‘In de zaak-Hoeyberghs deed het systeem wat het moest doen’, schrijft Walter De Smedt, die geen goed oog heeft in de voorstellen om na de veroordeling van Jeff Hoeyberghs de hele seksismewet overboord te gooien.
In Knack van 12/01/22 stelt Han Renard dé vraag die Vlaanderen nu al een gehele week beroerd: Moeten we af van de seksismewet? Die vraag is er niet vanzelf gekomen. Het debat kwam er door de veroordeling van plastisch chirurg Jeff Hoeyberghs wegens seksisme en aanzetten tot haat, discriminatie en geweld tot tien maanden gevangenisstraf waarvan de helft met uitstel en een geldboete van 8.000 euro. Dat dit debat dergelijke vorm aanneemt bewijst in ieder geval dat “het systeem” werkt indien iedereen doet wat hij moet doen. Deze opmerking is belangrijk. Want in vele gevallen is het andersom. Wanneer de betrokken actoren niet doen wat van hen moet verwacht worden is er geen debat en worden de problemen die er in voorkomen ontweken en niet opgelost.
De strafrechter had Hoeyberghs opschorting van straf, enkel een straf met uitstel of een enkelbandje kunnen geven. Dan was dit dossier zoals dit van de 1.400 die in 2011 hun zaak hebben kunnen afkopen nooit in primetime geraakt. Hij sprak echter een echte gevangenisstraf uit: tien maand waarvan vijf effectief. Hoewel het erg voorzienbaar is dat deze korte straf nooit zal worden uitgevoerd, is de dreiging van een celstraf voldoende om het debat te openen. Uit dit feit kan je een bedenking halen: als je echt wat in gang wil zetten moet er een echte straf aan vooraf gaan. Dat sluit het nut en de waarde van andere wijzen van alternatieve straffen niet uit maar relativeert wel hun doelmatigheid.
Er is geen enkele reden om wegens de waan van de dag iets aan de seksismewet te wijzigen.
Het voorstel van N-VA-Kamerfractievoorzitter Peter De Roover voor het schrappen van de bepaling ‘aanzetten tot haat’ uit de strafwet neemt die doelmatigheid volledig weg. Als je effectief wat aan aanzetten tot haat wil doen moet je het effectief kunnen bestraffen. Ook de bedenking van Bart De Wever “laakbaar is iets anders dan strafbaar” moet in dit kader worden bekeken.
Het is nu de gewoonte geworden om als er wat fout loopt, zelfs als het strafbaar is, het enkel als “laakbaar” af te doen. Dat was onder meer het geval met de bestuurlijk-politiek afhandeling van de Optima-affaire: de houding van de Gentse burgemeester werd er als “onvoorzichtig” beoordeeld. Het is voorzienbaar dat dezelfde beoordeling van het Antwerps politiek beleid in de verontreiniging van het Oosterweel dossier enkel als “laakbaar” zal omschreven worden.
Vraag is dus wat je met deze nieuwe vorm van sanctionering van het lege begrip ” disfunctie” bereikt. Daardoor ontloop je een echte straf, en omdat wat enkel laakbaar is onvoldoende is om primetime te halen verdwijnt het gehele dossier in de vergetelheid. Wie wil aanzetten tot haat of strafbaarheid wil ontlopen verkiest laakbaarheid boven strafbaarheid.
Ook de andere bewering van Bart De Wever ” Vrijheid kan niet worden beschermd door ze in te perken” leidt tot dezelfde verwarring. Dat de vrijheid van de éne zo groot is als deze van de andere leidt immers tot de noodzaak om er bij conflict grenzen aan te maken. Dat is, zoals Dirk Voorhoof er op wijst, wat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens doet wanneer het herhaaldelijk duidelijk maakt dat aanzetten tot haat, geweld of discriminatie, of haatspraak, géén aanspraak maakt op bescherming door het recht op expressievrijheid. Dat het hof, zoals professor Rik Torfs opmerkt, ook meningen beschermt die “kwetsend, schokkend of verontrustend zijn” betekent niet dat er geen grenzen aan zijn. Het is juist de opdracht van de strafrechter om in het dossier dat voor hem wordt gebracht, gezien de feiten, uit te maken of die grens al dan niet werd overschreden.
Voor professor grondwettelijk recht Hendrik Vuye is het een “mineur incident”, was de unanieme afkeuring voldoende, en is niet de rechter maar de wetgever in fout. Vuye: “Als de wetgever wetten aanneemt met zó een ruim toepassingsgebied, mag je niet verbaasd zijn dat het eens tot een veroordeling komt.” Ook deze bewering is misleidend. Welke kritiek is er mogelijk wanneer de strafrechter het door de wetgever bepaalde toepassingsgebied naar eigen goeddunken inkort? Dan zit je in wat socioloog Mark Elchardus in de krant De Morgen “de juristocratie” noemt, de “ontspoorde rechtspraak” en rechters die hun interpretatievrijheid misbruiken om hun ideologische voorkeuren door te drukken. “Wanneer grijpt de politiek in om de ongebreidelde macht van de politieke rechter aan banden te leggen?” fulmineerde Hoeyberghs’ advocaat, de bekende strafpleiter Hans Rieder, in een persbericht na de veroordeling van zijn cliënt.
Zowel Vuye als Elchardus en Rieder gaan voorbij aan de essentie van een vonnis: het is de toepassing van de wet, en de wet is de beslissing van de politieke meerderheid, politieker kan niet. Wanneer die rechter de wil van de wetgever niet eerbiedigt wordt zijn uitspraak door het Hof van Cassatie verbroken en moet een andere rechter er opnieuw en volgens wat de politiek besliste uitspraak over doen.
Door de effectieve bestraffing van een bewezen misdrijf gaat de zaak Hoeyberghs niet enkel over de individuele feitelijkheid van de voorliggende zaak maar gaat het ook over de wijze waarop “het systeem” werkt zodat ook daarover een debat kan worden gevoerd. Ruimer gesteld is het de vraag in welke toestand wij terecht komen wanneer wij van de feiten die door de wet strafbaar worden gesteld een “mineur incident” maken dat enkel “laakbaar” mag zijn, dat wegens de effectieve bestraffing “uit het strafrecht” moet gehaald worden, en waarbij de rechters die de wil van de wetgever ook effectief toepassen als behorende tot de kaste van de “jurstocratie” worden weggezet?
Tot wat leidt dit strafrechtelijk beleid dat door de vorige justitieminister Koen Geens werd ingezet door de poging om de strafrechter te ontlopen, de straf afkoopbaar te maken en wat niet meer moet bestraft worden uit het wetboek te halen? En wat komt er voor in de plaats? Niemand kan ontkennen dat je met straffeloosheid een maatschappij niet recht kan houden. Niemand kan ook beweren dat het systeem zoals het in deze zaak werkt moet gewijzigd worden: de strafrechter heeft een uitspraak gedaan, daartegen is beroep en nadien ook cassatie mogelijk, kan het Europees Hof worden aangesproken, en als het publiek debat uitwijst dat de wet moet worden aangepast dan kan dat mits er een politieke meerderheid voor gevonden worden ook.
Er is dus geen enkele reden om wegens de waan van de dag en de daaruit voortkomende waan van enkele auteurs en wat aan te wijzigen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier