Eindverslag onderzoekscommissie aanslagen 22 maart besproken in Kamer
Een opvolgingscommissie moet controleren of de aanbevelingen van de onderzoekscommissie naar de aanslagen van 22 maart 2016 effectief worden uitgevoerd. Dat is een van de aanbevelingen in het eindverslag van de commissie, dat donderdag wordt besproken in de plenaire Kamer.
De commissie werd opgericht in april van vorig jaar, kort na de aanslagen van 22 maart op de luchthaven van Zaventem en in de Brusselse metro. Daarbij vielen 32 doden. De commissie besliste haar werkzaamheden in vier luiken onder te verdelen. Die hoofdstukken slaan op het werk van de hulpdiensten op de dag van de aanslagen, de steun aan de slachtoffers, de manier waarop politie, justitie en inlichtingendiensten met de terreurdreiging zijn omgegaan en de radicalisering.
De onderzoekscommissie had zichzelf oorspronkelijk 22 maart van dit jaar als einddatum vooropgesteld, maar miste die symbolische deadline. Nadat vorige week het laatste luik rond radicalisering werd afgerond, mag de Kamer donderdagnamiddag een slotakkoord aan de werkzaamheden breien.
Binnen de commissie werd over alle luiken unanimiteit bereikt. Of dat in de plenaire vergadering ook zo zal zijn, valt af te wachten. De ‘kleinere’ partijen, zoals Vlaams Belang, PVDA, Vuye & Wouters en DéFI, waren immers niet in de onderzoekscommissie vertegenwoordigd.
In de nasleep van de aanslagen in Parijs en de terreurdreiging in ons land, dus voor de aanslagen van 22 maart, werd België in het buitenland bestempeld als ‘failed state‘. De vaststellingen van de onderzoekscommissie tonen aan dat dit niet het geval is, maar dat er zand in de machine zit, zoals voorzitter Patrick Dewael het bestempelde. Een andere vaststelling was dat disfuncties in de Belgische veiligheidsarchitectuur ertoe hebben geleid dat er ‘kansen zijn gemist om het bewuste terreurnetwerk tijdig te ontmantelen’.
Politiek het heetste hangijzer was wellicht de rol van de verbindingsofficier van de politie in Turkije. Kort na de aanslagen had minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon de premier zijn ontslag aangeboden, toen bleek dat Turkse informatie over één van de daders de zomer voordien verre van optimaal behandeld was door de Belgische veiligheidsdiensten. Jambon bleef uiteindelijk aan, maar haalde in de Kamer wel keihard uit naar verbindingsofficier Sébastien Joris. Jambon verweet de verbindingsofficier met name dat hij te laks was omgesprongen met informatie over de arrestatie aan de Syrische grens van Ibrahim El Bakraoui, één van de latere zelfmoordterroristen. In de ogen van de oppositie bewees Joris nadien echter dat hem niets te verwijten viel. Ook zijn directe chef bevestigde dat hij de procedures correct gevolgd heeft en dat de samenwerking met Turkije bijzonder stroef verloopt. Beide visies verzoenen bleek niet evident. Mee op aansturen van de experts van de onderzoekscommissie is uiteindelijk gekozen om een groot deel van de conclusies over de man in vraagvorm neer te pennen.
Hoewel de hulpverlening onmiddellijk na de aanslagen goed verliep, bleek er heel wat te schorten aan de hulp en begeleiding aan de slachtoffers op langere termijn. Slachtoffers getuigden in de onderzoekscommissie dat ze zich in de steek gelaten voelden, tegen hoge kosten aankeken en dat hun administratieve rompslomp haast niet te overzien was. De onderzoekscommissie pleit daarom voor een snelle erkenning van slachtoffers, onmiddellijke financiële steun en individuele begeleiding.
Intussen zette het parlement al het licht op groen voor een wetsontwerp dat een ‘statuut van nationale solidariteit’ voor terreurslachtoffers in het leven roept. De tekst voorziet onder meer in een herstelpensioen en de terugbetaling van medische en psychologische kosten.
In haar laatste luik beveelt de onderzoekscommissie de overheid aan de concessie van de Grote Moskee in Brussel stop te zetten. De salafo-wahabitische stroming die in de moskee wordt beleden, bevat kiemen die een rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van gewelddadig radicalisme, stelden de parlementsleden vast.
Nog in dat luik raakten de leden het er over eens dat imams verplicht zullen worden een opleiding in België te volgen en één van de landstalen te spreken.