Frank Vandenbroucke: ‘de bom’ in de federale regering
Met Vandenbroucke heeft Rousseau een ervaren rot binnengehaald voor een rol in een regering waarin nogal wat nieuwe gezichten opduiken.
‘He’s back, bitches.’ In zijn geheel eigen stijl kondigde SP.A-voorzitter Conner Rousseau woensdagavond de terugkeer aan van Frank Vandenbroucke naar de politiek. Vandenbroucke had diezelfde politiek in 2011 verlaten om zich voluit te concentreren op de wetenschap en zijn academische carrière. Toen Rousseau eerder op de dag ‘een bom’ aankondigde voor SP.A in de regering, werd al in zijn richting gespeculeerd, maar toch blijft het een verrassing.
Vandenbroucke (° Leuven 1955) studeerde economie in Leuven en Cambridge. Zijn politieke loopbaan startte op de studiedienst van de SP. Tussen 1985 en 1996 zetelde hij in de Kamer. Hij voerde zijn eerste campagne onder het motto ‘Franky goes Brussels’.
Tussen 1989 en 1994 was hij voorzitter van de SP. In oktober 1994 volgde hij Willy Claes op als minister van Buitenlandse Zaken, die secretaris-generaal van de NAVO werd. In maart 1995 nam hij als gevolg van de Agusta-affaire ontslag. Vandenbroucke, een van de grondleggers van de nieuwe partijfinanciering, struikelde over het feit dat hij aan het begin van zijn voorzitterschap de opdracht zou hebben gegeven geld van een (toen onbekende) bestemming te verbranden.
In 1996 nam Vandenbroucke ontslag uit de Kamer en trok hij zich voor de eerste keer terug uit de politiek. Hij ging twee jaar rond opvattingen over sociale rechtvaardigheid doctoreren aan de universiteit van Oxford. Daar kwam hij ook in contact met het gedachtengoed van de Britse premier Blair.
Hij kwam terug in de politiek met een goede score bij de Europese verkiezingen in 1999. Na die verkiezing zette Vandenbroucke mee de paars-groene regering in de steigers. Samen met de toenmalige liberale premier Guy Verhofstadt was hij bij de start van die regering één van de vurige verdedigers van het concept ‘actieve welvaartsstaat’.
Als minister van Sociale Zaken kwam hij regelmatig in aanvaring met de artsenverenigingen. Hij slaagde er niettemin in een forse inhaalbeweging te realiseren op de begroting van de gezondheidszorgen.
Na de federale verkiezingen in mei 2003 nam hij de portefeuille van Werk over van PS’ster Laurette Onkelinx. Op dat departement kwam hij regelmatig in botsing met de PS onder meer over de dienstencheques en de controle op werklozen.
In 2004 stapte Vandenbroucke over naar de Vlaamse regering, waar hij viceminister-president werd, bevoegd voor Werk en Onderwijs. Als doordrijver zette hij heel wat onderwijshervormingen in gang, soms tot wanhoop van het onderwijsveld. Hij was bijvoorbeeld de geestelijke vader van de maximumfactuur in het basisonderwijs. De coalitiepartners van Vandenbroucke apprecieerden diens dossierkennis en gedrevenheid, maar stoorden zich vaak aan het belerende kantje van de ‘professor’.
Ook binnen zijn eigen partij was Vandenbroucke niet altijd geliefd. Hij had al eens gedreigd met ontslag uit de Vlaamse regering en ook een vrije tribune waarin hij kritiek uitte op het federale beleid met de socialisten aan boord, werd slecht verteerd.
Tegen alle verwachtingen in duidde partijvoorzitster Gennez Vandenbroucke in 2009 niet aan als minister in de Vlaamse regering-Peeters II. Bij de verkiezingen van 2010 haalde hij als lijstduwer op de Senaatslijst een pak voorkeurstemmen en raakte dus ook verkozen.
Maar een jaar later kondigde hij aan de actieve politiek te verlaten. De jaren nadien kwam hij nog in het nieuws als expert binnen de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040. De regering-Michel baseerde zich voor haar pensioenplannen deels op het eindrapport van die commissie. Vandenbroucke gaf wel aan dat hij steeds voor advies beschikbaar zou blijven voor zijn partij. En Rousseau heeft hem wel al eens om advies gevraagd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier