
Van brexit tot Barcelona: hoe nieuwe breuklijnen de oude politiek op haar kop zetten
In tal van Europese lidstaten zetten nieuwe politieke breuklijnen druk op de kiessystemen en de politieke cultuur. Is dat wel een probleem voor Europa? ‘Als partijen staatsmanschap tonen, werkt het zelfs verfrissend.’
Wie een blik werpt op de politieke systemen over heel Europa kan niet anders dan vaststellen: op Malta na is het tweepartijlandschap verleden tijd. Onder impuls van nieuwe politieke breuklijnen steken nieuwe partijen de kop op en vermorzelen ze de stabiele verdeling van de stemmen tussen twee grote partijen. Migratie, ecologie, de economische crisis, separatisme of identiteit: ze dragen bij tot de ontwrichting van gevestigde politieke formaties. Van de sociaaldemocraten in Madrid tot de Tories over het Kanaal. Een overzicht.
Verenigd Koninkrijk
Volgens een nieuwe rondvraag van het Britse peilingbureau Yougov kiest 25 procent van de Britten bij nieuwe parlementsverkiezingen voor de Conservatieve partij van kersvers premier Boris Johnson. Tweede grootste partij is niet langer de Labourpartij (19 procent), maar wel de Liberal Democrats van de nieuwe voorzitter Jo Swinson (23 procent). Ook de Groenen gaan erop vooruit en overtuigen negen procent van de Britse kiezers.
De peiling illustreert een tendens die al langer aan de gang is over het Kanaal en die onder impuls van de brexit wordt versneld. De twee traditionele en dominante partijen die de klassieke links-rechtstegenstelling belichamen, verliezen een aanzienlijk deel van hun traditionele electoraat. Ruim zestig jaar geleden waren de Britse socialisten en conservatieven samen goed voor 96 procent van de stemmen. Vandaag kunnen ze samen amper de helft van de kiezers overtuigen. Kleinere partijen, die vaak specifiekere belangen vertegenwoordigen, slorpen een aanzienlijk deel van die kiezers op.
Is een regering waar driekwart van de kiezers niet op heeft gestemd wel legitiem?
Het concrete gevolg? Ondanks het first past the post system, waarbij enkel de kandidaat met de meeste stemmen in een district verkozen geraakt, wordt het alsmaar onwaarschijnlijker dat één politieke partij de meerderheid in Westminster bemachtigt. In theorie is het nochtans perfect mogelijk dat een partij met 25 procent een absolute meerderheid haalt omdat ze in meer dan de helft van de kiesdistricten de grootste blijft. Maar is een regering waar driekwart van de kiezers niet op heeft gestemd wel legitiem?
Voorlopig is bovenstaand scenario nog nooit gebeurd. Na de vervroegde stembusgang in 2017 moest Theresa May met een kleine 37 procent van de stemmen rekenen op de gedoogsteun van de Noord-Ierse unionisten (DUP). Een absolute meerderheid met een kwart van de stemmen lijkt voorlopig geen realistisch scenario. Er zijn natuurlijk alternatieven. In het Verenigd Koninkrijk heeft men ervaring met minderheidsregeringen. Toch stuit ook die piste door het versnipperde politieke landschap op praktische bezwaren. Is het wel interessant om met – bij wijze van voorbeeld – slechts 270 van de 650 zetels de regeringshandschoen op te nemen? In dat geval wordt de afhankelijkheid van de andere partijen zo groot dat de bewegingsvrijheid tot het minimum wordt gereduceerd.
Dat opent de deur voor coalitieregeringen. In 2010 vormden de Conservatieve Partij en de Liberal Democrats voor de eerste keer in de naoorlogse geschiedenis een coalitie. Toch gaan zulke constellaties lijnrecht in tegen de institutionele structuur van het land. In het Britse Lagerhuis zitten de parlementsleden van de regeringspartij en de oppositie doelbewust lijnrecht tegenover elkaar. Dat moet de binaire tegenstelling tussen de twee grote oppositie- en regeringspartijen in een concurrentiedemocratie fysiek uitdrukken.
De politieke cultuur in het Verenigd Koninkrijk ondergaat met andere woorden een drastische metamorfose. Dat zorgt vanzelfsprekend voor de nodige spanningen. Nu er tegen de achtergrond van de nakende brexitdeadline druk wordt gespeculeerd over vervroegde verkiezingen, roepen sommige commentatoren op om het first past the post te verlaten en te kiezen voor proportionele representatie. De vraag is natuurlijk of het Britse partijlandschap bij de volgende verkiezingen of na de brexit opnieuw normaliseert.
Spanje
De huidige politieke crisis in Spanje is een uitstekend voorbeeld van zo’n systemische verschuiving. Ondanks een proportioneel kiesstelsel kende Spanje tot voor kort een tweepartijensysteem waarbij de grote spelers samen doorgaans tachtig procent van de stemmen behaalden. Op nationaal niveau wisselden de centrumrechtse Partido Popular en de sociaaldemocratische PSOE elkaar steeds af, al dan niet in de vorm van een minderheidsregering. Tussen 1978 en 2015 wisten de twee partijen samen altijd meer dan 65 procent van de kiezers te overtuigen. Grootste oorzaak van dat tweepartijensysteem zijn de 52 relatief kleine kiesdistricten in Spanje. Per district zijn er maar een beperkt aantal zetels beschikbaar waardoor kiezers geneigd zijn om een voor grote partij te stemmen.
Bij de vorige verkiezingen haalde de grootste partij van Spanje slechts 123 van de 350 zetels, het laagste zetelaantal dat een winnaar de afgelopen veertig jaar liet optekenen.
Maar onder impuls van de economische crisis, corruptieschandalen en de Catalaanse kwestie is het politieke speelveld helemaal opgebroken. De opkomst van de liberale Ciudadanos, het radicaal-linkse Podemos en – meer recent – de nationalistische Vox-partij zet het tweepartijensysteem onder druk. Dat zorgt voor een politieke patstelling. Bij de vorige stembusgang – de derde in drie jaar tijd – behaalde de grootste partij van socialistisch premier Pedro Sanchez slechts 123 van de 350 zetels, het laagste zetelaantal dat de grootste partij van het land de afgelopen veertig jaar liet optekenen.
Met dat gebrek aan steun lijkt het een zelfmoordmissie om een minderheidsregering op de been te brengen. In een land waar men niet gewend is om compromissen te sluiten, moet Sanchez voor de eerste keer na de dictatuur van Franco op zoek naar een coalitiepartner. Dat blijkt een bijzonder moeilijke opgave. In Spanje beschouwt men een coalitie niet zozeer als een manier om samen te kunnen werken, wel als een verlies van enkele ministerposten. Nu de investituur van Sanchez vorige week opnieuw is mislukt, neemt de kans aanzienlijk toe dat de Spanjaarden volgend jaar opnieuw moeten gaan stemmen.
Duitsland
Ook in Duitsland tekent er zich een vergelijkbaar scenario af. Onze oosterburen hebben een gemengd systeem waarbij de ene helft van de parlementsleden via proportionele representatie en de andere via een meerderheidsstelsel wordt verkozen. Dat gemengd systeem moet voor een combinatie van goede persoonlijke vertegenwoordiging én stabiliteit zorgen. Maar de geroemde Duitse stabiliteit staat onder druk. Duitsland kende tot ongeveer tien jaar geleden een bipolair multipartijensysteem waarbij ofwel de christendemocratische Union of de sociaaldemocratische SPD doorgaans samen met een kleinere juniorpartner de regeringshandschoen opnam. Waarnemers schreven Duitsland daarom de categorie van een tweeënhalfpartijensysteem toe.
Versnippering kan voor betere vertegenwoordiging zorgen, maar het politieke bestel ook verlammen.
Maar door het tanende succes van de volkspartijen, het succes van de Groenen en de opkomst van de Alternative für Deutschland (AfD) is het Duitse partijlandschap indringend veranderd. Zelfs een grote coalitie tussen de traditionele volkspartijen krijgt volgens de meest recente peilingen geen meerderheid van de stemmen achter zich. De zogenaamde grote coalitie tussen de SPD en de Union is zowel in politieke kringen als bij de bevolking niet langer geliefd omdat er – niet altijd terecht – een gevoel van immobilisme heerst. Uit een recente peiling van het weekblad Der Spiegel blijkt dat 57 procent van de Duitsers de rood-zwarte coalitie op de schop wil. Als de deelstaatverkiezingen in Saksen en Brandenburg begin september slecht uitdraaien voor de Duitse regeringspartijen, dreigt de GroKo te imploderen.
Toch is het maar de vraag of de implosie van de grote coalitie beterschap zal baren. Versnippering kan voor betere vertegenwoordiging zorgen, maar het politieke bestel ook verlammen. In een tweepartijensysteem kiezen de twee grote blokken vaak voor een centrumkoers om de gematigde kiezer – het gros van het electoraat – van hun programma te overtuigen. Die centripetale beweging maakt het bovendien gemakkelijker om compromissen te sluiten met een kleinere gematigde coalitiepartner. Maar wanneer pakweg de Groenen in een driepartijencoalitie met de liberalen en de christendemocraten tot overeenstemming moeten komen, is het risico op verlamming nog een stuk groter. Afwachten of een onuitgegeven coalitie tussen de Groenen en de christendemocraten politiek haalbaar blijkt.
Wat nu?
Zit de Europese Unie met een probleem wanneer tal van lidstaten in politiek opzicht instabieler worden? Bijna de helft van de Europese lidstaten wordt momenteel door een minderheidsregering bestuurd. In een context waarin de klimaatkwestie, migratie en de tweestrijd tussen de Verenigde Staten en China snelle antwoorden vereist, kan het verlammend effect van nationale fragmentatie voor heel wat problemen zorgen. Als de regeringspartijen vanuit hun ideologische loopgraven een tijdlang bakkeleien over het standpunt dat ze willen innemen, komt een Europese reactie misschien wel te laat. Toekomstig voorzitter van de Europese Raad Charles Michel weet wat hem de komende vijf jaar te doen staat.
Volgens professor Europese politiek Hendrik Vos (UGent) ligt de sleutel bij het staatsmanschap dat de partijen aan de dag leggen. ‘Politieke partijen moeten inzien dat compromissen noodzakelijk zijn voor het nationale belang. In dat geval hoeft die fragmentatie helemaal niet problematisch te zijn. Wel integendeel, het kan zelfs verfrissend werken en specifieke belangen in de politieke arena introduceren’, zegt Vos.
Ook Peter Bursens (UAntwerpen), gespecialiseerd in meerlagige bestuursvormen, is voorzichtig optimistisch. ‘Eigenlijk maken we een normalisering van het partijlandschap mee. Nieuwe breuklijnen doen via het nationale niveau hun intrede in de Europese politiek. Op die manier worden burgers ook op het Europese niveau duidelijke alternatieven aangeboden. Zo’n politisering kan uiteindelijk bijdragen tot een meer legitiem politiek systeem. Vroeg of laat kan er dan een nieuw evenwicht rond die breuklijnen ontstaan en kan ook het partijlandschap weer stabiliseren’, zegt Bursens.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier