Frank Van Massenhove met pensioen: ‘Ik geloof niet langer dat politici oprecht streven naar goed beleid’
Frank Van Massenhove is de bekendste, opvallendste en meest kritische topambtenaar van het land. Op zijn 65e moet hij met pensioen. Nu heeft hij echt geen reden meer om te zwijgen: ‘Politici komen maar in beweging als ze op het punt staan van de klif te vallen.’
Als voorzitter van de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid is Frank Van Massenhove een van de belangrijkste ambtenaren van de federale overheid. Toch is er niets administratiefs aan de man. Wanneer hij poseert voor de fotograaf, aan de grote esplanade vlak bij de Pachecolaan in Brussel, komen jonge allochtonen hem spontaan op de schouder kloppen: ‘Cool hemd, gast.’ Weten zij veel dat de man met de flashy kleren de meeste dienstjaren op de teller heeft van alle federale topambtenaren. Sinds 2002, dus al zeventien jaar, zit hij op Sociale Zekerheid. Dat ooit zo oubollige ministerie heeft Van Massenhove in de loop der jaren totaal gemoderniseerd en vernieuwd, een operatie waarvoor hij in 2007 werd uitgeroepen tot Overheidsmanager van het Jaar. Sindsdien staat hij in het middelpunt van de belangstelling – en daar zorgt hij ook zelf voor. Hij is de enige topambtenaar die zijn stem voortdurend laat horen in het publieke debat, vooral via zijn steeds pittiger columns in de zakenkrant De Tijd.
Men had mij gewaarschuwd: “Je valt Philippe De Backer niet ongestraft aan. Hij is het goudhaantje van Gwendolyn Rutten.” Dat heb ik mogen ondervinden.
Omdat hij de leeftijdgrens van 65 jaar heeft bereikt, moet Van Massenhove aan het einde van deze maand zijn laatste mandaat als topambtenaar neerleggen. Hij laat het niet aan zijn hart komen. Van zijn laatste maanden op post lijkt hij bewust een Last Waltz te maken: een afscheidsconcert dat niet te negeren valt.
Uw columns in De Tijd worden steeds vrijpostiger. Soms lijkt het alsof u alle geloof kwijt bent in de capaciteit van politici om dit land te leiden.
Frank Van Massenhove: Ik ben nochtans op mijn hoede als ik schrijf. Niet uit angst voor mezelf, maar uit bekommernis voor mijn mensen. Het is al gebeurd dat onze ambtenaren de dupe werden van mijn opstelling in mijn columns. Dat was helaas het geval na mijn conflict met minister Philippe De Backer (Open VLD) over de fusie van de sociale-inspectiediensten. ‘Van negen inspectiediensten maak ik er één’, pochte De Backer. In werkelijkheid vond hij dat de veelvuldige controles van onze inspecties te hinderlijk waren voor de kmo’s. Tot dan had ik een uitstekend contact met Open VLD-voorzitter Gwendolyn Rutten. Dat is veel minder geworden. Men had mij gewaarschuwd: ‘Je valt De Backer niet ongestraft aan. Hij is het goudhaantje van Gwendolyn.’ Dat heb ik mogen ondervinden. Toen mijn kritiek op De Backer werd besproken in de Kamercommissie Sociale Zaken heeft zijn partijgenoot Vincent Van Quickenborne als commissievoorzitter op onbeschofte wijze zijn ‘rol’ gespeeld en mij getackeld waar hij kon. Nochtans hadden Quickie en ik tot dan een goede relatie.
U had de taak van de ambtenaar dan ook zo gedefinieerd dat zelfs een radicale liberaal als Van Quickenborne er warm van kan worden: ‘Ambtenaren moeten burgers, organisaties en bedrijven helpen bij het opnemen van hun rechten.’
Van Massenhove: Vandaar dat Van Quickenborne en ik ons conflict hebben kunnen bijleggen: wij verstaan elkaar. ‘Kijk Frank, zo gaan wij met elkaar om op dit niveau in de politiek’, legde hij mij uit. Zo werd ik er weer aan herinnerd dat ik geen talent heb voor de politiek. Zoals meneer De Backer nu ook voor zichzelf heeft mogen vaststellen. Zo gaat dat: eerst overtuigde Gwendolyn Rutten hem dat hij de nieuwe liberale redder van Antwerpen zou zijn. Vervolgens deed hij het bij de verkiezingen bijzonder slecht. Gevolg: voor De Backer er erg in had, was hij alweer afgevoerd als nummer één in Antwerpen. Ik vind het zelfs moedig van hem dat hij toen de eer aan zichzelf heeft gehouden en zijn afscheid aan de politiek heeft aangekondigd.
(mijmert) Mijn vroegere baas, Frank Beke (tussen 1995 en 2006 burgemeester van Gent, nvdr), placht te zeggen dat een politicus zelden wordt afgerekend op wat hij heeft gedaan, tenzij het heel slecht is. Een politicus wordt maar een stemmentrekker als hij zijn kiezers kan laten geloven in een droom, waarbij hij zelf gezien wordt als de beste waarborg voor zijn eigen beloftes. Jean-Luc Dehaene (CD&V) beloofde inleveringen en miserie, maar tegelijk zagen veel mensen in hem ook de garantie dat het uiteindelijk goed zou komen met het land. Ook Louis Tobback (SP.A) had dat – herinner u de slogan ‘Uw sociale zekerheid’ – of Karel De Gucht (Open VLD), met de slogan ‘Redelijk onverzettelijk’. Telkens begreep de kiezer: ‘Dat is onze man.’ Maar we spreken nu over hoogvliegers, en die zijn zeldzaam.
Is N-VA-voorzitter Bart De Wever geen toppoliticus?
Van Massenhove: Natuurlijk zou Bart De Wever het kunnen, als hij zou willen. De Wever heeft charisma en politiek verstand. Hij beheerst het tactische spel en kan zelfs strategische lijnen uitzetten, wat zeldzaam is. Alleen vindt hij het belangrijker om Vlaanderen op de kaart te zetten en het debat over migratie op scherp te zetten dan ervoor te zorgen dat dit land beter wordt bestuurd. Jammer, want we weten dat er per generatie maar één of twee politici van absoluut topniveau zijn. Zelfs Louis Tobback haalde als bestuurder niet het niveau van zijn vriend Jean-Luc Dehaene.
Ik geloof niet langer dat politici oprecht streven naar goed beleid, of dat ze het deugdelijk bestuur van de staat en de samenleving vooropstellen.
Vanwaar uw grote ontgoocheling in de politiek in het algemeen, en in politici in het bijzonder?
Van Massenhove: In 2002 publiceerde mijn vriend Mark Elchardus De dramademocratie, een van de belangrijkste boeken die over politiek geschreven zijn. Daarin legt hij haarfijn uit dat veel politici niet bezig zijn met strategie en politiek op de lange termijn, omdat ze gevangen zitten in een spel waarbij ze op de korte termijn willen scoren om opnieuw verkozen te raken. Elchardus voegt eraan toe dat ze dikwijls in die rol worden geduwd door media die op hun beurt hun cijfers moeten halen. Iedereen zit dus in dezelfde situatie, waarbij snel gewin erg belangrijk is. Het gevolg is dat die media hun ‘verhaal’ vertellen aan de hand van eendimensionele beelden van politici, vaak op het karikaturale af. Vervolgens beginnen veel politici in hun eigen karikatuur te geloven. Alleen de betere politici doen dat niet en tonen wie ze echt zijn.
Daardoor heb ik een pessimistische kijk gekregen op de politiek, en op de manier waarop politici menen te moeten optreden. Ik sta niet alleen. Ik lees dezelfde ontgoocheling ook bij politicologen als Carl Devos of Dave Sinardet, of in de columns van uw collega Ewald Pironet in Knack. Ooit dachten wij dat ‘de politiek’ uiteindelijk wel in staat zou zijn om plannen te maken voor de lange termijn. Vandaag geloven we dat niet meer. Ik geloof niet langer dat politici nog oprecht streven naar goed beleid, of dat ze het deugdelijk bestuur van de staat en de samenleving vooropstellen.
U vindt dus dat ‘politici’ – collectief, in groep – hebben gefaald?
Van Massenhove: Inderdaad. En als er toch eens een beslissing met een beetje perspectief wordt genomen, gebeurt ook dat tegen de voorwaarden die Elchardus al in De dramademocratie heeft beschreven: politici komen maar in beweging als ze op het punt staan van de klif te vallen. Anders niet.
