Leo Neels
‘Er wordt slordig omgesprongen met taal en we malen er niet meer om’
‘Laten we opnieuw aandacht ontwikkelen voor keurig taalgebruik’, schrijft Leo Neels. Hij houdt hier een pleidooi voor een foutloze spelling en een correcte uitspraak, ook in radioreclamespots.
De Standaard belooft het onverwachte, en confronteerde me daar (DS 4 dec.) zopas pijnlijk mee. De krant oefende kritiek uit op de slonzigheid in de politieke besluitvorming van de Vlaamse Regering, en daarbij werd verwezen naar twee dossiers die op die ladder hoog scoren – Uplace en Oosterweel – als klotedossiers. K.L.O.T.E. – in een editoriaal van DS! Je kan daar lacherig over doen, of er geen aandacht aan schenken of theatraal uitroepen waar der ouderen’fierheid nu is gevaren. Dat allemaal wil ik niet doen, ik wil aandacht besteden aan behoorlijk taalgebruik. Wij, die voorouders hadden die streden voor onze taal en die die strijd ook wonnen, komt het ons toe met die taal zorgeloos om te springen?
‘Er wordt slordig omgesprongen met taal en we malen er niet meer om’
Spreken van ‘klote’ is grensoverschrijdend taalgebruik, onbehoorlijk, en dan zeker voor journalistiek. Eens waren kranten intellectuele bakens, is dat vandaag niet meer het geval? Is ook die ambitie verdampt en opgegaan in moderne trends? Allicht bedoelde de auteur dat de besluitvorming rond de dossiers die hij besprak vervelend was, onaangenaam verliep, dat er ongunstige aspecten aan verbonden waren, dat het beslissingsproces beroerd of lamlendig was… allemaal mooiere en rijkere woorden dan zijn woordkeuze. Allemaal ook woorden die Van Dale, onder het lemma klote, aangeeft. Dat lemma wordt door Van Dale aangeduid als vulgair, en dat is het ook.
‘Heldere taal laat makkelijker toe om heldere gedachten te uiten.’
Welnu, het lijkt me ongepast dat we, met zijn allen, vulgaire taal gebruiken. Zeker van journalistiek mogen we dat niet aanvaarden, we horen dat aan de kaak te stellen. Er is zo veel keuze aan mooie woorden en uitdrukkingen in de rijke Nederlandse taal, dat beperkt toch de noodzaak om zich met vulgariteit in te laten. Zelfs de journalistieke drift die snel de hyperbool of overdrijving opzoekt, naar mijn mening té snel, rechtvaardigt niet de voorrang voor onfatsoenlijkheid en vulgariteit.
Nu ik mijn bedenking hierover neerschreef, realiseer ik me de zeldzaamheid van dergelijke reflectie, ze lijkt wel ouderwets of achterhaald. Maar ze is het beslist niet. Er wordt slordig omgesprongen met taal en we malen er niet meer om. Ten onrechte, zo luidt mijn pleidooi. Niet dat ik lijd aan een nostalgische hang naar stadhuistaal of stijfdeftigheid, maar omdat ik geen enkel goed argument ken tegen keurig, zorgvuldig en net taalgebruik. Heldere taal laat makkelijker toe om heldere gedachten te uiten, zo luidde het nog in mijn schooltijd. Mogelijk is er een correlatie, maar het is niet zeker dat die bewezen is. Misschien was het maar een drogreden, een gezochte motivering, ingeval de gewone suggestie ten voordele van goed taalgebruik niet zou volstaan?
Falen van onderwijs
Kortom, laten we opnieuw aandacht ontwikkelen voor keurig taalgebruik. Voor foutloze spelling ook. Niet makkelijk hoor, en ik kan me daarbij honderden essays of examenkopijen van bachelorstudenten voor de ogen halen. Weinigen onder hen slagen er vandaag in een foutloos gespelde tekst af te leveren. Mij lijkt dat een ernstig probleem, zou iemand zich daarover buigen? Ik weet het niet. In een deliberatiecommissie werd ik eens van antwoord gediend door een collega die me toesnauwde dat ik bij zijn weten toch geen taalvak doceerde? Hij huldigde klaarblijkelijk de onderliggende opinie dat anderen dan niet op schrijffouten mogen letten, dat we dat moeten gedogen. Zou het? Mij lijkt het falen van onderwijs, wanneer we gediplomeerden de wereld insturen die de eigen taal niet foutloos kunnen schrijven. Het lijkt een zelden verdedigde stelling, met weinig aanhangers. Of zijn de aanhangers ervan te stil geworden?
Onzorgvuldigheid
Toch ook maar meteen, dus, een pleidooi voor zorgvuldige woordkeuze en correcte schrijfwijze. Waarmee het ook fout loopt, is uitspraak, de onzorgvuldigheid waarmee we onze taal spreken in het dagelijks leven, maar ook in media. Let er eens op. “Dat en “wat” zijn vervangen door “da” en “wa”, een makkelijk vermijdbare slordigheid toch, die de spreker of spreekster meteen ontsiert. Moet uitspraak nu echt lokale accenten hebben, en moet regionaal dialect worden gepromoveerd en veralgemeend? Er is wellicht geen goed argument tegen dialect in lokaal taalgebruik in kleine kring, maar verzorgde taal en uitspraak verdient toch de voorkeur bij ruimere communicatie? Het is één van de vele doelstellingen van de openbare omroep, en die besteedt er veel aandacht aan, maar badineert ook met dialect. Is dat écht zijn rol?
‘Ook radioreclamespots verpauperen taalkundig tot slonzigheid en brij.’
En nu ik toch doende ben, ook radioreclamespots verpauperen taalkundig tot slonzigheid en brij. Kennelijk is dé creatieve trend om een ‘story’ te vertellen, kennelijk moét dat met slordige taal en dubbelzinnnigheden, kennelijk ook met veel lawaai en lompheid. Met stereotypen ook die door de intellectuele goegemeente elders direct zouden worden aangeklaagd, maar in reclamespots de norm werden. Zouden de grote creatieve reclamebreinen – copywriters in het Nederlands – daar eens een punt van kunnen maken of zouden omroepen een kwaliteitstest kunnen inlassen?
Nog een laatste beschouwing. Kranten verkopen ook hele katernen en pagina’s aan adverteerders, en die trachten zo min mogelijk verschil tot uiting te brengen tussen het redactionele gedeelte en de betaalde inhoud. Ze noemen het content. Het is een onwenselijke ontwikkeling (zie ook Tom Naegels, DS 3 dec.). De uitleg is dat anderen het ook doen, en dat het rendabel is. Dat zijn zwakte-argumenten, opportunisme waarvoor journalistieke minimumstandaarden toch niet kunnen worden opzij gezet? Is één van de redenen dat bedrijven en adverteerders op die wijze compensatie zoeken voor de omstandigheid dat redacties te vaak het bedrijfsstandpunt negeren en eenzijdig zijn? Vaak of altijd de anti’s aan het woord laten, en weinig of nooit de pro’s. Is dat geen …..journalistiek?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier