolfijnen uit. Zo geschiedde. De dolfijnen worden niet meer teruggezien.

Vanvres, 1750: een man en een ezelin worden ter dood veroordeeld voor bestialiteit. Vooraanstaanden uit de gemeenschap protesteren echter: de ezelin heeft zich altijd keurig gedragen en is ongetwijfeld een onwillig slachtoffer van deze vileine man. Het gepassioneerde pleidooi leidt tot haar vrijspraak.

Creatieve argumenten

Niet ieder dierenproces draaide dus uit op de dood of excommunicatie van de betrokken dieren. Eén persoon in het bijzonder heeft een prominente rol gespeeld in het verdedigen van de dieren: Barthélemy Chasseneux (1480-1541). Deze jurist verwierf een zekere beruchtheid omdat hij met de meest creatieve argumenten ter verdediging van de dierlijke beklaagden kwam aanzetten. Zo werd in het dorpje Autun een proces gehouden tegen de ratten die zich tegoed gedaan hadden aan de gewassen. Chasseneux, een twintiger toen, ageerde voor uitstel van de rechtszaak omdat het onmogelijk was voor zijn grote groep cliënten, die verspreid over verschillende dorpen woonden, om tijdig op de dagvaarding te reageren en zich naar de rechtszaal te begeven. Een terecht punt, meende de rechter. De zaak werd uitgesteld.

Enige tijd later verzamelde men opnieuw om de ratten alsnog te vervolgen, maar de dieren verschenen wederom niet. Ook daarop had de advocaat een antwoord: het was een lange en moeilijke weg voor de ratten naar de rechtbank. Bovendien waren er allerlei gevaren die hen hinderden, om nog maar te zwijgen van de katten die rond de rechtbank slopen, immer bereid om de ratten te belagen in ieder hoekje en elke gang. Chasseneux haalde de clausule aan dat een beklaagde die uit gevaar voor eigen leven niet naar de rechtbank komt, alle recht heeft om de sommatie te weigeren. Zijn pleidooi was niet vruchteloos: de ratten werden uiteindelijk vrijgesproken, en Chasseneux werd de aangewezen rechtsautoriteit waar het op het verdedigen van dieren aankwam.

De dierenadvocaat pende naderhand ook een uitgebreide handleiding voor dierenprocessen op basis van zijn ervaringen. Die leidde tot een kentering in de procedure van zogenaamde ongedierteprocessen. Waar voorheen een hele diersoort aangeklaagd en veelal zonder verdediging geëxcommuniceerd werd, stelde men nu ook geregeld advocaten voor de dierlijke beklaagden aan om met volle overtuiging hun belangen te verdedigen.

Schepsels van God

Toen in april 1587 een plaag van kevers Saint-Julien teisterde, kon men de beestjes niet zonder meer excommuniceren: de kerkelijke experts die de zaak controleerden meenden namelijk dat de insecten – als schepsels van God – het volste recht hadden om zich met de gewassen van het dorp te voeden. De rechter meende echter dat dit argument niet pertinent was en hij seponeerde de zaak.

Barthélemy Chasseneux De advocaat van de ratten wist zijn cliënten vrij te pleiten.
Barthélemy Chasseneux De advocaat van de ratten wist zijn cliënten vrij te pleiten. © National

Inmiddels was het juli 1587. Uit ongeduld namen beide partijen zich voor om onderling een schikking te treffen. Het voorstel: buiten Saint-Julien zou een stuk onbewerkt land afgezet worden waar de kevers naar hartenlust planten zouden mogen verorberen zonder hindernis voor de bewoners van het dorp. De advocaten van de kevers protesteerden al snel. Dat stuk land was veel te steriel om zo veel insecten te herbergen. Men wendde zich opnieuw tot het gerecht. Nieuwe experts werden aangesteld om het stukje land te onderzoeken en de rechtbank kwam na rijp beraad uiteindelijk tot een conclusie. Dat vonnis heeft de tand des tijds echter niet doorstaan. De laatste bladzijden van het verslag zijn door kevers aangevreten: wellicht namen de eigenzinnige torren het recht in eigen hand.

Rechten van het dier

De jurisprudentie is sindsdien aanzienlijk veranderd. De verlichting trok een nadrukkelijke scheidingslijn tussen rationeel mens en ontoerekeningsvatbaar dier. Rechtspersoonlijkheid werd een cruciale vereiste voor zowel aanklager als beklaagde en verzekerde zo dat dieren niet meer voor de rechtbank konden verschijnen. In de zeldzame gevallen dat dat nog wel gebeurt, gaat het vrijwel enkel om het dier-als-eigendom, zoals wanneer een hond een kind bijt – vaak met het laten inslapen van de hond tot gevolg. Het is naar de maatstaven van historici een relatief recent fenomeen dat men nu ook de omgekeerde situatie lijkt te overwegen: wat zijn de rechten van het dier wanneer de mens het tekortdoet?

Zo publiceerde de Internationale Liga voor de Rechten van het Dier in 1978 een proclamatie voor de ‘Rechten van het dier’. In 14 artikelen betoogt het manifest onder meer:

Art. 1. Alle geboren dierlijk leven heeft recht op een dierwaardig bestaan.

Art. 2.1. De mens mag zich niet het recht aanmatigen andere dieren uit te roeien of op onmenselijke wijze uit te buiten.

Art. 3.1. Geen dier mag slecht of wreed worden behandeld.

Art. 4.1. Alle wilde dieren hebben recht op vrijheid in hun natuurlijke omgeving, ongeacht of dat het land, de lucht of de zee is.

Art. 14.2. De rechten van het dier behoren evenals de rechten van de mens wettelijke bescherming te genieten.

In de jaren zeventig verscheen ook het veelbesproken boek Dierenbevrijding van de filosoof Peter Singer. Daarin poneert Singer dat mensen moeten breken met alle vormen van ‘speciësisme’, te weten het discrimineren van dieren op basis van soort, vaak ten voordele van de mens. In vergelijkbare verhandelingen duiken sindsdien zo nu en dan de premoderne dierenprocessen op als voorbeelden van dierenrechten avant la lettre. Terecht misschien, afgaande op het gepassioneerde pleidooi dat men voor de kevers in Saint-Julien hield. Toch duiden de historische bronnen erop dat vooral menselijke belangen prioriteit hadden. Er is geen enkele indicatie dat men ooit mensen aangeklaagd heeft omdat ze planten van kevers afgepakt hadden of omdat een mens een varken gebeten had. Aan dergelijk eenrichtingsverkeer hadden dieren niet veel.

Ecocide

Dat ligt anders bij de juridische discussies die heden ten dage gevoerd worden. Zo zijn er stemmen die ijveren dat het Internationaal Strafhof in Den Haag naast oorlogsmisdrijven en genocide voortaan ook ecocide moet vervolgen. Daarmee worden handelingen die het milieu heel waarschijnlijk ernstige, omvangrijke en potentieel langdurige schade toebrengen strafbaar, en kunnen de betrokken individuen persoonlijk verantwoordelijk gehouden worden. De vervolging van ecocide vormt dan ook een effectief schrikmiddel voor instanties die geld verdienen met praktijken zoals ontbossing, overbevissing, of chemische verontreiniging van de bodem en grondwater.

Maar de meeste rechtszaken lijken in de middeleeuwen en renaissance plaatsgevonden te hebben.

Hoewel het Belgisch Strafwetboek ecocide nog niet erkent als misdrijf, is dat wel een doelstelling van het huidige federale regeerakkoord. Een wetsvoorstel met deze ambitie is sinds het werd ingediend in december 2021 nog niet behandeld in het parlement en de commissie Justitie. Wel besloot het parlement diezelfde maand dat België er via diplomatie voor moet zorgen dat het Internationaal Strafhof in de toekomst ook ecocide kan berechten. In Europa is België daarmee een pionier, op globaal niveau volgen we in de voetsporen van de Malediven en Vanuatu. Sindsdien hebben Canada, Finland en Bangladesh ook hun steun voor dat voorstel betuigd.

Ecuador en Bolivia daarentegen hebben de rechten van de natuur in hun grondwet vastgelegd zodat iedereen kan eisen dat de overheid die rechten moet waarborgen, bijvoorbeeld het recht op bestaan, onderhoud en herstel. Maar aangezien beide landen grotendeels afhankelijk zijn van winningsindustrie kent de wetgeving tot dusver matig succes.

Daarnaast kende Nieuw-Zeeland in 2017 rechten toe aan de rivier de Whanganui, de berg Taranaki en het nationaal park Te Urewera. Het zijn nu rechtspersonen met menselijke vertegenwoordigers. Dat initiatief is een tegemoetkoming aan de inheemse bevolking, die veel natuurlijke rijkdom in het land heeft zien teloorgaan aan kolonisatie en industrialisatie. Voor de Maori is het land het levende lichaam van hun gemeenschap. Mens en natuur delen een whakapapa (‘genealogie ) en hebben daarom een wederzijdse zorgplicht.

Onverdoofd slachten

Dat wereldbeeld is ver verwijderd van de westerse houding, waarin de mens zichzelf boven de natuur plaatst en haar ongeremd als hoorn des overvloeds voor menselijke welvaart gebruikt. Verandering komt traag – maar gestaag – op gang. Ook in België, waar kangoeroevlees uit de rekken verdwenen is, het aantal dierproeven daalt, Vlaanderen een verbod op onverdoofd slachten handhaaft, en nagenoeg iedere gemeente inmiddels een schepen van Dierenwelzijn heeft.

Rechtspersoonlijkheid voor dieren en/of natuur in België is echter nog lang niet in zicht. Het Burgerlijk Wetboek erkent sinds 2020 weliswaar dat dieren ‘een gevoelsvermogen’ en ‘biologische noden’ hebben – en zo bescherming genieten via de dierenwelzijnswetgeving – maar dat is eerder een cosmetische aanpassing. Dat nieuwe artikel staat veelzeggend in het boek ‘Goederen’ en lijkt vooral dieren- als-menselijk-eigendom in het vizier te hebben: huisdieren, vee, zoo- en kermisdieren, en proefdieren. Dieren in het wild, zoals wolven, otters en vossen, blijven dus achter.

Ieder dier van object tot rechtssubject verheffen zou verregaande implicaties hebben, wat in discussies soms tot controverse leidt. Moeten we voor ieder platgetrapt mierennest een rechtszaak aanspannen? Willen we alle dieren mee naar de stemhokjes sturen? Gaan we bijtgrage honden levenslang in de cel stoppen? Zo raakt het einde natuurlijk snel zoek.

Het ene dier is immers het andere niet en verschillende dieren hebben verschillende vormen van rechtsbescherming nodig. Sommige zullen wellicht voldoende beschermd zijn via een grondwettelijke vorm van natuurrechten, zoals in Ecuador, of door ecocide (inter)nationaal strafbaar te maken. Andere dieren zullen meer baat hebben bij de ecosysteem-rechtspersoonlijkheid die landen zoals Nieuw-Zeeland selectief toepassen.

Een heel ander voorbeeld: minderjarigen zijn in essentie handelings- en schuldonbekwaam, maar desalniettemin toch rechtssubjecten. Ze genieten wel bescherming via wettelijke vertegenwoordigers, maar kunnen niet strafrechtelijk verantwoordelijk gehouden worden voor het schaden van anderen. Zo zou rechtssubjectiviteit ook bepaalde dieren ten goede kunnen komen. De weg voorwaarts bestaat ongetwijfeld uit allerlei verschillende wegen.

Dag des Oordeels

Er is duidelijk een groeiend besef dat de gangbare antropocentrische mentaliteit niet langer toereikend is. Bij het bouwen aan de wereld van morgen is het niet afdoende om enkel van de menselijke maat uit te gaan. De categorieën van ons denken − subject/object, mens/dier − doen de complexiteit van de wereld tekort. Zolang we dieren als levende goederen beschouwen, blijven de regels die hen moeten beschermen gevoelig voor interpretaties die enkel de letter en niet de geest van de wet volgen. Men zal schoorvoetend aan de absolute minimumvereisten trachten te voldoen: mensen zijn uiteindelijk ook maar gemakzuchtige dieren.

Sinds de middeleeuwen is de mens erin geslaagd om nieuwe, indrukwekkende vormen van lijden voor dieren te verzinnen. We onderwerpen koeien niet meer publiekelijk aan de scherprechter zoals in het zestiende-eeuwse Gent, maar zijn nu wel verantwoordelijk voor de intensieve exploitatie van dieren in de bio-industrie, de uitdunning van de biodiversiteit, en het gebruik van proefdieren voor medicijnen en cosmetica. Sinds kort zijn er zelfs genetici die met DNA en dierlijke embryo’s knutselen om bijvoorbeeld dinosauriërs terug te brengen. De groei van menselijke ambitie kent geen grenzen.

Een geluk dat er geen universele rechtbank is waar we als mensheid rekenschap moeten afleggen voor onze omgang met andere dieren. Stel je voor: de Dag des Oordeels komt, maar onze rechter is niet de alwetende God die sommigen verwachten. Onze kosmische rechtbank wordt niet voorgezeten door engelen of heiligen, maar door Moeder Big en zeven melkkoeien, bijgestaan door nertsen, kuikens uit een legbatterij en wrokkige kevers. Met excommunicatie zouden we er nog makkelijk van afkomen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content