Dat is een bijzonder zware beschuldiging.
Van Massenhove: Hebben onze politici een oplossing voor onze mobiliteit? Voor zelfs maar kleine aspecten van het mobiliteitsprobleem, zoals de salariswagens? Zelfs dat niet. Hebben ze een oplossing aangebracht voor de financiën van dit land? Voor het pensioendossier, laat staan voor het grotere probleem van de veroudering? Voor de goede werking van de overheid, waarvoor zij toch rechtstreeks verantwoordelijk zijn?
Zeker, straks zal in het nieuwe regeerakkoord weer te lezen staan dat men streeft naar een ‘efficiënte overheid’. Het is een dooddoener. Ik zou haast willen dat men eens zou schrijven dat er een inefficiënte overheid zou moeten komen. Dan zou misschien eindelijk het omgekeerde gebeuren van het onbestaande beleid dat tot nu toe wordt gevoerd. Want hoe kun je voor efficiëntie pleiten als je vooraf geen strategie hebt bepaald? Je kunt dan hoogstens een paar marginale verbeteringen doorvoeren. Bij de meeste politici is hun visie op de overheid beperkt tot prutsen aan statuten en een paar diensten bij elkaar klutsen. Zelfs als het beton uit de plafonds van de tunnels valt, voelt nog altijd geen politicus of regering zich geroepen om een langetermijnvisie over mobiliteit of infrastructuur op papier te zetten. Het maakt mij moedeloos en kwaad. Sinds de financiële crisis van 2008 zijn álle politieke partijen van dit land tegen de overheid.
U meent het?
Van Massenhove: Ik baseer mij op wat de politieke partijen doen, niet op wat ze zeggen. Allemaal kiezen ze voor het snelle resultaat, allemaal besparen ze op de werking van het staatsapparaat. En zo bouwen ze, uit kortzichtigheid, de dienstverlening voor de burgers af.
België is met zijn federale structuur natuurlijk een ingewikkeld land.
Van Massenhove: Slechte en ondoordachte staatshervormingen hebben het bestuur van het land complex en zelfs zo goed als onwerkbaar gemaakt. Maar nog altijd zijn er partijen die straks weer nieuwe bevoegdheden naar Vlaanderen willen doorsluizen. Tegelijk weigeren ze na te gaan of sommige taken niet beter opnieuw door de federale staat uitgevoerd zouden worden, ‘want dat is tegen het signaal van de tijd’. Sorry, het signaal van de tijd is dat wij Belgen te veel betalen voor te weinig diensten. Wij betalen evenveel belastingen als de Zweden. Maar de Zweden krijgen er een veel performantere staat voor terug, met een veel betere dienstverlenging. Het gevolg is dat de Zweden het niet erg vinden om te betalen, en dat de Belg het gevoel heeft dat hij veel betaalt voor weinig kwaliteit. Onze politici spelen daarop in. Vandaar de populariteit van de stelling die alle partijen tegenwoordig aanhangen: dat het met minder ambtenaren kan. Hoe wéten ze dat eigenlijk? Zeg ons eerst eens wat wij als overheid moeten doen, en tel dan eens na hoeveel ambtenaren daarvoor nodig zijn.
Ik voeg er met nadruk aan toe: mijn verwijt treft alle partijen, van rechts tot links. Het heeft ertoe geleid dat ik niet meer geloof in ideologieën. Ik ben intussen een aanhanger van Deng Xiaoping: de kleur van de kat doet er niet toe, als ze maar muizen vangt. Vandaar dat ik van geen enkele partij of vakbond nog een lidkaart heb.
U hebt als topambtenaar altijd moeten samenwerken met voogdijministers. Hoe verliep dat?
Van Massenhove: Driekwart van de ministers en staatssecretarissen die ik heb gekend, zijn leuke mensen in de omgang. Ze kwamen uit alle partijen en uit elke taalgroep. Maar ik heb het best kunnen samenwerken met de vrouwen onder hen – ook met Elke Sleurs en Zuhal Demir (beiden N-VA). Toch springen twee namen eruit. In de eerste plaats Maggie De Block (Open VLD), mijn huidige voogdijminister. Met haar heb ik een heel warm contact. Zij zag af van mijn conflict met Philippe De Backer, en ik ook. De tweede is Laurette Onkelinx (PS). Ze snapte niets van de aparte cultuur hier op de FOD Sociale Zekerheid, maar ze zei: ‘Ik zie je bezig, jij bent een serieuze vent. Ik vertrouw je.’ Dat ik in mijn columns steeds kritischer werd voor de PS heeft Onkelinx nooit belet om vriendelijk te blijven. Ze kon snoeihard zijn, maar in Vlaanderen weet men te weinig wat voor een onwaarschijnlijk warme vrouw ze is.
Onkelinx heeft u ook gesteund in uw conflict met de socialistische overheidsvakbond ACOD.
Van Massenhove: Ik heb inderdaad op voet van oorlog geleefd met een paar socialistische vakbondssecretarissen die zich met hand en tand bleven verzetten tegen elke innovatie die wij hier doorvoerden. Ze waren zelfs tegen de installatie van wifi: ‘Dan lopen de hersencellen het risico te verbranden.’ ‘Je kunt niet verbranden wat er niet is’, heb ik toen geantwoord – een opmerking die ik nooit meer zal herhalen. (gniffelt) Het echte probleem was dat ik voor de fundamentele hervormingen die ik wilde doorvoeren het akkoord nodig had van de drie grote vakbonden. De christelijke en liberale vakbonden gingen akkoord. Alleen de socialisten bleven dwarsliggen, zelfs nadat na een stemming was gebleken dat meer dan 70 procent van de ambtenaren vóór mijn plan was (met onder meer de afschaffing van de prikklok, nvdr). Reactie van de ACOD-verantwoordelijken: ‘Wij weten het beter dan onze mensen: ondanks uw meerderheid weigeren wij onze steun.’ Het ging om Franstalige ACOD’ers, die alle Vlamingen uit hun organisatie aan het werken waren. Een vrouwelijke ambtenaar die mij bleef steunen, heeft zelfs klappen gekregen.
Partijen weigeren te herfederaliseren “want dat is tegen het signaal van de tijd”. Sorry, het signaal van de tijd is dat Belgen te veel betalen voor te weinig diensten.
U spreekt van fysiek geweld?
Van Massenhove: Jawel. Een slag met de vlakke hand in haar gezicht, zo heeft men mij achteraf verteld. Een paar maanden later is ze met pensioen gegaan . (zwijgt) Maar dat wist ik toen dus niet.
Uiteindelijk moest het conflict uitgeklaard worden in een vergadering met de voogdijminister erbij. Dat was Laurette Onkelinx. Zij vroeg de ACOD’ers: ‘Geef eens argumenten waarom jullie tegen zijn.’ Zij, met benepen stem: ‘On est pour’, ‘Wij zijn voor’. Ze hadden intussen op hun kop gekregen van de top van het ACOD, want veel van mijn ambtenaren hadden uit onvrede met die mannen hun lidmaatschap niet vernieuwd. Vandaar dat ze mijn hervormingen niet langer durfden te saboteren. Onkelinx ontplofte: ‘Zéven jaar duurt dat conflict al. Ik heb een hele dag uitgetrokken om het probleem op te lossen, en nu komen jullie met deze flauwiteit af. Kom Frank, we gaan samen iets eten.’ Dat was haar manier om te tonen dat ze mij steunde.
Met andere PS’ers had u een erg slechte verstandhouding.
Van Massenhove: Een echte PS’er zoals Jean-Pascal Labille lag mij inderdaad niet. Hij zou mijn voogdijminister zijn geweest als ik ‘ja’ had gezegd toen ik in 2013 ineens aangewezen werd als ceo van de NMBS. Dat is niet doorgegaan omdat ik de week na mijn aanstelling de diagnose te horen kreeg dat ik leed aan een ongeneeslijke kwaal – onterecht, gelukkig. Maar ook zonder die ziekte zou ik het niet gedaan hebben. Dat kwam door Labille.
Het was al vreemd dat de media konden berichten over mijn aanstelling zonder dat ik daarover één ernstig gesprek had gevoerd. Mijn contacten met Johan Vande Lanotte (SP.A) waren beperkt gebleven tot een paar telefoontjes. Van Labille, toen de voogdijminister van de NMBS, had ik helemaal níéts gehoord. Ik heb zelf naar hem gebeld voor een afspraak. Ik wist toen nog niet dat hij helemaal buiten de beslissing om mij aan te stellen was gehouden. De Franstaligen kenden mij amper, Elio Di Rupo (PS) wist niet hoe hij mijn naam moest uitspreken. Vandaar dat ik botste op een pissige vent. Ik legde Labille uit dat ik eerst een paar maanden wilde studeren op de NMBS-dossiers. Hij had er geen oren naar. ‘U hoeft u niet in te werken. U moet mijn plannen uitvoeren. Die liggen klaar.’ Ik zei hem dat hij dan maar een andere gek moest zoeken, dat ik er in die omstandigheden niet aan dácht de NMBS te leiden.
Labille lachte mij gewoon uit: hij kon zich niet voorstellen dat een ambtenaar de kans zou laten liggen om de NMBS te leiden. De weigering om dat aanbod te aanvaarden, is de beste beslissing die ik ooit heb genomen. In mijn plaats kwam Jo Cornu. De woorden in zijn afscheidsinterview in Knack had ik jaren voordien voorspeld. Cornu klaagde over de bemoeienis van de politiek in het beheer van de NMBS. Dat maakt de situatie onwerkbaar, zeker in combinatie met de tergend trage besluitvorming van diezelfde politici. Ik vrees dat Sophie Dutordoir op haar beurt hetzelfde meemaakt.
Dutordoir zei in de Kamercommissie Mobiliteit dat wifi op de trein voor haar geen prioriteit was, en meteen floot voogdijminister Alexander De Croo (Open VLD) haar terug. Waarom speelt hij als minister zelf voor ceo? Of kijk naar de problemen van Theo Francken (N-VA) met zijn humanitaire visa. Dat gebeurt als je je zelf op het terrein waagt, los van de expertise van je eigen administratie. (verheft zijn stem) Het illustreert het fundamentele probleem van dit land: de ongehoord slechte governance van de Belgische overheid. De regering zet geen strategische lijnen uit. Ministers doen liever zelf uitvoerend werk, ook al is dat de taak van de ambtenaren. En omdat de regering zonder enig plan voortdurend de concrete werking van de overheid overhoop haalt, wordt zelfs de beste civil servant gefrustreerd, en moedeloos.
Ik heb nog nooit zo veel talent gezien als bij de VRT. Maar al die mensen moeten eerst het fiat krijgen van een of andere manager.
Voor u ambtenaar werd, hebt u zelf als kabinetschef gewerkt bij een minister. Dat was Frank Vandenbroucke (SP.A). Hoe kijkt u daarop terug?
Van Massenhove: Frank lijkt misschien een saaie man, maar het leven op dat kabinet was één en al rock-‘n-‘roll. Op het einde van een vergadering waarop hij het ene voorstel na het andere had gelanceerd, vroeg hij mij wat ik intussen concreet gedaan had met zijn plannen. ‘Niets. Ik ben nog niet van mijn stoel afgeraakt.’ (lacht) Frank was een onwaarschijnlijk knappe kop en een harde werker. Ons strategisch plan voor de hele ambtstermijn was al na één jaar helemaal uitgevoerd.
Wellicht was Vandenbroucke de belangrijkste minister van de regering-Verhofstadt I. Elke maand hadden we een vergadering om de strategische lijnen uit te zetten: Guy Verhofstadt (Open VLD) en zijn kabinetschef Luc Coene, Frank Vandenbroucke en ik. Verhofstadt en Vandenbroucke genoten van hun discussies, net als Luc Coene – we missen hem nog elke dag. Ik moest op mijn tenen staan om mee te kunnen. (grijnst) Maar ik geef toe, er werd in die regering niet op een frank gekeken. Vandenbroucke is niet de meest spaarzame minister geweest: hij liet het budget van Gezondheidszorg elk jaar met 4 procent stijgen. Als we toen verstandiger waren omgegaan met onze financiën, dan waren wij zelfs na de financiële crisis van 2008 beter in staat geweest om de nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden. We hadden zelfs nog noodzakelijke investeringen kunnen doen om onze overheidsstructuur op peil te houden.
Vandenbroucke heeft trouwens als eerste gewaarschuwd voor de ontsporingen van Paars, in een ‘open brief’ aan SP.A-voorzitter Steve Stevaert, die toen in Cuba zat.
Men zegt dat u en zijn woordvoerder, Bob Van de Voorde, de enigen waren aan wie Vandenbroucke de tekst vooraf had laten lezen.
Van Massenhove: Vandenbroucke had inhoudelijk gelijk. Maar de manier waarop hij zijn kritiek naar buiten bracht, was natuurlijk not done . Dat hebben we hem met hand en tand proberen uit te leggen, maar hij luisterde niet. Mijn laatste gesprek, vlak voor hij die open brief naar de pers doorstuurde, was vanuit de auto. Na afloop heb ik geweend – de enige keer in mijn loopbaan. Ik wist: op termijn is Frank kapot.
Het vertrek van Frank Vandenbroucke is een ontzettend verlies geweest voor de politiek. Als we vandaag drie of vier politici van zijn kaliber zouden hebben, zou het land een stuk verder staan. Ik zeg dat niet omdat wij nog altijd goede vrienden zouden zijn. Wij hebben al jaren geen contact meer. Op een bepaald ogenblik moet hij ontgoocheld geweest zijn in mij.
Nadat u uit de schaduw van Vandenbroucke was getreden, begon u zelf naam te maken. U werd genoemd als mogelijke ceo van de VRT.
Van Massenhove: De kwestie kwam een jaar of vijf geleden op tafel. Ik was toen 59 jaar. Ik vond dat de VRT een ceo nodig heeft die tien jaar lang aan de kar trekt – een manager van pakweg 48 jaar oud. Op die leeftijd heb je voldoende expertise en heb je je netwerk uitgebouwd. Als je er met ijver en creativiteit aan begint, heb je de tijd om de hele omroep recht te trekken en er iets fantastisch van te maken. Het zou dus niet eerlijk geweest zijn tegenover het huis als ik de VRT had willen leiden voor een beperkte periode van vijf jaar, tot aan mijn pensioen. Daarom ben ik nooit echt kandidaat geweest om de openbare omroep te leiden.
Mijn hart brak toen ik vernam dat iemand van 60 jaar aangesteld was. Ik hoor wel dat Paul Lembrechts het niet slecht doet. Maar om nu te zeggen dat de VRT vandaag een strategie heeft om over tien jaar de BBC jaloers te maken op wat wij in Vlaanderen kunnen met tv en radio? Dat ook weer niet.
U wilde van de VRT de BBC van de Lage Landen maken?
Van Massenhove: Met de openbare omroep wilde ik eenzelfde effect bereiken zoals neuroloog Oliver Sacks het beschreef in het boek Awakenings: mensen die zich als zombies gedroegen, zitten ineens weer midden in het leven. Ik heb nog nooit zo veel talent gezien als bij de VRT. Maar al die mensen die fantastische programma’s zouden kunnen maken, moeten vandaag eerst het fiat krijgen van een of andere manager. Die wijst de meeste ideeën af. Vervolgens koopt hij vergelijkbare programma’s aan bij externe productiehuizen. Die worden op hun beurt gerund door mensen die eerder weggegaan zijn bij de VRT. Ik heb niets tegen productiehuizen, maar ik weet wél dat als de VRT haar eigen mensen beter zou aansturen, zij met voorstellen zouden komen waaraan de productiehuizen niet kunnen tippen. De VRT moet in de eerste plaats het geloof in haar eigen volk herstellen, waardoor ze weer enthousiast worden over hun werk. Al zeg ik het zelf, dat is een van de weinige zaken die ik goed kan: mensen zot maken. (lacht)
Frank Van Massenhove
– 1954: geboren in Zerkegem
– Studie: licentiaat rechten (UGent)
– 1990-1995:kabinetsadviseur bij ministers van Werk Roger Dewulf en Leona Detiège (SP)
– 1995-1999: kabinetschef van Frank Beke (SP), burgemeester van Gent
– 1999-2002: kabinetschef van Frank Vandenbroucke (SP), minister van Sociale Zaken en Pensioenen
– 2002-2019: voorzitter Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid
– 2007: verkozen tot Overheidsmanager van het Jaar
– 2019: gaat met pensioen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier