Filosofe Alicja Gescinska: ‘Mijn leven is meer getekend door het linkse dan door het rechtse kwaad’
‘Kennis is moeilijk, meningen zijn gemakkelijk.’ De Pools-Belgische filosofe Alicja Gescinska ergert zich aan karikaturen in de media en houdt een pleidooi voor positieve vrijheid: ‘Het gaat niet om wat je mag, maar om wat je kunt.’
We hebben afgesproken op de Grote Markt van Aalst. Filosofe Alicja Gescinska woont sinds haar terugkeer uit de Verenigde Staten in het vroegere ouderlijke huis buiten het stadscentrum. Binnenkort verhuist ze met haar gezin naar een woning midden in de groene Kempen, waar ze in alle rust aan haar boeken kan werken.
Onder professoren in Vlaanderen en Nederland geldt Gescinska als een invloedrijke filosofe, bij het grote publiek is ze bekend van het Canvasprogramma Wanderlust. Daarin vertoeft ze telkens een paar dagen in het gezelschap van internationaal vermaarde filosofen, schrijvers en kunstenaars.
Wanderlust wordt geprezen om zijn verstilde tempo en de discrete manier waarop de reportagemaakster zich wegcijfert en de mensen bij wie ze te gast is laat schitteren.
In het echte leven blijkt Alicja Gescinska een opgewekte spraakwaterval en is het vooral grote werklust die haar kenmerkt.
In Rusland, daar kregen kunstenaars pas vrijheid en respect, zei Jean-Paul Sartre. Dan ben je moreel verwerpelijk.
‘De komende twee jaar zitten er drie boeken aan te komen’, vertelt ze. ‘Een filosofisch essay over de relatie tussen muziek en moraliteit dat in oktober zal worden gepresenteerd tijdens een conferentie over Poolse klassieke muziek en de première van een nieuw werk van componist Krysztof Penderecki. Daarna zal de filosofische biografie van Karol Wojtyla verschijnen, waarmee ik al enkele jaren bezig ben. Wojtyla is beter bekend als paus Johannes Paulus II. Weinigen weten dat hij vóór zijn pausschap filosofie doceerde en talloze filosofische artikels, essays, boeken en toneelstukken heeft geschreven. Als je die vroegere geschriften bestudeert, krijg je niet alleen een betere kijk op zijn pausschap, maar ook op de naoorlogse geschiedenis van Polen en de wereld. En in 2020 verschijnt mijn nieuwe roman.’
Als ‘publieksfilosofe’, zoals ze zichzelf noemt, probeert ze ook haar stempel te drukken op het publieke debat. In dit herdenkingsjaar, vijftig jaar na mei ’68, zal Gescinska op lezingen en congressen haar licht over de fameuze studentenrevoltes laten schijnen.
Hoe kijkt u naar mei’68?
Alicja Gescinska: Het historische belang ervan valt niet te ontkennen, maar ik erger me aan mensen die mei ’68 kritiekloos ophemelen en zich er de trotse erfgenamen van noemen. 1968 was heus niet het jaar van de grote bevrijding of het jaar waarin alles mogelijk werd. Wie dat beweert, heeft geen historisch besef. In 1968 werden studentenprotesten in Mexico hardhandig neergeslagen, de Sovjet-Unie maakte een einde aan de Praagse Lente, Martin Luther King werd vermoord en ook in Polen was 1968 een verschrikkelijk jaar.
Wat gebeurde er in Polen?
Gescinska: Studenten en intellectuelen gingen massaal op straat tegen het communistische regime. De regering reageerde niet alleen met zware repressie, maar ook met antisemitische maatregelen die hun weerga niet hebben in de naoorlogse Europese geschiedenis. Als gevolg daarvan zijn in 1968 meer dan 13.000 Poolse Joden op de vlucht geslagen. Ook duizenden niet-Joodse intellectuelen en dissidenten hebben het land moeten verlaten, zoals de filosoof Leszek Kolakowski. Die vluchtte in eerste instantie naar Parijs. Toen hij de studentenprotesten daar zag, was hij teleurgesteld en verbaasd. Die Franse studenten hadden vrijheden waarvan Poolse studenten alleen maar konden dromen, maar gedroegen zich als verwende pubers. In naam van de vrijheid staken ze auto’s en boeken in brand en schreven ze de namen van Mao en Marx op de muren. Nee, mei ’68 is echt niet iets om trots op te zijn.
Wat met de beroemde slagzin ‘de verbeelding aan de macht’?
Gescinska: Er worden dit jaar internationale congressen georganiseerd over het belang van die slagzin en de betekenis die hij vandaag nog kan hebben. Maar verbeelding is op zich geen moreel goed. Het kwaad, denk aan een seriemoordenaar, moet ook veel verbeelding hebben. Zomaar pleiten voor meer verbeelding, zou ik dus zeker niet doen. En wat ik vandaag zie op het politieke toneel, tart juist alle verbeelding. Je kunt het zo gek niet bedenken, het aantal clowns dat aan de stuurknuppels zit. Wat minder verbeelding en wat meer realiteitszin zou welkom zijn om de problemen van morgen aan te pakken.
Politici zoals Bart De Wever vinden dat mei ’68 veel kwaad heeft aangericht als het gaat om de teloorgang van gezag en tradities, en de zegetocht van het individualisme.
Gescinska: 1968 moet niet verheerlijkt maar ook niet gedemoniseerd worden. Het klopt gewoon niet dat er na 1968 geen gezag meer mogelijk was. We hebben er een andere kijk op gekregen en dat is positief, maar de meeste mensen beseffen dat gezag soms nodig is. Als de professor het niet meer beter mag weten en niet langer de punten uitdeelt, kun je de universiteiten evengoed sluiten. Je zag bij mei ’68, en dat is bij veel revoluties het geval, dat mensen dingen kapot gingen maken zonder iets in de plaats te stellen. Maar als je alleen maar focust op mensen bevrijden en daar niets tegenover plaatst, blijven ze ook maar in een lege ruimte achter. Neem de seksuele revolutie. Er zijn geen grenzen meer – dat klinkt goed, maar mensen worden daardoor niet automatisch betere minnaars.
De verheerlijking van 1968 is dus misplaatst?
Gescinska: Zeker. Denk ook aan de intellectuele boegbeelden van mei ’68. In Frankrijk was de filosoof Jean-Paul Sartre een van de studentenleiders. Maar Sarte was een valse, corrupte vent. Hij was zich goed bewust van wat zich in Rusland afspeelde. Hij had Rusland immers in de jaren 1950 bezocht en wist dat er intellectuelen en kunstenaars in Goelagkampen zaten. Toch ging hij in Parijs tegenover de studenten het communisme en het marxisme verheerlijken. In Rusland, daar kregen kunstenaars pas vrijheid en respect, zei hij. Dan ben je moreel verwerpelijk. Sartre heeft zich ook nooit verontschuldigd. Ik vind het vreemd dat hij daar niet strenger op wordt afgerekend. Pas op, ik vind Sartre geen slechte filosoof en een uitstekend romancier. Hij heeft terecht de Nobelprijs voor literatuur gekregen, al heeft de arrogante zak geweigerd hem in ontvangst te nemen. (lacht) Maar tot vandaag wordt Sartre op handen gedragen en dat wringt.
Ik vind het belangrijk om me te omringen met andersdenkenden. Je kunt in Vlaanderen heel snel intellectueel vast komen te zitten.
Ook bij ons had het communisme onder mei ’68’ers nogal wat fellowtravellers, niet?
Gescinska: Toen ik begon te studeren in Gent waren er professoren die zeiden: o ja, in mijn jonge jaren was ik een trotskist, marxist of communist. Alsof dat iets is om mee uit te pakken. Kun je je voorstellen dat iemand trots zou zeggen: o ja, in mijn jonge jaren was ik een fascist? Wij weten vandaag hoeveel slachtoffers er zijn gevallen door het stalinisme en hoeveel leed het communisme heeft veroorzaakt. Lees om het even welk boek over het communisme: daar wil je niet leven, want daar is geen vrijheid. Er is hier iets raars mee aan de hand. Sartre geldt als links en komt weg met zijn intellectuele leugens. Rechtse denkers die liegen kunnen meestal op veel minder mildheid rekenen.
Waar heeft die vooringenomenheid mee te maken?
Gescinska: Ik begrijp het zelf niet zo goed. Misschien gaat men ervan uit dat linkse mensen per definitie goed zijn, want zij zijn voor herverdeling en solidariteit. Links is goed, rechts is slecht, zoiets? Ik heb zo’n ingesteldheid nooit gehad. Mijn leven is dan ook veel meer getekend door het linkse dan door het rechtse kwaad. Ik ben een migrant omdat mijn ouders voor het communisme zijn gevlucht. In Vlaanderen heb ik weliswaar te maken gekregen met slogans als ‘eigen volk eerst’ en vormen van racisme. Maar ik heb een aangeboren argwaan tegenover ideologieën en een teveel aan verbeelding. Ik sta wantrouwig tegenover links én rechts. Het valt me wel op dat universiteiten in Vlaanderen meestal linkser zijn, en dat het voor een rechtse filosoof soms moeilijker is om ernstig te worden genomen, net zoals voor gelovige denkers. Sommigen lijken het vooroordeel te koesteren dat wie gelooft minder intelligent is of niet goed genoeg heeft nagedacht. Gelovige intellectuelen, dat lijkt wel een contradictio in terminis. In België dan, want in Amerika is dat helemaal anders.
Toonaangevende intellectuelen in Vlaanderen, denk aan mensen als Etienne Vermeersch, zijn inderdaad vaak linkse, progressieve of liberale atheïsten.
Gescinska: Dat klopt, maar dat zijn ook heel belangrijke stemmen en ik sta positief tegenover al mijn collega’s. Ik ben allang blij dat wij, filosofen, in de media aan bod komen en dat naar onze mening wordt gevraagd. Zo kunnen we af en toe zaken scherp stellen die anders wazig blijven. Zelf heb ik onlangs een stuk geschreven voor The Brussels Times over veertienjarige Nigeriaanse prostituees die in het hart van Brussel als seksslavinnen werken. Ik begrijp onze selectieve verontwaardiging rondom dat thema niet. Als ook maar één westers meisje in Nigeria iets zou overkomen, stond het op alle voorpagina’s. Maar als in het centrum van Brussel jonge Nigeriaanse meisjes worden misbruikt, krijgt dat amper aandacht. Daar kan ik me boos over maken. Is het leven van een Nigeriaans meisje dan minder waard? Niemand zal dat onomwonden toegeven, maar iedereen gedraagt zich daar wel naar.
Hoe werkt die selectieve verontwaardiging?
Gescinska: Als het gaat over onze buitenlandse belangstelling en voorkeuren, zijn wij sowieso ontzettend Angelsaksisch geworden. We moeten tegenwoordig zelfs weten dat het koud is in Washington. Maar mij interesseert het weer in Washington geen fluit, net zo min als het weer in Moskou. Of neem de schietpartij in Florida. Hoe verschrikkelijk ook, er zijn grotere problemen in de wereld. In sommige landen sterven mensen massaal door een tekort aan voedsel of water, of zijn schietpartijen en aanslagen schering en inslag. Maar alles wat uit Amerika of Engeland komt, vinden we belangrijker. Als de gitarist van een Amerikaanse derderangsband sterft, kun je er donder op zeggen dat dit meer aandacht krijgt dan als de belangrijkste kunstenaar of intellectueel van Polen zou overlijden. Als al over Polen wordt bericht, moet het wel heel groot nieuws zijn en is de toon altijd minachtend. Mensen zeggen mij dan: ja, maar Polen ligt aan de rand van Europa. Hebben die mensen eigenlijk al eens een kaart van Europa gezien, vraag ik me dan af.
Hoe merkt u die minachting in de berichtgeving over Polen?
Gescinska: Als je al iets leest over Polen, lijken alle Polen wel rechts-nationalistische antisemieten. Neem de berichtgeving over de nieuwe Holocaustwet, in verband met de Poolse betrokkenheid bij de Holocaust. Een slechte en lompe wet, maar het gaat mij nu even om de berichtgeving. Zodra het nieuws over die wet naar buiten kwam, twitterden collega-filosofen meteen: ‘schandalig.’ Mij heeft het een halve dag gekost, alleen maar om die wet op het internet terug te vinden. Vervolgens ben ik hem gaan lezen en heb ik een vriendin in Polen gebeld die rechter is. Want je moet niet enkel Pools kennen en de Poolse geschiedenis goed begrijpen, je moet ook kennis hebben van het internationaal recht om over die wet te kunnen oordelen. Kennis is moeilijk, meningen zijn gemakkelijk, en dus had iedereen allang een mening klaar op basis van weinig accurate nieuwsberichten. De wet werd zo negatief mogelijk geïnterpreteerd en de indruk werd gewekt dat dé Polen, het hele volk dus, allemaal stonden te applaudisseren en geen correcte geschiedschrijving willen. Dat is kwetsend voor een land als Polen, dat zwaar onder de Tweede Wereldoorlog heeft geleden. Miljoenen Joodse slachtoffers waren Poolse burgers. Daarnaast zijn ook ongeveer evenveel niet-Joodse Polen in de Holocaust gestorven. Er is internationaal veel te weinig begrip voor het Poolse leed.
Voelen Polen dat zo aan, dat ze door andere Europeanen neerbuigend worden bejegend?
Gescinska: Enorm. Er wordt voortdurend gezegd en geschreven dat de Polen niet weten wat democratie is, dat ze geen politiek bewustzijn hebben, dat ze Europa en de westerse waarden niet begrijpen. Natuurlijk richt de regerende PiS-partij enorme schade aan. Maar als de Polen geen politiek bewustzijn hadden en niet wisten wat democratie was, zouden ze toch niet wekenlang de straat opgaan. Het gaat slecht in Polen, ik maak me grote zorgen, maar hysterie helpt ons niet vooruit.
Alicja Gescinska
– Geboren in 1981 in Warschau
– Vluchtte als 7-jarige met haar ouders van Polen naar België
– Studeerde aan de UGent summa cum laude af in de moraalwetenschappen en promoveerde in 2012 tot doctor in de Wijsbegeerte
– Doceerde van 2014 tot 2016 Europese politiek aan het Amherst College (VS)
– Keerde in 2016 terug naar België om zich op het schrijven toe te leggen.
– Oogstte lof met haar non-fictie boek De Verovering van de Vrijheid (2011)
– Haar debuutroman Een soort van Liefde (2016) werd bekroond met de Vlaamse Debuutprijs
Vindt u het dan onterecht dat Polen door de Europese Commissie op de vingers is getikt?
Gescinska: Nee, Europa mag dat doen. Het is belangrijk om zulke signalen te geven. Maar neem nu de media. De staatsmedia zijn gezuiverd door de PiS-partij en dat is natuurlijk een ernstig probleem. Journalisten zijn ontslagen en aan de kant geschoven. Maar heel wat van die ontslagen journalisten werken nu bij andere, onafhankelijke media. Want die bestaan in Polen. Je kunt kritisch berichten over de regering. Vergelijkingen met Turkije gaan helemaal niet op. Journalisten zitten in Polen niet in de gevangenis. Dat onderscheid moeten we blijven maken en dan zal de kritiek ook harder aankomen. In het belang van Polen zouden we net heel specifieke kritiek moeten geven. Want door van Polen een karikatuur te maken, schaad je ook de Europese gedachte. Als sommige mensen de Polen verwijten dat ze niet westers genoeg zijn, denk ik vaak: en jullie zijn niet Europees genoeg.
Welke hedendaagse denkers inspireren u eigenlijk?
Gescinska: Ik heb niet echt grote inspiratiebronnen, in de zin dat ik iemand bewonder of dat ik een intellectuele mentor heb. Ik ben wel bevriend met heel wat filosofen, hoewel de meesten van mijn intellectuele vrienden niet in Vlaanderen wonen. Verder heb ik vrienden met verschillende politieke voorkeuren en verschillende religieuze achtergronden. Ik vind het belangrijk om in dialoog te gaan en me te omringen met andersdenkenden. Dan pas heb ik het gevoel dat ik het ruimere plaatje zie, want je kunt in Vlaanderen heel snel intellectueel vast komen te zitten.
Veel mensen hebben moeite met radicaal andersdenkenden.
Gescinska:(lacht) Het hoeft ook niet radicaal anders, een beetje anders is ook goed. Maar zelfs als iemand politiek bijvoorbeeld radicaal anders denkt dan jij: zolang dat een goed mens is, komt het wel goed, hoor.
Kunt u een overtuigd Vlaams Belanger als vriend hebben?
Gescinska: Ik heb op dit moment geen Vlaams Belanger als vriend, maar ik sluit zo’n vriendschap zeker niet uit. Ik kan me indenken dat iemand redenen heeft om voor het Vlaams Belang te stemmen en dat ik naar die redenen zou kunnen luisteren. Wat mij stoort, zijn mensen zonder hart. En die kom je overal tegen. Je hebt ook linkse klootzakken, salonsocialisten die geen bal voor hun medemens doen. Ik ken er genoeg.
Maar op grond van uw maatschappelijke betrokkenheid lijkt u wel in het linkse kamp te zitten.
Gescinska: Dat klopt, maar ik plak mezelf liever geen politiek etiket op. Links of rechts hangt ook heel erg af van de context en de tijd waarin je leeft. En ik wil ook maximaal mijn intellectuele vrijheid behouden.
Vrijheid is uw thema bij uitstek. Volgens Open VLD-voorzitster Gwendolyn Rutten staat onze vrijheid onder druk.
Gescinska: Misschien, en vrijheid moet je op elk moment koesteren en verdedigen. Maar ik houd altijd een pleidooi voor positieve vrijheid, die focust op wat een mens kan, en niet op wat hij mag doen. Want het volstaat niet dat er geen wet is die iets verbiedt. In Brussel leeft een op de drie kinderen in armoede, in Vlaanderen een op de tien. Die kinderen mogen zich natuurlijk allemaal aansluiten bij een jeugdvereniging, naar de school van hun keuze gaan, muzieklessen volgen of met vakantie gaan, maar ze kunnen dat niet. Hun ouders kunnen zelfs geen fatsoenlijk eten kopen. Als je wilt weten hoe vrij iemand is, moet je dus kijken naar wat hij kan, niet naar wat hij mag. En als een politicus vrijheid belooft, moet hij het ‘kunnen’ en niet het ‘mogen’ vergroten. Daarover zou de strijd moeten gaan. En dan kom je bij de vraag: wat moet een mens kunnen om een goed leven te hebben?
Een katholiek kan zijn kruisje uitdoen en perfect verder katholiek zijn. Maar een Jood kan niet zomaar zijn keppeltje afleggen
Wat dan?
Gescinska: Daarvoor verwijs ik vaak naar de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum en haar theorie van de capabilities die nodig zijn voor een menswaardig bestaan. Denk aan het recht om je te verenigen, het recht op vrije meningsuiting en gewetensvrijheid, maar ook aan intellectuele, emotionele en sociale competenties. Om die te verwerven, is vaak geld nodig. Armoede is een vorm van onvrijheid. Liberale politici zijn er vaak op uit om de contouren, de omvang van de vrijheid te vergroten. Maar wat heb je aan de keuze uit 120 studierichtingen, als je je toch in geen enkele zult kunnen inschrijven, of dat nu door gebrek aan geld, steun of faciliteiten is.
Moet iedereen dan hetzelfde kunnen? Moet dat het streven zijn?
Gescinska: Dan kom je bij de vraag: wat bedoel je met gelijkheid? Door iedereen gelijk te behandelen, ga je heel veel ongelijkheid creëren. Denk aan de vrijheid van religie. Een courante stem in Vlaanderen is: wij dragen geen religieuze symbolen, dus niemand hoeft religieuze symbolen te dragen. Iedereen gelijk voor de wet, wat ik zelf niet nodig heb, daar moet de ander ook niet om vragen. Maar dat is een vorm van gelijkheid die grote ongelijkheid creëert. Voor een katholiek is een verbod op religieuze symbolen bijvoorbeeld veel minder ingrijpend. Die kan zijn kruisje uitdoen en perfect verder katholiek zijn. Maar een Jood kan niet zomaar zijn keppeltje afleggen.
De discussie gaat meestal over het dragen van religieuze symbolen op de werkvloer, meer bepaald door ambtenaren en gezagsdragers. Bent u tegen een verbod?
Gescinska: Jazeker. Het gaat hier opnieuw over de vraag wat je moet kunnen om een menswaardig bestaan te leiden. Ik vind vrijheid van religie en geweten daarin essentieel. Je moet de vrijheid hebben om te geloven of niet te geloven. Dat iemand zijn religie kan belijden is voor mij zo belangrijk dat ik een algemeen verbod op religieuze symbolen een onverantwoorde beperking van de vrijheid vind. En niet alleen van iemands vrijheid, een verbod op religieuze symbolen raakt echt aan de menselijke waardigheid. Als ik een postbeambte was, zou ik geen gebruik maken van de vrijheid om een keppeltje of wat dan ook te dragen. Maar ik zou er geen bezwaar tegen maken dat mijn collega een recht heeft dat ik niet benut.
Iets anders in verband met vrijheid: veel mensen hebben het gevoel dat niets meer mag. Je mag niet meer roken, drinken, flirten, vloeken en ga zo maar door.
Gescinska:(lacht) Ik ken zulke redeneringen. Niet zo lang geleden stond na een lezing een oudere man op die zei: ‘Ik ben het beu, ik mag zelfs geen neger meer zeggen, terwijl ik dat altijd zo heb gedaan.’ ‘U mag dat wel, ‘ heb ik hem geantwoord, ‘u zult heus niet worden opgepakt, maar ik weet niet hoeveel vrienden u op het einde van de rit nog gaat overhouden.’ Kijk, ik begrijp die man wel en ik geloof ook best dat hij geen racist is. Maar als je erachter komt dat ‘neger’ geen neutrale maar een kwetsende term is, en dat die term een geschiedenis heeft die jij misschien niet wist en niet bedoelde toen je hem gebruikte, wat doe je dan met die informatie? Welnu, wij, mensen, leven ons dan in. Als je weet dat iemands vader aan kanker is gestorven, ga je ook geen grap over kanker vertellen, ook al is het misschien een hilarische grap. Wij hebben nu eenmaal de capaciteit om zulke dingen aan te voelen.
Dat iemand zijn religie kan belijden is voor mij zo belangrijk dat ik een algemeen verbod op religieuze symbolen een onverantwoorde beperking van de vrijheid vind.
Misschien hebben sommige mensen het idee dat een bepaalde elite of smaakpolitie zegt wat ze nog wel en niet mogen?
Gescinska: Maar rekening houden met andere mensen is vaak ook de vrijheid in het algemeen vergroten. En soms zul je inderdaad wat op je eigen vrijheid moeten inboeten om de vrijheid van anderen te verhogen. Ik merk dat wij steeds meer aandacht krijgen voor de gevoeligheden van anderen. En hoewel die aandacht natuurlijk kan doorslaan, is dat doorgaans een goede zaak. De meesten van ons weten namelijk niet hoe het is om je in een rolstoel te verplaatsen. Daarvoor moet je luisteren naar de ervaringen van mensen in een rolstoel. Pas dan zul je merken dat niet alles even bereikbaar of toegankelijk is en dat de wereld niet aan iedereen toebehoort. Als we elkaar leren begrijpen, krijgen we hopelijk ook meer begrip voor elkaar.
De dvd van de documentaire Leuven 68 is exclusief verkrijgbaar bij Knack. Bestellen kan op www.knack.be/leuven68
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier