Factchecks in Vlaanderen: 5 lessen van de Arbiter van Knack
Nee, ze hoeven niet evenredig verdeeld te worden over de politieke partijen – en vier andere lessen over factchecks van Rien Emmery, Knacks Arbiter.
Vier jaar geleden, bij de eedaflegging van Donald Trump als 45e president van de Verenigde Staten, begon de Amerikaanse kwaliteitskrant The Washington Post aan een herculische taak. Factcheckers zouden alle foute en misleidende uitspraken turven die Trump in speeches, interviews en – vooral – op Twitter de wereld instuurde. Vorige maand, na de eedaflegging van Joe Biden, kwam het verdict: Trump had tijdens zijn ambtstermijn in totaal 30.573 publieke uitspraken gedaan die niet strookten met de waarheid.
Je vraagt ook niet aan de scheidsrechter om op het einde van de voetbalmatch aan elke ploeg evenveel gele kaarten uit te delen.
Het is geen wonder dat factchecken de voorbije jaren een hoge vlucht heeft genomen. De praktijk spruit voort uit de journalistieke ambitie om een dam op te werpen tegen de uitwassen van het post-thruth-tijdperk, waarin bedrijven, lobbygroepen, politici en gewone burgers misleidende uitspraken verspreiden, in het bijzonder op sociale media. Factchecks zijn een relatieve nieuwigheid in de journalistiek. Knack is pionier in Vlaanderen, en zelfs in dit magazine verscheen pas in 2012 voor het eerst een rubriek onder de naam ‘Factcheck’. Toch is factchecking eigenlijk niet meer of minder dan een vorm van onderzoeksjournalistiek, gebaseerd op een van de grondregels van de journalistieke praktijk: het checken en dubbelchecken van informatie. Hoe belangrijk zijn factchecks? Werken ze wel? En wat is het uiteindelijke doel?
1. DE IMPACT VAN FACTCHECKS BLIJFT ONZEKER
De meeste academische onderzoeken naar de impact van factchecks wijzen erop dat ze voor een positieve gedragswijziging kunnen zorgen, zowel bij de verspreiders van onwaarheden (grotere terughoudendheid) als bij de doelgroepen (grotere scepsis). Maar toch blijft er ongerustheid over mogelijke averechtse effecten. Breng je met een feitencheck soms geen obscure claims, die normaal beperkt zouden blijven tot kleine bubbels, onder de aandacht van de mainstream? Zorgen factchecks er niet voor dat sommigen uit ideologische verknochtheid zich gewoon nog harder gaan vastklampen aan bepaalde overtuigingen? En wanneer Facebook of andere sociale media disclaimers toevoegen aan gefactcheckte posts, zullen bepaalde mensen er dan niet ten onrechte van uitgaan dat (nog) niet-getagde informatie automatisch correct is? Het zijn vraagstukken waar factcheckers elke dag mee worstelen.
2. DE WET VAN BRANDOLINI
Maar factchecken botst vooral op een van de ijzeren stelregels van het internet: de wet van Brandolini over de ‘asymmetrie van bullshit’. De Italiaanse programmeur Alberto Brandolini kwam ermee op de proppen in 2013, na een hevig televisie- debat waaraan de Italiaanse ex-premier Silvio Berlusconi deelnam. Brandolini’s wet houdt in dat het altijd véél meer energie kost om onzin te ontkrachten dan om ze te produceren – wat Berlusconi toen bewees. Combineer die tijdsnood met de overdaad aan informatie in het digitale tijdperk, en je weet dat factcheckers altijd keuzes moeten maken. Daarbij wordt zo veel mogelijk teruggegrepen naar kwantificeerbare criteria, zoals verspreiding, impact en relevantie. Hoeveel mensen heeft de misleidende info al bereikt? Hoeveel vragen krijgen we erover van lezers? Maar hoeveel analytische tools je ook gebruikt, beslissen welk onderwerp je gaat factchecken blijft toch deels gebaseerd op journalistieke intuïtie.
3. DE POLITIEKE VERDEEL- SLEUTEL IS NIET VAN TEL
Vooral politici reageren vaak als een gebeten hond op factchecks van hun uitspraken. Wanneer het oordeel ‘niet waar’ is, fulmineren ze over de ‘partijdige factchecker’, in het om- gekeerde geval delen ze trots het resultaat op Twitter. Een courante misvatting over factchecks is bovendien dat ze evenredig verdeeld zouden moeten zijn over politieke partijen. Dat is als vragen dat de scheidsrechter op het einde van elke voetbalmatch aan elke ploeg evenveel gele kaarten uitdeelt. Zo werkt het niet: meer ‘speelminuten’ en agressiever spel zullen leiden tot meer overtredingen. Assertieve Vlaams Belang-politici zoals Sam van Rooy, die op Twitter al 140.000 tweets verstuurde, zullen waarschijnlijk vaker opduiken in factchecks dan bedaarde CD&V-backbenchers die maar sporadisch foto’s delen van dienstbezoeken aan de Landelijke Gilde. Het gros van de factchecks in Vlaanderen heeft sowieso geen politieke lading, al zeker niet de voorbije twaalf maanden, waarin zowat alles draaide om corona en vaccins.
4. DIT IS GEEN BESCHERMD BEROEP
Factchecker is geen beschermd beroep. Iedereen kan zichzelf de functie toedichten. Dat gebeurt dan ook volop – en met wisselend succes. Elke politieke partij in Vlaanderen heeft in het verleden al geprobeerd om het format te adopteren. ‘FACTCHECK: Een tussentijds bilan van Open VLD in de federale regering’, kon je bijvoorbeeld lezen op de website van… de Open VLD. Echt ernstig hoef je dat niet te nemen: van enige methodologie is zelden sprake, het gaat vooral om het adopteren van een keurmerk dat vertrouwen wil wekken.
Maar er zijn ook meer verontrustende varianten van oneigenlijk gebruik. Nadat de Saudische journalist Jamal Khashoggi door agenten van het regime in Riyad werd vermoord, lanceerde een Saudisch propagandakanaal een ‘factcheckorganisatie’ die Middle East Guardians heette. Die verspreidde allerlei onzin over Khashoggi en zijn verloofde, om verwarring te scheppen over de verantwoordelijkheid van het regime. Ook Rusland en Turkije grepen in het verleden al terug naar valse factcheckwebsites als propagandatool.
5. IEDEREEN KAN DE FACTCHECKER FACTCHECKEN
De veelgelezen opmerking ‘Wie factcheckt de factcheckers?’ kan dus wel degelijk terecht zijn. Het antwoord is: iedereen die dat wil. Elke kwalitatieve factcheck is transparant over de gebruikte bronnen en onderzoeksmethoden. Maar au fond is toch telkens een consensus nodig over wat een betrouwbare bron überhaupt is. Tegen complotdenken is meestal geen factcheck opgewassen. Als we het er niet over eens raken dat ruimteorganisatie NASA waarschijnlijk zinnigere dingen vertelt over de klimaatverandering dan een Twitteraccount met 50 volgers dat KlimaatComplot heet, dan heeft discussiëren weinig zin. Wie kampt met een fundamenteel wantrouwen ten aanzien van pers, wetenschappers en experts, zal zelden overtuigd worden door factchecks.
Desinformatie heeft een kwalijke, ontwrichtende rol in de samenleving. Factchecks werken, maar zijn geen wondermiddel daartegen. Misschien zijn ze zelfs nog het best te vergelijken met een vaccin. Ondanks enkele milde, ongewenste neveneffecten, beperken ze de verspreiding van onzin en zorgen ze voor de aanmaak van cruciale antilichamen om die onzin te leren herkennen. Een grotere voorzichtigheid en de reflex om te verifiëren of iets klopt voordat je het zomaar op sociale media deelt: dat is waar factchecks een belangrijke preventieve rol spelen.
Verder blijft het enkel nog hopen op groepsimmuniteit.
Knack blaast 50 kaarsjes uit
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier