EXPO: Parijs-Brussel. Twee eeuwen van architecturale affiniteit (***)

Het fijne architectuurmuseum La Loge heeft een degelijke expo rond de architecturale uitwisselingen tussen Parijs en Brussel bedacht.

Het fijne architectuurmuseum La Loge heeft een degelijke expo rond de architecturale uitwisselingen tussen Parijs en Brussel bedacht.
De smaak van Leopold II

La Loge maakt deel uit van de Archives d’Architecture Moderne (AAM), een onderzoekscentrum met een fameuze bibliotheek. Het museum vindt onderdak in een oude vrijmetselaarsloge. In het heuvelige Elsene maakt men met de regelmaat van de klok beperkte en gesmaakte tentoonstellingen met een bekommernis om het stedelijke architectuurverleden en de studie ervan.

Uitwisseling op architecturaal vlak verloopt soms baldadig of is soms een onafwendbaar gevolg van baldadigheden. Toen maarschalk De Villeroi in opdracht van Louis XIV de Brusselse Grote Markt in 1695 in de as legde, was daarna de tijd rijp om de houten huizen in barokke stenen paleisjes te transformeren. Gelukkig hadden de banden met Frankrijk in latere tijden iets minder destructieve gevolgen. Maar dat de ontwikkeling van Brussel door de ijzeren hand van monarchen gestuurd werd, dat zou nog een tijdje standhouden.

Vanaf 1775 redigeerde Karel van Lotharingen (1712-1780), gouverneur van de Zuidelijke Nederlanden, de aanleg van het Koningsplein. Het plein met classicistische bebouwing in eenheidsstijl werd door de Fransen Nicolas Barré en Gilles Barnabé ontworpen. Ook Leopold II zou op onze zuiderburen een beroep doen. In maart 1913 beschuldigde het Brusselse architectuurtijdschrift Tekhné hem enerzijds van een achterhaalde smaak en anderzijds van partijdigheid. Men zag liever dat de opdrachten toegekend werden aan talent van eigen bodem, dan aan royaal verloonde Fransen.

Leopold II was onder de telgen van het koningshuis de man die zich op grote schaal als bouwheer profileerde. Van deze tentoonstelling moet men een verhaal verwachten dat via foto’s en planmateriaal visueel ondersteund wordt, documentair dus. Bekende en minder bekende achtergronden van een deel van de aantrekkelijkste gebouwen en plaatsen van de hoofdstad doet men uit de doeken.

Leopold keek vooral verlekkerd naar de gedateerde Franse achttiende-eeuwse stijlen. Op zich dus een gemiste kans om eigentijds te zijn. Het rijtje uithangborden dat hij bewerkstelligde is niettemin indrukwekkend: de Japanse toren, het Chinees paviljoen, de triomfboog in het Jubelpark, de terrastuin van de Kunstberg, een deel van het Koninklijk Park in Laken of de Vijver van Vossem in Tervuren.

Modernisme

Victor Horta (1861-1947) en Paul Hankar (1859-1901) behoorden tot de top van de art nouveau. Hector Guimard (1867-1942), bekend van zijn ontwerpen voor de ingangen van de Parijse metro, kwam ter plaatse de werken van het tweetal bestuderen. Met de ogen stelen noemt men dat. De Parijzenaar Robert Mallet Stevens (1886-1945) woonde een tijdje in het door Josef Hoffmann ontworpen Stocletpaleis aan de Tervurenlaan. Hij deed met het UNESCO-werelderfgoed zijn voordeel: het modernisme lag er bijna voor het grijpen.

Aankondigingen van 2 Brusselse lezingen verzinnebeelden dan weer de invloed van Le Corbusier (1887-1965) in onze contreien. Het huis dat hij voor René Guiette in Antwerpen bedacht, is daar het tastbaarste voorbeeld van.

In de Loge snijdt men op overtuigende wijze de verdere vorderingen van het modernisme aan. De Franse architect Maurice Ravazé kwam aan het begin van de jaren 1930 naar Brussel om een plek te vinden voor een groots opgezette Citroënstad. Een auto kopen of laten herstellen moest gecombineerd kunnen worden met winkelen, lunchen of een bezoek aan de kapper. Het moest een multifunctioneel centrum worden zoals we het nu nog kennen, maar uiteindelijk zou men met het gebouw op het IJzerplein volstaan. De toonzaal met een hoogte van 25 meter is een heerlijk staaltje van modernisme, terend op de uitstraling van pure lijnen. Tenminste, dat is zo op de stemmige ontwerptekening uit 1931. Heden is van die haast filmische luxe niet veel meer te merken.

De uitwisselingen op diverse Wereldtentoonstellingen worden eveneens keurig behandeld. Zoals zo vaak springt de figuur van Renaat Braem (1910-2001) eruit. Naast de onweerlegbare invloed van Le Corbusier weet hij toch op eigengereide wijze te imponeren met idealistische of zelfs visionaire ontwerpen.

Men betoogt dat de Thalys sinds 1993 het contact tussen beide steden versoepelde. Ontegensprekelijk bracht men het verschil terug tot een uur en 20 minuten. Maar dit lijkt te gezocht. De hedendaagse uitwisseling wordt veel minder duidelijk uitgelegd en is nog amper een mager coda. Men hield zich misschien beter aan een terminus rond de jaren 1930. Niettemin steekt men van Parijs-Brussel iets op en wordt belangrijk architecturaal erfgoed prima gedocumenteerd.

Parijs-Brussel. Twee eeuwen van architecturale affiniteit
Tot 29 augustus
Architectuurmuseum – La Loge
Kluisstraat 86
Brussel
La Loge

Matthias Depoorter

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content