Christian Laes
‘Eindtermen Nederlands voor het lager onderwijs moeten ambitieuzer zijn dan nu het geval is’
‘Voor een jonge leerkracht betekent lesgeven in een school met een hoofdzakelijk allochtone mix van leerlingen vaak leren met vallen en opstaan’, schrijft Christian Laes. ‘De kern van het probleem is hier vaak een gebrekkige kennis van het Nederlands.’
Het lijkt alsof ons onderwijs vastzit in een eigen, ja zelfs halsstarrige logica. Nog maar pas verschenen opiniestukken met alarmkreten over leerkrachten die tegen wil en dank duiveltjes-doen-alles dreigen te worden. Drugspreventie, psycho-emotionele problematiek, radicalisering van moslimjongeren – met al deze problemen moet de leraar van vandaag vertrouwd zijn en er gepast op reageren.
‘Eindtermen Nederlands voor het lager onderwijs moeten ambitieuzer zijn dan nu het geval is’
Een masterproef aan de afdeling Opleidings- en onderwijswetenschappen van de Universiteit Antwerpen wees uit dat multiculturele klassen een van de hoofdredenen vormen waarom jonge leerkrachten in het Antwerpse basis en secundair onderwijs vroegtijdig afhaken. Het bericht was nog maar nauwelijks verspreid of hogescholen en onderwijskoepels gingen aan de slag met het uitwerken van alweer nieuwe, energieopslorpende en ambitieuze remedies. In het aanbod voor leerkrachten in opleiding moeten cursus diversiteit opgenomen, minstens enkele stages dienen in een multiculturele omgeving te verlopen. Ongetwijfeld goed bedoeld, maar of hiermee een pasklare oplossing wordt geboden is zeer de vraag.
Eerst en vooral: kant en klare handleidingen voor het omgaan met ‘leerlingen met een rugzak’ zoals de studie van Steven De Clercq ze omschrijft, bestaan niet. Voor een jonge leerkracht betekent lesgeven in een school met een hoofdzakelijk allochtone mix van leerlingen vaak leren met vallen en opstaan. Steun en omkadering van directie, een schouderklopje en raad van collega’s met wie het klikt, een kort moment van succeservaring, persoonlijk temperament en weerbaarheid – het zijn factoren die het verschil kunnen maken.
‘Nu hoor je leerkrachten, zowel in het lagere als in het secundaire onderwijs, meer dan eens klagen dat dit moedertaalonderwijs oppervlakkig is geworden.’
Voor zo’n menselijk proces zijn geduld, empathie, een beetje levenswijsheid en ervaring doorslaggevend. Geen cursus, theoretisch of eerder praktisch, zal daar iets aan veranderen. Wat wel in een theoretisch kader van een hogeschoolopleiding kan gegoten, is kennis over culturen waarmee toekomstige leerkrachten in contact zullen komen. Dit gecombineerd met een grondige reflectie over wat eigen is aan onze westerse beschaving. Net hier ligt een haalbare uitdaging om jonge mensen met voldoende bagage, openheid en kritische afstand naar de klas te sturen.
Overigens is geen studie nodig om te beseffen dat de Nederlandse taal of de gebrekkige kennis hiervan vaak de kern van het hele probleem vormt. Nu hoor je leerkrachten, zowel in het lagere als in het secundaire onderwijs, meer dan eens klagen dat dit moedertaalonderwijs oppervlakkig is geworden. Speels, en vooral gericht op communicatie. Taalbeschouwing, spelling en schrijfvaardigheid komen in mindere mate aan bod.
‘Wie in het secundaire onderwijs een redelijke kans op slagen wil maken, dient tot meer in staat te zijn dan een (behoorlijk) mondje Nederlands te praten. ‘
Experts, die meestal zelf niet voor de klas staan, zijn er als de kippen bij om deze klachten af te doen als typisch nostalgisch en conservatief. Dient een taal niet bij uitstek om te communiceren? En moeten we ons zeker bij leerlingen met een anderstalige thuisachtergrond niet vooral op dit aspect concentreren? Recent internationaal onderzoek laat een heel andere klok luiden. Het wees uit hoe een tragere, analytische, meer stapsgewijze manier van taalleren, waarbij grammatica nadrukkelijker aan bod komt, schrijven en spelling centraler staan, en lectuur meer klemtoon krijgt dan het auditieve, een positieve impact heeft op de taalverwerving van zwakke leerlingen, ook voor andere vakken.
Wellicht knelt hier het schoentje. Wie in het secundaire onderwijs een redelijke kans op slagen wil maken, dient tot meer in staat te zijn dan een (behoorlijk) mondje Nederlands te praten.
Diepgaander
In een eerste jaar secundair onderwijs mogen ‘gewone’ teksten in handboeken voor geschiedenis of aardrijkskunde geen hindernis meer vormen. Een taaltraining die hierop voorbereidt, start best zo vroeg mogelijk, in het eerste jaar van het lagere onderwijs (waarbij we het belang van het kleuteronderwijs niet mogen vergeten). Eindtermen Nederlands voor het lager onderwijs moeten daarom ambitieuzer, ja zelfs diepgaander zijn dan nu het geval is.
Leerkrachten die als antropologen belangstelling voor andere culturen koesteren zonder daarbij de eigen culturele achtergrond te vergeten? Jonge leerlingen die zich – naast de gesproken taal – taalbeschouwing en systematiek eigen maken? Het lijken hooggegrepen doelstellingen, maar ze zijn niet onhaalbaar. Het gaat alvast om domeinen waarin doorheen de jaren expertise is opgebouwd.
Minder teleurgestelde leerkrachten, minder gefrustreerde leerlingen
En we vermijden om krampachtig de ‘school van het leven’ binnen te brengen in het theoretische kader van de lerarenopleidingen. Idealiter leidt dit alles tot minder teleurgestelde (beginnende) leerkrachten, en minder gefrusteerde leerlingen die nu voortdurend worden geconfronteerd met een onderwijstaal die hun in wezen vreemd blijft.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier