Mark Van de Voorde
Euthanasie of de obsessie met de dood
De verbetenheid om van euthanasie een recht te maken moet dieperliggende redenen hebben dan de maakbaarheid, de zelfbeschikking en het vermijden van lijden.
Ik heb mij al vaak afgevraagd waarom de dood het uitverkoren thema is van sommige atheïsten. Die focus op het thema dood is te zien aan de verbetenheid waarmee ze opkomen voor het ‘recht’ op euthanasie. Tussen twee haakjes: euthanasie is nog altijd geen recht; in de bestaande wetgeving is de levensbeëindigende handeling nog altijd strafbaar, ze wordt gedoogd binnen bepaalde voorwaarden (nogmaals tussen twee haakjes: in de praktijk worden die voorwaarden wel eens met de voeten getreden).
Het lijkt wel of de vrijheid om zelf over hun dood te beslissen (of te laten beslissen bij dementerende mensen) de kern is van de levensfilosofie van bepaalde humanisten. De antwoorden die ik op mijn waaromvraag te horen krijg, zijn immers niet afdoende om die verbeten ijver te verklaren.
Maakbaarheid, zelfbeschikking en het vermijden van lijden, zo luiden de antwoorden. De vraag naar uitbreiding van de wet heeft evenwel nog weinig te maken met maakbaarheid, zelfbeschikking en het vermijden van lijden. Ik vrees dat er iets fundamentelers schuilgaat achter het grenzeloze verlangen om de dood in eigen handen nemen.
De maakbaarheid van mens en samenleving – het timmeren aan de weg naar een betere samenleving – kan niet volstaan als antwoord. Met euthanasie bouw je immers niets op. Je breekt af. Je maakt een einde aan alle opbouwwerk om de mens meer mens te laten zijn.
Het zelfbeschikkingsrecht? Waarover beschik je bij euthanasie? Over de beslissing dat na deze handeling niets meer te beschikken valt. Zelf je dood kiezen als ultieme poging om jezelf te zijn? Een toch bizarre manier om jezelf te zijn, want die poging loopt uit in “niet meer zijn”.
Het vermijden van lijden? Daar zijn vandaag nog veel andere manieren voor: pijnverzachting, palliatieve zorg, sedatie… Deze wegen om de mens in pijn comfort te verschaffen of zonder te doden te laten inslapen, zijn in de meeste gevallen efficiënt en bovenal menswaardiger. Het valt me op dat elke keer als een verbeterde comfortbehandeling beschikbaar is, sommige pleitbezorgers van euthanasie zeggen: Dat is zeer goed, maar het mag het ‘recht’ op euthanasie niet in de weg staan.
Een ‘recht’ op euthanasie is er niet – de behandeling blijft strafbaar maar wordt gedoogd onder bepaalde voorwaarden. Het lijkt wel of sommigen de kring van de voorwaarden willen uitbreiden tot euthanasie een patiëntenrecht wordt. Die uitbreiding gaat – voorlopig – in twee richtingen: kinderen en dementerenden. Bij beide groepen gaat het argument van zelfbeschikking niet op.
Kinderen, precies omdat ze geen volwassenen zijn, kunnen niet over hun handel en wandel beschikken. Daarom hebben zij een recht op opvoeding en heeft de samenleving bijgevolg een plicht tot bescherming. Kent men aan kinderen het zelfbeschikkingsrecht toe, dan heft men de beschermingsplicht van de samenleving op. Dat zal ook gevolgen hebben op andere domeinen.
Dementerenden zijn de capaciteit kwijt om over zichzelf te beschikken. Dat betekent dat anderen over hun dood zullen beslissen, wat in tegenspraak is met het uitgangspunt van de bestaande wetgeving. Ook bij volle bewustzijn beslissen voor de tijd dat men niet meer over alle geestesvermogens zou beschikken, is in tegenspraak met de wet die een weldoordacht besluit voorschrijft.
Bij het overgrote deel van de dementerenden gaat het argument van ondraaglijk lijden ook niet op. Het merendeel van de dementerenden beseffen hun toestand niet. Het lijden zit bij de omstanders die de aftakeling niet aankunnen. Cru gezegd, omdat de dementie van een ander pijn doet aan hun ogen, zou de dementerende moeten verdwijnen. Dat is geen recht op euthanasie maar plicht tot euthanasie.
De verbetenheid om van euthanasie een recht te maken – en daarna misschien een wel een plicht – moet dus dieperliggende redenen hebben dan de maakbaarheid, de zelfbeschikking en het vermijden van lijden. Ik noem het de obsessie met de dood, als irrationele reactie op de angst voor de dood en de onmacht om de eindigheid van het aardse bestaan te aanvaarden.
In de roman ‘De zus van Freud’ (2010) van de winnaar van de EU-literatuurprijs Goce Smilevski, zegt Adolphine Freud tegen haar broer Sigmund, de beroemde psychiater: “Jij bent voor de dood nog banger dan alle mensen die troost zoeken in het idee dat er zoiets als onsterfelijkheid bestaat.”
Mark Van de Voorde
onafhankelijk publicist en gewezen raadgever van de Belgische politici Herman Van Rompuy, Yves Leterme en van Steven Vanackere.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier