Bart Caron (Groen)
‘Geloven we nog in onze verenigingen en bewegingen?’
‘Deze week bespreekt het Vlaams Parlement de toekomst van vele verenigingen, vormingsinstellingen en bewegingen’, schrijft Bart Caron (Groen). ‘De sector is groot en er staat veel op het spel.’
Is het toeval dat in Vlaanderen de pil als contraceptiemiddel zonder noemenswaardige tegenstand werd aanvaard, als eerste gelijke rechten voor homo’s werden erkend, euthanasie bespreekbaar werd gemaakt, we bij de beste van de Europese klas zijn als het gaat om afval sorteren, Jean-Luc Dehaene, Guy Verhofstadt en kloosterzusters mee stapten in de anti-rakettenbetoging, er zoveel fair trade-gemeenten zijn?
Nee, dat is geen toeval. Dat danken we aan wat we sociaal-cultureel werk noemen. Een vrij middenveld. Dat was de terechte opmerking van Herman Lauwers, de voorzitter van de belangenbehartiger FOV.
‘Gelooft Vlaanderen nog in zijn vele verenigingen en bewegingen?’
Niet minder dan 183.000 vrijwilligers, 2,2 miljoen leden tellen en 9 miljoen deelnames mogen noteren. Wie doet hen na? Van de KWB over de Gezinsbond tot Cavaria en KVLV vrouwen met vaart..; het sociaal-cultureel volwassenenwerk is een heel belangrijke factor in onze samenleving in de kering.
Deze week bespreekt de cultuurcommissie van het Vlaams parlement met het werkveld vier conceptnota’s om deze sector te vernieuwen. De toekomst van vele verenigingen, vormingsinstellingen en bewegingen staat op het spel.
De sector is groot. Neem de verenigingen: er zijn 57 erkende organisaties die samen 14.156 lokale afdelingen hebben, Er zijn daarnaast 13 vormingpluscentra (volkshogescholen) en 35 gespecialiseerde vormingsinstellingen zoals Amarant, Vijftact enz. Ze zijn samen goed voor 17.360 activiteiten en meer dan 300.000 deelnemers.
De 31 bewegingen, zoals Orbit, Pax Christi en Welzijnszorg ten slotte tonen een zeer gevarieerde werking. Daar zorgen 341 professionals en 5300 vrijwilligers voor.
Vrijplaats
Deze sector is een zeer belangrijk onderdeel van het maatschappelijk middenveld. Het stimuleert ontmoeting tussen mensen, bevordert de sociale samenhang, stimuleert de deelname aan de samenleving en sensibiliseert mensen voor problemen en hoe ermee om te gaan. Sociaal-cultureel werk is samen handelen om een gedeeld doel te bereiken. Meer zelfs, het is een vrijplaats waar mensen mogen experimenteren. Maar ook is het een bron van ontspanning en plezier, en dat is de ziel en de gist van het sociaal-cultureel werk. Of wetenschappelijker gesteld: het draagt in sterke mate bij aan democratische processen, duurzaamheid en een inclusieve samenleving.
‘Het sociaal-cultureel werk is geeen onderaannemer van de overheid.’
De Vlaamse overheid subsidieert deze organisaties net daarom terecht al decennia lang. Ze geeft subsidies aan emanciperende organisaties die wel meer dan eens kritisch durven te zijn over diezelfde overheid van wie ze de subsidies krijgen. Deze verhouding typeert een democratisch en ruimdenkende overheid. Het betekent ook dat het sociaal-cultureel werk autonoom is, het is geen onderaannemer van de overheid. Een kritische rol spelen t.a.v. overheid is een wezenskenmerk ervan.
Weg met ouderwetse regels en besparingen
Er bestaat een decreet voor deze sector. Maar het is verouderd en conservatief. Het bevestigt traditionele posities, werkt al te kwantitatief en dus veel te weinig kwalitatief. Het speelt veel te weinig in op nieuwe ontwikkelingen. Niet dat pakweg Femma of het Davidsfonds slecht of niet vernieuwend zouden werken, verre van. Maar het biedt weinig ruimte voor nieuwe spelers en zet onvoldoende aan tot kwaliteitsvol werk.
Er moet dringend handelings- en dus ook subsidieruimte gecreëerd worden voor nieuwe burgerinitiatieven, allochtone etnisch-culturele verenigingen, bewegingen die maatschappelijke problemen aankaarten enz.
Immers, het sociaal-cultureel volwassenenwerk wordt steeds meer van en voor de middenklasse. De grootste en aloude kwaliteit ervan, nl. de emancipatie van grote delen van de bevolking, verzwakt. Sommige bevolkingsgroepen worden niet of moeizaam bereikt.
Daarenboven heeft de Vlaamse overheid de voorbije jaren diep gesneden in het vlees van deze sector. Er is in alle deelsectoren stevig bespaard: tussen 12% en 40% krimp. De sector is ook te braaf, misschien niet mondig genoeg? Het totale budget dat sinds 2009 daalde, bedraagt nog 48,5 miljoen euro, zowat de helft van het budget voor kunstenorganisaties. Niet dat ze alleen uit de hand van de overheid eten. De subsidies zorgen voor 40% van de inkomsten, wat betekent dat ze zelf 60% andere inkomsten hebben, uit activiteiten, lidgelden enz. Geen andere culturele sector doet het beter.
Nieuwe regels voor subsidiëring en géén gesloten budget
We moeten inzetten op innovatieve praktijken, zonder de traditionele werkingen te laten vallen. Maar historische onrechtvaardigheden (qua subsidies) moeten wel bijgesteld worden. De klassieke opdeling in werksoorten verdwijnt best: het onderscheid tussen verenigingen, vormingsorganisaties en bewegingen is in de praktijk toch veel minder scherp geworden.
En laat ons voluit kiezen voor een weging (beoordeling) van de kwaliteit van de werking in plaats van kwantiteit. Niet het aantal afdelingen of leden is de sleutel, maar wel de participatie aan activiteiten, de zichtbaarheid en impact van mediawerk, evenementen, enz. Doe dat via een vijfjaarlijkse subsidieaanvraag met beleidsplan. Dit wordt inhoudelijk beoordeeld door een commissie van experten die ook visitaties aan de organisaties uitvoert om de werking te evalueren. Als die negatief zou zijn, dan moet er voor een beperkte periode een remediëring mogelijk zijn. De beoordeling moet o.a. criteria hanteren zoals inclusie, diversiteit, innovatief werken, duurzaamheid, participatie, vrijwilligers…
En nu de provincies uit het cultuurbeleid moeten verdwijnen, moet Vlaanderen ook openstaan voor streekgerichte werkingen die subsidies vragen. Laat ons daarnaast ook een beperkt budget wordt voorzien voor steden en gemeenten die vernieuwing mogelijk maken. Zo wordt op alle niveaus, nationaal, regionaal en lokaal aan innovatie gewerkt.
Laat ons investeren in deze ‘verbindende’ en ‘integrerende’ sector. Daarom mag de minister van Cultuur niet kiezen voor een gesloten budget. Na de fikse besparingen, is een beperkte groei meer dan verantwoord.
Naar een breed gedragen regelgeving?
Omdat het sociaal-cultureel werk zeer belangrijk is voor een warm Vlaanderen en Brussel, moet een nieuwe aanpak vorm krijgen via een breed gedragen en duurzaam voorstel van decreet. Idealiter wordt zo’n decreet ingediend door alle democratische fracties van het Vlaams parlement, onder impuls van de minister van Cultuur. Dat zou dé ambitie van alle fracties moeten zijn. Vier ervan, waaronder de minister, dienden een conceptnota in over het thema. Kortom, dit is hét momentum.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier