Eli Iserbyt, favoriet voor het BK veldrijden: ‘Af en toe zondigen moet kunnen’
In afwezigheid van Mathieu van der Poel wordt het Belgisch kampioenschap nu zondag op het strand van Sint-Anneke wellicht de spannendste veldrit van het seizoen. ‘Alles wat erbij komt, is bonus’, zegt titelkandidaat Eli Iserbyt.
’t Strand van Sint-Anneke/veur mij is da’t, manneke/daar kan niks of niemand ni aon zongen de Strangers, begeleid door tropische calypsoklanken. Op dat strand van Sint-Anneke – ‘de Plaasj’, zoals ze in Antwerpen zeggen – vindt zondag het BK veldrijden plaats. De spannendste cross van het seizoen: Mathieu van der Poel doet namelijk niet mee. Zonder materiaalpech of andere malheuren wordt hij in Rucphen, Noord-Brabant, voor de zesde keer op rij Nederlands kampioen. Maar wie wint de titel bij de Belgen? Misschien wel Eli Iserbyt. Met zeven overwinningen in de eerste twee maanden begon de West-Vlaming denderend aan het seizoen. Daarna was het even wat minder, maar in de drukke kerstperiode stond Iserbyt er weer. Is hij, bij afwezigheid van Van der Poel, de te kloppen man? ‘Ik zou graag ja antwoorden, maar nuchter bekeken zijn er vier kandidaten’, zegt de 22-jarige kopman van Pauwels Sauzen-Bingoal. ‘Toon Aerts, omdat hij een van de sterkste Belgen blijft, ondanks zijn blessure. Laurens Sweeck, wegens het zandparcours. Ik, omdat ik zo veel won en Wout van Aert, omdat hij Wout is. ( lacht) Voor iemand die terugkeert uit blessure, zoals Van Aert, is Sint-Anneke ideaal: niet te veel op en af, amper bochten, geen modder. Je hoeft geen zotte toeren uit te halen en Wout wil vooral niet vallen, denk ik. Of zijn voorjaar op de weg komt in gevaar.’
Ik ben geen pater die enkel voor zijn sport leeft.
Er ligt een ponton op de Schelde, waar jullie een lus over maken. Wie verzint zoiets?
Eli Iserbyt: Ik weet ook niet wat daar de bedoeling van is. Het vroegere parcours van Sint-Anneke was niet aantrekkelijk, niet voor de coureurs en niet voor de fans. Zo’n specialleke geeft het kleur, maar is er ook een sportieve meerwaarde? Naast het ponton ligt een vipboot. Dat zal de verklaring zijn, zeker?
Uw ijzersterke seizoensbegin heeft velen verrast. Toon Aerts bekende in Knack dat hij het er moeilijk mee had om van u te verliezen.
Iserbyt: Toon was vorig seizoen de beste na Wout en Mathieu. Hij zal hebben gedacht dat hij de grote man zou zijn zolang die twee niet meededen, maar dat viel dus tegen. Plots staat daar een concurrent die je niet verwacht. Dat snijdt de benen af. En ik reed juist beter dan ik zelf had gehoopt. Als je wint, herstel je rap en kost trainen geen moeite. Alles liep op wieltjes. In mijn beste maanden dacht ik: dus zo moet dat voelen voor Mathieu van der Poel.
Aerts zei ook: ‘Het zou me verbazen als Iserbyt dit een hele winter volhoudt.’
Iserbyt: Hij heeft gelijk gekregen: eind november had ik een serieuze dip, maar die is allang verteerd. Ik ben niet de meest constante coureur, om de zoveel weken heb ik een slechte dag.
Voor het seizoen had u niet verwacht dat het zo goed zou lopen?
Iserbyt: Helemaal niet. Ik voelde me goed, maar het was ook niet zo dat ik vlóóg. Of was ik de enige die het niet zag? Mijn ploegleider Mario De Clercq nam me apart na een ploegtraining met Laurens Sweeck en Michael Vanthourenhout. ‘Laurens en Michael kunnen niet volgen en zij horen bij de beste veldrijders van België. Vint, besef jij wel hoe sterk je bent?’ Ik lachte, maar ik geloofde hem maar half.
Volgens uw vader hebt u deze zomer minder getraind dan andere jaren.
Iserbyt: Ik deed minder duurtrainingen en trainde meer op explosiviteit, meer op het pure veldrijden. Maar of dat nu de magische formule is? Topvorm is iets fragiels. Wat dit jaar perfect uitpakt, kan volgend seizoen compleet in het honderd lopen.
Niemand wist wat het zou geven om te koersen zonder Wout en Mathieu. Mijn wapen was: er vol in vliegen, zonder angst om tegen de muur te botsen. Alles of niks. Ik piekte naar de eerste maanden van het seizoen, maar niet zozeer om te profiteren van de afwezigheid van Wout en Mathieu. Vorig jaar ben ik slecht aan het seizoen begonnen. Dat sleep je mee. Het slechte werkt door, maar het goede óók, merk ik nu. Want door die goeie september en die al even mooie oktober cross ik bevrijd. Alles wat erbij komt, is bonus.
De Koppenberg was zeker mijn mooiste overwinning. De eerste twee ronden reed ik op reserve en op Tom Pidcock na was iedereen al gelost. Het is een geweldige ervaring als je tijdens de wedstrijd voelt dat je kunt winnen. Sinds de doorbraak van Wout en Mathieu kennen de andere veldrijders dat niet meer.
Ik ben niet meer de braafste van het pak.
De Nederlandse krant AD schreef: ‘Laat Van der Poel starten op een bakfiets met drie kinderen en een boodschappentas.’
Iserbyt: Flauw. Mathieu wint zo goed als alles en toch heb ik de indruk dat hij niet top is. Naar zijn normen, bedoel ik. Vorig seizoen hief hij zijn kont op en hij was weg. Dat hij dit seizoen minder overschot heeft, is logisch, als je zijn programma op de weg en in het mountainbiken kent. Het veldritseizoen is een soort training voor hem.
Toen Van der Poel terugkeerde in het veldrijden, verkondigde u dat u het gevecht met hem wilde aangaan. Daar werd kritisch op gereageerd.
Iserbyt: Had ik dan moeten opgeven? ‘Sorry, Mathieu is te sterk.’ Nee, ik wil het hem echt moeilijk maken. Ik start iedere cross met de ambitie om te winnen. De voorbije jaren hebben we er ons te vlot bij neergelegd dat er aan Mathieu niks te doen valt. Wout bekampte hem, de anderen probéérden het niet eens uit angst zich op te blazen. Ze koersten met de gedachte: top vijf is ook goed. En pas op, bij de beste vijf eindigen in een peloton getrainde veldrijders is een knap resultaat. Maar ik wil meer. En of ik nu tweede of achtste word, maakt dat zo’n verschil?
Wel in de premies.
Iserbyt: Zo redeneert een sportman niet. Wie denkt nu tijdens de koers: duizend euro erbij als ik nu geen risico’s neem? Nee, geld mag nooit de drijfveer zijn. Ik studeerde rechten voor ik wielerprof werd. Een advocaat verdient goed en heeft ook een interessant beroepsleven. Als ik dat liet schieten, moest ik een topprof worden, vond ik. Niet iemand die voor de twaalfde plek rijdt. Ik gaf mezelf tot mijn 26e om een winnaar te worden.
Het is u al op uw 22e gelukt.
Iserbyt: We liggen voor op de planning, ja. Met een vijfde plek ben ik vandaag al niet meer tevreden. Het moet minstens top drie zijn, en af toe moet er gewonnen worden.
U wordt al een paar jaar ‘de nieuwe topper van de cross’ genoemd. Hebt u daar last van gehad?
Iserbyt: Mijn eerste wereldtitel bij de beloften kwam te vroeg. Ik was nauwelijks achttien, een kind nog. Ze vroegen me voor Kroonprinsen (docureeks op Eén over jonge veldrijders, nvdr). Die aandacht deed deugd, maar eigenlijk mag je dat een tiener niet aandoen. Ik trainde amper en was nog geen echte coureur, maar ze stelden me wel voor als uitdager van Mathieu van der Poel, bij wijze van spreken. Het heeft een tijd geduurd voor ik die verwachtingen naast me neer kon leggen.
Eigenlijk begon toen een proces dat nu pas is afgerond. Ik heb jarenlang zware conditietrainingen gedaan om een echt rennerslijf te kweken. Nu ik dat lijf heb, kan ik weer specifiek als veldrijder trainen, zoals bij de jeugd. Lange trainingssessies zijn mijn ding niet. Ik presteer beter als ik 2,5 uur intens train dan na 6 uur kilometers malen. Een veldrit duurt tenslotte maar een uur.
Iedere veldrijder kopieert tegenwoordig Mathieu en Wout: ze rijden allemaal een zwaar programma op de weg. Ik ben daarvan afgestapt. Voor mij is de weg training, ik koers er op het niveau van renners die daarnaast nog een dagjob hebben.
De voorbije jaren hebben we er ons te vlot bij neergelegd dat er aan Mathieu niks te doen valt.
U hebt rechten gestudeerd, zoals u al zei. Was u graag student?
Iserbyt: Het lag me wel. Naar de les gaan, studeren, je opladen voor een examen: ik voelde me thuis in die wereld. Eerst wilde ik geneeskunde studeren, maar ik was bang voor het toelatingsexamen. Ik koos voor rechten omdat je dan veel vanbuiten moet blokken en af en toe een les kunt overslaan, maar uiteindelijk bleek de combinatie met het veldrijden toch te zwaar.
Maart en april waren mijn studentenmaanden: na het veldritseizoen en voor de examens kon ik uitgaan. Ik ben er dan ook vol ingedoken. ( lacht) Het is niet trendy om zoiets toe te geven, maar ik ben geen pater die enkel voor zijn sport leeft. Af en toe zondigen moet kunnen. Ik hoor veertienjarige veldrijders die extreem bezig zijn met hun voeding, die elk grammetje afwegen en zich schuldig voelen als ze frieten eten. Wel, ik eet ook frieten. En gráág!
Er was een tijd dat renners zich spiegelden aan Chris Froome, de uitgemergelde spillebeen die vier keer de Tour heeft gewonnen. Die hype schijnt voorbij.
Iserbyt: Gelukkig maar. Te extreem is gevaarlijk, niet alleen lichamelijk maar ook mentaal. Ik drink niet graag wijn, maar als ze me nu zouden zeggen dat ik nooit nog een glas mag drinken, dan krijg ik zin. Ik moet toegeven dat ik van nature ook wel geluk heb met mijn gestel. Als beginnend coureur at ik elke dag chocolade-ijs en ik dronk alleen maar limonade. Toch stond ik scherp.
U vond zichzelf vroeger te braaf, las ik in een interview. Op uw negentiende zocht u Mario De Clercq op om leper te leren koersen.
Iserbyt: Bij de jeugd won ik op mijn dooie gemak, maar later ontdekte ik dat het niet alleen draait om snel of sterk zijn. Concurrenten proberen je te flikken, de beste verliest van de slimste. Het heeft lang geduurd vooraleer ik daarmee om kon gaan, maar vandaag ben ik zeker niet meer de braafste van het pak. Dat heeft Mario me wel afgeleerd. ( lacht) Natuurlijk moet je sportief blijven, da’s iets anders. Ik ga niemand in de hekken rijden, maar ik zal me ook niet laten wegzetten.
De Clercq was er duivels goed in om ook buiten de cross zijn concurrenten het bloed onder de nagels vandaan te halen.
Iserbyt: Hij kon Sven Nys zo opnaaien dat die zichzelf in de vernieling reed. Proper is dat niet, maar het werkte wel. Vandaag komen zulke trucs niet meer voor. Door Mathieu en Wout. Zij zijn zo sterk dat de rest geen recht van spreken heeft. Maar stel nu dat het spannender zou zijn, dan denk ik dat veldrijden weer een soap wordt zoals in de jaren van Mario. Je zag dat al in de weken zonder Mathieu. Sven Nys zei in een interview: ‘Niemand had zien aankomen dat Eli zo veel zou winnen, hij komt uit het niets.’ Waarop ik reageerde: ‘Wie zoiets zegt, kent niks van cross.’ Dat zijn citaten die dik worden aangezet, halve misverstanden eigenlijk. Voor je het weet, zit het spel op de wagen. ( lacht)
Is er nog wrevel met Telenet-Fidea, de ploeg van Sven Nys? U vertrok er in moeilijke omstandigheden.
Iserbyt: Eigenlijk is de ploeg niet van Sven maar van Bob Verbeeck, de ceo van Golazo (sportmarketingbedrijf, nvdr). Verbeeck had nog nooit een cross gezien en zo iemand zou dan gaan beslissen over mijn toekomst? Nee, dat wilde ik niet. Achteraf zijn er zaken gezegd en geschreven waar ik bedenkingen bij had. Maar ik kan met iedereen nog door één deur. Sven moest destijds kiezen tussen mij en Lars van der Haar. Hij zal nu wel beseffen dat hij verkeerd heeft gekozen.
In Het Nieuwsblad lanceerde u een origineel voorstel: kwalificatierondes.
Iserbyt: Zdenek Stybar reed een paar veldritten mee. Naar het schijnt, want ik heb hem niet gezien. Omdat Stybar bijna nooit crosst, vertrekt hij achteraan in de startrij. Een onmogelijke strijd. Als Stybar de cross van zijn leven rijdt, wordt hij misschien tiende. Daar heeft niemand wat aan. Ik dacht: wat als we de dag voor de koers kwalificatierondes houden, een soort tijdrit op een veldritparcours? Dan krijgt Stybar tenminste een eerlijke kans. Of, nog een radicaler voorstel, waarom starten we niet met vijftig man op één rij, zoals in het motorcross? Een organisator die zoiets rond krijgt, zal aan de kassa volk moeten weigeren.
Volgens mij heeft het veldrijden vooral buitenlandse vedetten nodig, het liefst renners die al bekend zijn. Stel nu dat je Peter Sagan of Julian Alaphilippe zo zot krijgt. Waarom niet? Zij hebben in hun jeugd nog aan cyclocrossen gedaan.
Bolletjestrui Romain Bardet pikt in Frankrijk geregeld een veldrit mee.
Iserbyt: Jammer dat we hem in Vlaanderen nog niet zagen. Zou die niet warm te maken zijn voor een veldrit met klimwerk, zoals de Koppenberg? Niet dat hij er dit jaar zou hebben gewonnen. Ik was te goed. ( lacht)
Wat op de Koppenberg opviel: u bent lichamelijk een heel ander type dan de meeste veldrijders. Kleiner en fijner, en daardoor een veel betere klimmer.
Iserbyt: Toon Aerts is een kop groter dan ik. Op een heuvel moet hij 100 watt harder trappen om even snel te gaan. Ja, natuurlijk ben ik daar in het voordeel. Op lange, rechte stukken hebben de grote jongens meer power, maar hoe vaak komt dat voor in een cross? Veldrijden is draaien en keren, en ik ben veel wendbaarder in de bochten.
U staat bekend om uw aalvlugge bochtenwerk.
Iserbyt: Dat is een passie. Om het scherpst insturen, altijd maar rapper en rapper! Een perfect aangesneden bocht is een kunstwerk.
Eli iserbyt
– Geboren in Harelbeke op 22 oktober 1997
– 2011: eerste van vijf opeenvolgende Belgische titels in de jeugdreeksen
– 2016: eerste wereldtitel bij de beloften, overstap naar Marlux- Napoleon Games, de voorloper van het huidige Pauwels Sauzen-Bingoal.
– 2018: opnieuw wereldkampioen bij de beloften
– 2019: overstap naar de profs, zilver op het EK en overwinningen in Gieten en Asper-Gavere.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier