ESA-wetenschapper Angelique Van Ombergen: ‘Ik wil vechten tegen de angst’
Ze onderzoekt het brein van astronauten in de ruimte, maar zelf is ESA-wetenschapster Angelique Van Ombergen veel te nuchter om te zweven. ‘Ik heb een lastige jeugd gehad, maar zelfs dat zou ik niet meer anders willen.’
Elke week vraagt Knack aan ondernemende Belgen hoe ze lijf en psyche in balans houden.
Ze hebben een baby van zeventien weken en een hond, en toch ligt het huis van Angelique Van Ombergen en haar vrouw er opvallend ordelijk bij. ‘Ik kan niet tegen rommel’, zegt de ESA-wetenschapster. Ze lacht. ‘Maar kom niet in de lades kijken.’
Een carrière moet ergens mee beginnen, en bij Van Ombergen was dat met het oor. Op haar achttiende koos ze voor de studie audiologie, vier jaar later voltooide ze haar masterproef over patiënten met evenwichtsstoornissen, en daarna volgde een doctoraat waarin ze onderzocht hoe de hersenen van astronauten zich aanpassen aan een verblijf in de ruimte. Sinds januari 2019 werkt Van Ombergen als coördinator human research van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA en doet ze zelf dus geen onderzoek meer. ‘Voorlopig vind ik dat niet erg. In mijn nieuwe functie ondersteun ik nu de wetenschap die bedreven wordt. Ook heel fijn.’
Ik wil dat onze zoon mijn vader kent. Het is niet omdat je niet de beste vader was dat je ook een slechte grootvader bent.
Begin 2019 nam het Amerikaanse zakenblad Forbes u op in de ’30 under 30′-ranglijst van jonge, veelbelovende Europese wetenschappers. Voelt u zich jong?
Angelique Van Ombergen: Soms wel, soms niet. Ik denk heel weinig over mijn leeftijd na. Ik word dit jaar 30. Veel van mijn vrienden ook, en zij zien dat echt als een nieuw tijdperk dat aanbreekt. Mij boeit dat getal niet. Mijn leven verandert momenteel heel ingrijpend, maar dat is dan door een kind te krijgen, niet omdat die 30 eraan komt.
Heeft de nominatie van Forbes druk op uw schouders gelegd?
Van Ombergen: Nee. Ze kwam zelfs wat ongelegen – wat ik niet zo verwaand bedoel als het misschien klinkt (lacht). Ik was net begonnen in mijn nieuwe baan als coördinator en was dus gestopt met onderzoek. Ik had het ook helemaal niet verwacht, ze hadden me vooraf niet op de hoogte gebracht.
Op zich is het natuurlijk een enorme eer. En vooral: het kan andere zaken in gang zetten. Maar ik hecht er zelf niet zo veel belang aan. Samen met een collega geef ik geregeld ruimtekampen, en als ouders me dan mailen dat hun kind een week later nóg over de ruimte praat, dan heb ik daar veel meer aan dan aan zo’n Forbes-nominatie.
Er hangt toch wel prestige aan vast?
Van Ombergen: Zeker, maar ik beleef meer plezier aan dingen waarvoor ik iets concreets heb moeten doen. Een goede recensie van de twee kinderboeken die ik heb geschreven, bijvoorbeeld. Of de PhD Cup (wedstrijd waarin wetenschappers hun doctoraatsonderzoek zo helder en boeiend moeten uitleggen in drie minuten, nvdr) die ik in 2018 won: dat vond ik fantastisch.
De vraag of u uw voeten nog op de grond kunt houden is dus overbodig?
Van Ombergen: Ik vrees van wel. (lacht) Ik ben ook veel te zelfkritisch om naast mijn schoenen te lopen. Toen mijn eerste boek uitkwam, ben ik een week misselijk geweest en heb ik nachtenlang niet kunnen slapen. Ik kon alleen maar denken: dit had ik nooit mogen doen. Niet leuk, maar het heeft ook een positieve kant: het houdt je alert en zorgt ervoor dat je hard blijft werken.
Maar ondertussen lijdt u wel.
Van Ombergen: Tja, dat hoort er soms gewoon bij. (lacht) Er staat nu een derde boekje in de steigers, over hoe onze hersenen werken in de ruimte, en dan zal ik weer door al die stress moeten, dat weet ik nu al. Zeker omdat het nu een boek voor volwassenen wordt. Ik heb weleens een stuk voor Eos geschreven, of een opiniestuk in de krant, maar dit is toch nog iets anders. Om op je eerste vraag terug te komen: dan vraag ik me wél af of ik niet te jong ben en of ik niet beter even zou wachten met zo’n boek.
U kijkt in de hersenen van mensen. Staat u soms nog versteld van uw eigen brein?
Van Ombergen: Ja, maar dan eerder in de negatieve zin. (lacht) Ik vind het soms frustrerend hoe snel je dingen kunt vergeten. Jaren aan een stuk heb ik zitten studeren, en zo veel daarvan is ondertussen vage kennis geworden. Er is veel andere kennis bijgekomen, dat weet ik wel, maar ik vind het toch lastig dat ik nu zaken moet opzoeken die vroeger parate kennis waren.
Bent u zelfverzekerd?
Van Ombergen: Ja en nee. Soms doe ik dingen waarvan mijn vrouw zegt: ‘Dat zou ik nooit durven.’ Lezingen geven, bijvoorbeeld, of te gast zijn in een praatprogramma op tv. Ik ben daar dan wel zenuwachtig voor, maar toch kan ik de knop goed omdraaien. Maar au fond blijf ik heel onzeker. Vroeger had ik enorm veel last van faalangst. Dat is tegenwoordig al iets beter, maar zelfverzekerd zou ik me toch niet noemen.
Uw motto is Per aspera ad astra.
Van Ombergen: Het betekent ‘Via moeilijkheden naar de sterren’ en duikt in de ruimtevaart uiteraard wel vaker op. Ik geloof ook echt dat de weg die een mens bewandelt niet altijd gemakkelijk hoeft te zijn. Moeilijke zaken blijken achteraf vaak iets moois op te leveren.
Wat zijn uw moeilijkheden geweest?
Van Ombergen: Ik heb een lastige jeugd gehad. Na de scheiding van mijn ouders ben ik op mijn tiende bij mijn grootouders terechtgekomen. Zij zijn later ook mijn pleegouders geworden. Op dat moment vond ik het allemaal heel lastig en wilde ik een normale gezinssituatie. Nu besef ik dat het mij ook tot iemand heeft gemaakt die goed met moeilijkheden om kan en heel wendbaar is. Ik zou zelfs niet meer willen dat het anders was.
Heeft die onstabiele jeugd u tot een onstabiele persoon gemaakt?
Van Ombergen: Als tiener was ik allesbehalve stabiel. Ik was vaak depressief, kampte met stemmingsstoornissen, had veel faalangst. Sowieso worstel je als puber al flink met jezelf, en bij mij kwam er nog een extra scheut moeilijkheden bij.
Nu vind ik mezelf zeker wel standvastig. Dat is mede aan mijn grootouders te danken. Zij hebben me het kader en de regelmaat geboden die ik als onzekere puber nodig had. Daarom kan ik ook geen rommel verdragen. Ik heb structuur nodig. En controle. Ik ben flexibel – grote veranderingen in mijn leven vind ik prima – maar ik wil wel altijd snel weer de touwtjes in handen hebben.
Gaat dat samen met het moederschap? Als er iets is waar je weinig controle over hebt, dan is het wel een kind.
Van Ombergen:(lacht) Dat is waar, en ik merk ook dat mijn vrouw daar veel beter mee om kan. Ik vind het heel moeilijk als onze zoon weent en ik niet weet waarom. Ik denk dat mijn moederrol pas optimaal tot zijn recht zal komen als ons kind wat ouder is. Als ik wat rationeler met hem zal kunnen communiceren.
Hoe is de band met uw ouders ondertussen?
Van Ombergen: Met mijn moeder heb ik nu een goede band. We bellen elkaar bijna dagelijks. Met mijn vader lukt het momenteel ook wel, en dat was niet altijd het geval. Hij doet zijn best. Toen we onlangs op vakantie waren, is hij hier het gras komen maaien. Ik wil ook dat onze zoon mijn vader kent. Het is niet omdat je niet de beste vader bent geweest dat je ook een slechte grootvader zult zijn.
Ik merk wel dat ik een vorm van zelfbescherming gecreëerd heb. Mijn verwachtingen zijn eerder realistisch dan hoog.
Als ik een week naar Mars zou kunnen, heel graag. Maar drie of vier jaar weg zijn, nee, dat nooit.
Kunt u zich nog wel voluit engageren in vriendschappen of relaties?
Van Ombergen: Ik kan zeker nog mensen vertrouwen. Ik ben zelfs heel veeleisend in vriendschappen, weet ik nu. Mijn idee over vriendschap is tamelijk heftig. Voor mij moet die onvoorwaardelijk zijn, je moet voor elkaar door het vuur willen gaan. Ondertussen heb ik daar meermaals met mijn vrienden over gesproken en heb ik ingezien dat hoezeer zij ook hun best deden, het vaak niet goed genoeg was voor mij. Ik weet nu dat dat niet aan hen lag, maar aan mij. Ik heb mezelf daarin kunnen temperen, dat werkt beter.
U lijkt uw binnenkant heel goed te kennen. Hebt u hulp gehad van therapie?
Van Ombergen: Ik ben lang in therapie geweest, ja. Als kind zelfs al. Ik was toen heel angstig, ik had veel last van fobieën. Omdat ik de laatste jaren rustiger en stabieler ben, heb ik de therapie zo goed als afgebouwd, maar ik begin er direct weer mee als ik voel dat het nodig is. Meer mensen zouden dat moeten doen. Zowel voor je lichaam als voor je geest moet je goed zorgen.
Bent u ook met uw buitenkant bezig?
Van Ombergen: De laatste jaren wel. Toen mijn vrouw en ik beslist hadden dat we zouden trouwen, wilde ik in vorm zijn voor het feest. In een jaar tijd ben ik toen 15 kilo afgevallen. Door gezonder te eten en te gaan sporten. En het cliché is waar: je voelt je mentaal veel beter als je blij bent met je lijf. Tegenwoordig is er wel opnieuw wat werk aan de winkel. (lacht)
Om nog even terug te komen op uw motto: zit u aan de sterren?
Van Ombergen: Pff, daar ben ik te nuchter voor, denk ik. (glimlacht) Maar ik ben wel heel gelukkig.
Leeft u op de tippen van de tenen of eerder met de voet vooruit?
Van Ombergen: Met de voet vooruit. Ik kan nog altijd last van faalangst hebben, maar het houdt me niet tegen om dingen te doen. Ik wil vechten tegen die angst. En doorgaan. Ik kan er ook niet zo goed tegen als mensen treuzelen of twijfelen. Mijn principe is: maak een keuze, leef ernaar, en als het achteraf een foute keuze blijkt, so be it.
U wilt meer jongeren en vrouwen in de wetenschap krijgen, en mede daarom verschijnt u nu en dan in de media. Houdt u van de schijnwerpers?
Van Ombergen: Misschien wel een beetje. Maar zonder die schijnwerpers zou het ook prima zijn. Je kunt mensen bereiken als je zichtbaar bent, of het nu is door interviews, lezingen, boeken of wetenschapskampen voor kinderen. Dat is een pak moeilijker als je in de luwte blijft.
In het middelbaar onderwijs werd nog nooit zo vaak voor STEM-richtingen, voor wetenschappen, technologie en wiskunde gekozen, en toch blijven campagnes nodig?
Van Ombergen: STEM-richtingen zijn inderdaad populair. Maar hoe hoger je gaat, hoe meer vrouwen er verdwijnen. Als je een goede onderzoeker wilt zijn, besteed je enorm veel tijd aan je job, ben je flexibel, ga je naar het buitenland om congressen bij te wonen of om er minstens een jaar in een lab mee te draaien. Het moment waarop je aan kinderen begint, is net het moment waarop je heel hard moet werken om misschien ooit dat hoogleraarschap te krijgen. Dat is een bijna onmogelijke combinatie voor vrouwen die ook een gezinsleven willen.
Voor veel mannen is het ook heel moeilijk. Maar vrouwen hebben nog altijd de perceptie tegen. Onlangs gaf ik een lezing voor kinderen, en een van de jongetjes – hij was een jaar of acht – zei me ineens: ‘Maar mevrouw, waarom kom jij dit allemaal vertellen, jij bent toch een meisje?’ Zo’n kind doet dat niet bewust, blijkbaar zit het zo in zijn hoofd. Toch nog veel werk aan de winkel, denk ik dan. Daarom vind ik ook dat de campagnes niet alleen op meisjes gericht moeten zijn. De jongens moeten het later normaal gaan vinden dat een vrouw op een wetenschappelijk congres de expert is, en niet de secretaresse.
Maar vrouwen spelen zelf ook een belangrijke rol in de mentaliteitswijziging. Ik hoor vaak van televisiemakers dat vrouwen nee zeggen als ze gevraagd worden om duiding te komen geven. Heel jammer. Ik probeer het zelf zo vaak mogelijk te doen.
Kunt u nu al zeggen of een kind krijgen u heeft veranderd?
Van Ombergen:(denkt na) Ik besef meer dan vroeger dat wat er écht toe doet, de mensen om je heen zijn. Tegelijk wil ik me daar ook niet toe beperken. Ik zal me nooit helemaal wegcijferen voor een kind. Ik zal er alles aan doen om onze zoon in de best mogelijke omstandigheden te laten opgroeien en hem alles te geven wat ik kan, maar ik wil ook mezelf kunnen zijn. En nog uitstapjes kunnen maken als koppel, zonder dat ons kind er altijd bij is. Zelf en als koppel gelukkig zijn is het beste wat je aan je kind kunt meegeven.
Wat hoopt u door te geven aan uw zoon?
Van Ombergen: Mijn nieuwsgierigheid. Veel willen weten en ervaren. De wereld zien.
En wat niet?
Van Ombergen: Mijn faalangst en onzekerheid.
U hebt het evenwichtsorgaan bestudeerd. Moet u zelf veel moeite doen om het evenwicht te bewaren?
Van Ombergen: Nu niet meer. Er is veel veranderd toen ik er vorig jaar aan de universiteit net niet onderdoor ben gegaan. Ik had veel te hard gewerkt. Op een gegeven moment kreeg ik een krak. Ik ben een week thuis gebleven en heb drie dagen aan een stuk geslapen. Toen heb ik beslist: even iets minder, en voorlopig lukt me dat goed. Mijn mails checken was vroeger het laatste wat ik deed voor ik ging slapen en het eerste als mijn ogen weer open waren. Toen ik in januari aan mijn nieuwe functie begon, heb ik mijn professionele mailbox bewust niet op mijn telefoon geïnstalleerd, en dat ga ik zo houden.
En het is nog niet gebeurd dat er een raket níét de ruimte in werd gestuurd omdat u ’s morgens uw mails niet had gecheckt?
Van Ombergen:(lacht) Exact. Ik bewaak mijn grenzen nu veel beter.
Momenteel zijn er nog geen bemande ruimtevaarten naar Mars, maar volgens Elon Musk zal dat over tien jaar wel zo zijn. Zou u graag meegaan?
Van Ombergen: Ik hoop echt dat ik het zal kunnen meemaken als observator. En als ik een week naar Mars zou kunnen, heel graag. Maar drie of vier jaar weg zijn, nee, dat zou ik nooit doen. Zelfs een halfjaar zou te veel zijn. (glimlacht) Daarvoor ben ik veel te graag hier.
Angelique Van Ombergen
– 29 jaar, woont in Beveren, is getrouwd en heeft een zoontje
– Studie audiologie, doctoraat over de hersenen van astronauten in de ruimte
– Opgenomen in de Forbes-lijst ‘meest beloftevolle wetenschappers’ (begin 2019)
– Werkt als coördinator human research van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA
– Schrijfster van 2 kinderboeken: In mijn hoofd – De wonderlijke wereld van het brein en Reis naar de sterren – Over astronauten, raketten en satellieten
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier