‘Utopia bestaat niet. En soms moet een mens compromissen maken, zeker in de politiek. Maar 23 hectare moerasnatuur betonneren in tijden van grootschalige droogte, biodiversiteitsverlies en klimaatverandering, illustreert vooral een gebrek aan verbeelding’, schrijft milieujurist Hendrik Schoukens. ‘Meer nog, de hele constructie rust op juridisch drijfzand.’
‘Binnen de perken zijn de mogelijkheden even onbeperkt als daarbuiten’, schreef de dichter Jules Deelder enkele jaren terug. Het is deze eenvoudige edoch uitdagende premisse die meteen vat waar het bij de besluitvorming over de Groene Delle concreet fout is gelopen.
Het voorgestelde plan wordt door de Vlaamse Regering voorgesteld als een eerbaar compromis voor mens en natuur. Netto verdwijnt ongeveer 10 hectare natuurgebied. 13 hectare landbouwgrond wordt tegelijk omgezet in natuurgebied. Er is bijkomende natuurcompensatie. Klaar is kees. Iedereen tevreden? Want dit is toch veel beter dan vroeger, toen er zelfs niet zou gedacht zijn aan natuurcompensatie?
Tot zover het goede nieuws: want het compromis lijkt veel weg te hebben van het eerdere politiek debacle in de Essers-zaak. Toen luidde het riedeltje ook: er zijn géén andere economisch haalbare alternatieven, zonder de kap van het Europees beschermd bos zal Essers moeten verhuizen en we compenseren de bomen elders wel. We zijn ondertussen 5 jaar verder. De originele uitbreiding van Essers werd door de Raad van State in 2018 onwettig verklaard, het dreigement van herlocalisatie werd niet uitgevoerd en het bedrijf heeft ondertussen een andere locatie gevonden. Binnen de perken lijkt alsnog meer mogelijk dan oorspronkelijk voorzien.
Er mangelt heel wat aan het dossier van de Groene Delle: de natuur is niet maakbaar.
En toch blijkt opnieuw het verharden van 23 hectare actueel moerasgebied, nota bene het meest ecologisch waardevolle stuk van de Groene Delle, plots het enige mogelijk alternatief om Limburg van de economische ondergang te redden. Some things will never change.
Niet compenseerbaar
Maar er is ook een andere constante in dit verhaal. De idee dat waardevolle natuur vlotjes kan worden ‘geproduceerd’ out of the blue. Het betere toverwerk dus. De mens als ultieme ‘dominator’ van de natuur, die uit het niets topnatuur kan creëren. Eeuwenoude moerasnatuur verdwijnt, om op enkele nabijgelegen landbouwgronden als bij wonder op enkele jaren terug op te duiken. Het lijkt te mooi om waar te zijn. En dat is het ook.
Dat zeg niet ik alleen. Dat zegt ook het milieueffectenrapport (MER) uit 2014. De unieke ecosystemen die verloren zullen gaan, zoals trilvenen en broekbossen, kan men nu eenmaal niet op één-twee-drie recreëren. Tenzij men eeuwen geduld heeft, maar dat geduld heeft de menselijke soort zelden.
In het MER luidde dit – in het gebruikelijk vakjargon – nog dat ‘een integrale ontwikkeling van (het gebied) niet wenselijk (is)’. De reden? Welnu, de ‘specifieke abiotische situatie die aanwezig is ter hoogte van de zoekzone en resulteert in de aanwezigheid van een mozaïek van zeer zeldzame vegetaties, zoals broekbossen, vennen en zeggevegetatie niet maakbaar is’. Vrij vertaald: te waardevol om op te geven, te moeilijk om terug aan te leggen. Deze passage betreft weliswaar het scenario van een integrale ontwikkeling van de Groene Delle, maar ook voor een gedeeltelijk ontwikkeling besluit het MER dat sprake is van zeer negatieve effecten.
En ook hier lees je tussen de regels dat men deze kwetsbare omstandigheden niet zomaar kan nabootsen op een andere locatie. Dat is niet meer dan logisch. De voorbije tien jaren is er immers heel wat ecologisch onderzoek verricht naar de zin en onzin van natuurcompensatie. En al dat onderzoek, verschenen in topvakbladen, toonde aan dat heel wat natuur, en al zeker niet oude moerasbossen, niet zomaar kan worden ‘gerecreëerd’. Te flexibele compensatieregels leidden tot nettoverlies.
Ook juridisch is dit niet zonder belang. Want uit de recente rechtspraak over projectontwikkelingen valt af te leiden dat grootschalige natuurvernieling enkel mogelijk is mits effectieve compensatie. Men mag niet zomaar anticiperen op toekomstige natuurontwikkelingen die onzeker zijn. Het gaat hier over zeldzame Europese habitats. Gaat men met de ontwikkeling van het industriegebied wachten tot wanneer de natuurontwikkeling zijn resultaten afwerpt? Tja, dat betekent dan dat men minstens een halve eeuw wacht. Niet eens zo’n slecht idee omdat in deze post-coronatijden een aantal economische inzichten in flux zijn. En misschien duidelijk zou worden dat er elders in Limburg nog braakliggende industrieterreinen liggen die meer geschikt zouden zijn.
Wetlands
Maar er mangelt nog wel meer aan dit dossier. Zo schermt men met de inkleuring van het gebied als deel van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). Eerbaar, daar niet van. Maar vooral papieren compensatie. Het gebied is immers op vandaag als ingekleurd als natuurgebied op het gewestplan. Men kan er dus nu reeds niet zomaar in doen wat men wil. En het is niet dat de voorbije jaren volop is ingezet op de verdere ontwikkeling van het VEN in Vlaanderen. Dat stond op een zijspoor.
En, ja, de Groene Delle is op vandaag géén Europees beschermd natuurgebied. Maar het is wel een interessant verbindingsgebied voor de Limburgse wolven, die Minister Demir terecht zo op de handen draagt in tijden van gezinsuitbreiding. En wat dan gezegd van de strikt beschermde Europese soorten als de boomkikker? Nog steeds erg zeldzaam in Vlaanderen. Gaat men die ook herlokaliseren?
Daarbij komt nog dat Vlaanderen op vandaag kampt met een droogtecrisis zonder weerga. Wetlands als deze zijn uniek in Vlaanderen, zijn vitaal voor de waterhuishouding in een verdroogd landschap en moeten nu dus sneuvelen in een provincie waar er nog honderden hectaren aan vrije industriegronden langs mening kanaal braak liggen. En dat in een tijd waarin burgers straks opnieuw geen kraanwater mogen gebruiken voor hun tuin te besproeien. Een captatieverbod zonder degelijk beleid inzake moerassen is als, excusez-le-mot, dweilen met de kraan open.
Het is overigens niet dat Vlaanderen een fraai trackrecord heeft op dit punt. Onderzoek heeft aangewezen dat Vlaanderen de voorbije 60 jaar maar liefst 70% van zijn waardevolle wetlands heeft verloren aan drainage. Opgegeven voor landbouw, wonen en industrie. Hoe wereldvreemd om op dit pad verder te gaan anno 2020?
It’s the climate stupid?
En dan is er nog het klimaat. Minister Demir schermt met het vooruitzicht van CO2-besparingen omdat het watergebonden industrieterrein meer transport via het water mogelijk zou maken. In het plan-MER en de RUP-documenten is het nochtans met een vergrootglas zoeken naar de concrete berekeningen van het CO2-verlies dat gepaard zal gaan met het verharden van een zone van 23 hectare aan watergebonden natuur. Die wetlands hebben de voorbije decennia of zelfs eeuwen heel wat CO2-geabsorbeerd, die we net moeten koesteren ingevolge het Klimaatakkoord van Parijs.
Vlaanderen heeft nu al moeite om de klimaatafspraken voor 2030 te halen. En met dit project wordt dit alleen maar moeilijker, toch? Hebben de klimaatafspraken dan géén juridische status, zijn het slechts vodjes papier? De Vlaamse Regering lijkt de les van Jules Deelder te zijn vergeten. De kracht van de verbeelding wint altijd. Ook binnen de bestaande industrieterreinen kan men op creatieve wijze vorm geven aan duurzame economisch ontwikkeling voor de toekomst. Liever dat dan toveren met natuur. Wordt de Groene Delle een Essers-bis? Voortschrijdend inzicht leidt maar tot één logische conclusie: de natuur is niet maakbaar. Wetlands opgeven anno 2020 getuigt van een ongekende lichtzinnigheid die we ons niet langer kunnen permitteren in een heetgeblakerd Vlaanderen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier