Eindeloze strijd tegen jachtincidenten: ‘De dassenstropers doen gewoon voort, zelfs na veroordeling’
Het incident met de dode das in Wellen illustreert dat lang niet iedereen de natuurwetgeving respecteert. De pas gepensioneerde chef van de Limburgse natuurinspectie, Ghislain Mees, laat zijn licht schijnen over de zaak. ‘Het onderzoek naar de liquidatie van wolvin Naya is níét dood.’
Tot zo’n halve eeuw geleden werden hier gevechten tussen dassen en honden georganiseerd’, vertelt professioneel natuurkenner Davy Huygen in de Limburgse gemeente Wellen. ‘De dassen werden gevangen in hun burchten, die vernietigd werden. Om de honden een kans te geven, werden voor het gevecht de kaken van de dassen gebroken – anders zouden de honden het nooit halen. Je kunt een hond gerust een vossenburcht injagen, want vossen gaan op de loop. Maar hij zou nooit ongehavend uit een bezette dassenburcht komen. Dassen zijn machtige dieren. Helaas zijn ze de laatste halve eeuw in Vlaanderen bijna volledig in de vernieling gejaagd.’
Wellen kwam in het nieuws toen een wandelaar er op 7 april een man fotografeerde die in een veld ‘fors op iets aan het slagen was’. Toen hij de ‘slager’ benaderde om te vragen wat hij aan het doen was, antwoordde de man dat hij molshopen platsloeg. In een veld! Maar de wandelaar zag dat er ‘haar’ in het spel was en kwam dichterbij, waarop de ‘slager’ wegliep. Bij nader toezien was hij een jonge das aan het knuppelen. De politie kwam erbij. Ze bracht het zwaargewonde dier naar het Natuurhulpcentrum van Oudsbergen, waar het overleed.
De autopsie wees uit dat het zware inwendige bloedingen had en sporen van slagen op de rug. Er waren geen indicaties dat het aangereden was – dassen vallen geregeld ten prooi aan het verkeer. De jagerij trok onmiddellijk een verdedigingslinie rond de dader op – hij heeft een jachtvergunning. Naar eigen zeggen zou hij het dier ‘gepord’ hebben om te zien of het nog leefde. Ook de objectiviteit van de autopsie werd in twijfel getrokken. Maar als één dierenarts in Vlaanderen ervaring heeft met zowel verkeersslachtoffers als slachtoffers van jachtincidenten, zal het wel de arts van het Natuurhulpcentrum zijn.
Het dassenkadaver is opgehaald voor ‘verder diergeneeskundig onderzoek’. Er is een gerechtelijk onderzoek gestart. Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA), die de man als een ‘sadist’ bestempelde, heeft zich burgerlijke partij gesteld. Haar kabinet volgt de zaak op de voet.
Sociale controle
Davy Huygen vertelt zijn verhaal in een prachtige tuin in Wellen. Hij monitort er een project dat een populatie van de zeldzame kamsalamander nieuw leven inblaast – de poelen in de tuin wemelen van de beestjes. Op het terrein leven eikelmuizen, bloeien gevlekte orchissen, staan hoogstamfruitbomen en prijken majestueuze stokoude haagbeuken. De plek is een schoolvoorbeeld van hoe tuinen oasen van biodiversiteit kunnen zijn in levenloze landbouwlandschappen. ‘Zo is Wellen’, zegt Huygen. ‘Enerzijds heb je mensen met een hart voor de natuur, die geen moeite sparen om ze te herwaarderen. Anderzijds heb je een duistere gemeenschap van vooral oudere figuren die nog altijd menen dat ze het natuurrecht in eigen handen kunnen nemen.’
In een hoek van het verwilderde hakhoutbos dat paalt aan de tuin werd vorig jaar een nieuwe dassenburcht ontdekt. Leden van de plaatselijke natuurvereniging ’t Bokje maakten het nieuws bekend, alleen al om via sociale controle de burcht te beschermen. Maar het liep mis. Niet veel later was er geen leven meer in de burcht. Een wildcamera die was opgehangen om de activiteit aan de burcht te volgen, werd al de eerste nacht gestolen. Vermoedelijk zijn de bewoners verdelgd. Misschien was dat begin april ook het lot van de jonge das – het knuppelincident vond plaats op minder dan een kilometer van de burcht.
‘De dader beweegt zich in de grijze zone tussen jagerij en stroperij’, zegt voorzitter Jan Nuijens van ’t Bokje, die benadrukt dat de meeste jagers die hij kent zulke praktijken afkeuren. ‘Je hebt een oude garde die niet meer kan doen wat ze wil, en zich daar niet mee kan verzoenen. Gelukkig vormt zij een uitstervend ras. Wij blijven het gesprek aangaan met alle actoren in het buitengebied. Het is zoals een schaakspel, waarbij je constant pionnen verschuift. Soms win je, soms verlies je. In het geval van de dassenburcht hebben we verloren.’
De regio rond Wellen heeft een pijnlijke traditie van jachtincidenten. In natuurgebieden wordt geregeld vergiftigd aas ontdekt, bedoeld om roofdieren te liquideren. Vossenburchten worden uitgegraven, wat illegaal is. Er worden dode roofvogels gevonden, en veel roofvogels krijgen geen jongen grootgebracht – ook zij worden waarschijnlijk verdelgd, zoals vroeger de regel was. Bij iemand die zijn eigendom had laten “uitkleuren” of schrappen uit jachtgebied – een demarche die nodig is, omdat jagers geregeld zonder toestemming privé-eigendommen in hun plannen opnemen – werd een dode vos op de oprit gegooid.
‘Het dassenincident heeft de gemeente geschokt,’ zegt Jan Nuijens, ‘maar heeft toch ook iets positiefs opgeleverd: het gemeentebestuur zal zijn eigendommen, zoals schooldomeinen, ook laten uitkleuren als jachtgebied. Het gaat graag mee in onze plannen om agrarisch gebied om te zetten in natuur. In natuurgebieden gaat het hier goed met de natuur, maar niet daarbuiten. De tuin waarin we staan, is een mooi voorbeeld van herstel van kleine landschapselementen: hij ziet er natuurlijk uit, een illustratie van ons landschap van een eeuw geleden. In die tijd waren er ongetwijfeld veel dassen in de buurt. Ze horen erbij!’
Zak vol dode dassen
Bosbouwingenieur Ghislain Mees twijfelt er geen seconde aan: volgens hem is de dassenburcht in Wellen vernietigd. ‘Het is een van de vele incidenten rond de beschermde das, maar ze zullen hem niet tegenhouden. Dankzij beschermingsmaatregelen is hij aan een comeback bezig. Ooit zaten er in Voeren, een dassenbolwerk, nog amper vijftien exemplaren. Tegenwoordig wordt de populatie er op vijfhonderd geraamd.’
‘Mogelijk is de das in Wellen bij een actie aan de burcht gewond geraakt, maar is hij kunnen vluchten. Het lijkt logisch dat de stroper zijn spoor in de sneeuw kon volgen tot hij het zieltogende dier vond. Mijn ervaring zegt dat meer dan 80 procent van de stropersincidenten het werk is van jagers. Ze kunnen het niet hebben dat dieren hun plaats weer innemen in onze natuur.’
Mees weet waarover hij spreekt. Tot hij met pensioen ging, een halfjaar geleden, was hij chef van de natuurinspectie van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) in Limburg. Meer dan dertig jaar heeft hij gewerkt voor het ANB en zijn voorlopers. ‘We hebben meerdere processen-verbaal tegen dassenstropers opgesteld. Dikwijls waren het recidivisten, zoals met illegale vogelvangers ook de regel is. Ze raken hun jachtvergunning kwijt, maar dan worden ze jachtopzichter en doen gewoon voort, zelfs als ze veroordeeld zijn.’
Mees vertelt over stroppen die zijn medewerkers aan de ingangen van dassenburchten vonden. Hij herinnert zich de ontdekking, in een gracht, van een juten zak vol dode dassen – er zaten ook een chinchilla en een blauwe reiger in. De dieren leken te zijn doodgeknuppeld.
Het zwaarste incident uit Mees’ loopbaan dateert van 2017, toen liefst tien dassenburchten werden vernietigd in een verlaten spoorwegtalud in Gotem, een deelgemeente van Borgloon. Het is in dat talud, dat Natuurpunt nu beheert, dat vorige week een illegaal stort van tonnen rottende peren werd ontdekt. ‘We weten wie erachter zit’, zegt Mees. ‘Hopelijk kan de dader juridisch aan zijn misdaad gelinkt worden.’
De tien burchten werden allemaal op dezelfde manier vernietigd. Er werd een haarlakspuitbus ingegooid waarin een gaatje was geboord en een brandende lont was gestoken. Zo ontploften ze. ‘We hebben de restanten van de spuitbussen toen op vingerafdrukken en DNA-sporen laten onderzoeken, en we hebben de kasregisters bestudeerd van de winkel in de buurt waar ze verkocht waren. Helaas heeft dat niets opgeleverd – de sporen waren onduidelijk. Maar het illustreert hoever mensen kunnen gaan om te vernietigen waar ze niet mee kunnen leven.’
Bij de neus genomen
In 2019 stelde Mees het allereerste proces-verbaal op over de liquidatie van de wolvin Naya. Daarin sprak hij al over verdelging door jagers. ‘Ze moeten haar nesthol gevonden hebben en haar daar hebben geliquideerd. Veel mensen denken dat het gerechtelijk onderzoek daarnaar dood is, maar dat klopt niet. Door de coronacrisis heeft het wel vertraging opgelopen. Ik hoop nog altijd dat de daders veroordeeld worden. Het Limburgse parket neemt de zaak ernstig.’
Momenteel doorploegt Mees zijn ruime archief om de grootschalige uitzettingen van everzwijnen en fazanten door jagers in zijn provincie te reconstrueren. ‘Jagers horen het niet graag, maar fazanten uitzetten heeft bijgedragen aan het succes van de vos, het dier dat ze nu zo hardnekkig bestrijden’, zegt hij grinnikend. ‘Voor vossen waren die tamme boskiekens een geschenk uit de hemel. We hebben veel pv’s over fazantenuitzettingen opgesteld en veel kwekerijen opgerold. Maar vanaf 2010 werd het moeilijker. De fazant staat namelijk als jachtwild én als neerhofdier geregistreerd. Nu geven fazantenkwekers zich bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) op als neerhofdierhouder. Officieel kweken ze voor restaurants, maar vaak is dat een dekmantel voor illegale uitzettingen voor de jacht. Hetzelfde geldt op kleinere schaal voor de patrijs.’
In 2006 kwamen Mees en de zijnen op het spoor van een grote everzwijnenkwekerij in Koersel-Beringen. Toen werden voor het eerst op grote schaal everzwijnen losgelaten bij een jacht op het vlakbij gelegen militaire domein van Beverlo. ‘De halftamme varkens kwamen in woonwijken terecht. Af en toe vielen ze zelfs mensen aan. Vanwege een door onze hoofdzetel in Brussel in gang gezette administratieve hervorming kwam de bestrijding van die dieren, waarmee wij begonnen waren, uitgerekend in handen van jagers die mee verantwoordelijk waren geweest voor de uitzettingen. Het leidde er zelfs toe dat het ANB jacht begon toe te laten op zijn terreinen. Tot dan was dat ondenkbaar geweest. Ik begrijp nog altijd niet hoe het zover is kunnen komen.’
Mees begrijpt evenmin waarom het tot 2017 heeft geduurd voor de everzwijnenkwekerij werd opgedoekt, in samenwerking met het FAVV. In plaats van de bestrijding van everzwijnen kwamen er afschotplannen. ‘De onervaren jonge collega’s die na de hervorming van het ANB het everzwijnenbeleid overnamen, hebben zich door de jagers bij de neus laten nemen. Uit de jachtresultaten blijkt dat ze vooral jonge dieren schoten – en volwassen exemplaren dus lieten lopen. Dat was goed voor de populatie, en daardoor konden ze dan weer blijven schieten. De jagers dragen een grote verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke overlast die everzwijnen veroorzaken. Die kost fortuinen.’
Storten achter villa’s
Was de everzwijnenexplosie te vermijden? ‘Waarschijnlijk niet’, zegt Mees. ‘Everzwijnen zijn een deel van onze fauna. Ze horen erbij. De jagers zeggen dat everzwijnen de Maas zijn overgezwommen vanuit Voeren en Wallonië, maar dat verklaart niet waarom ze ineens op plekken als Beverlo en Bilzen opdoken.
Er worden trouwens nog altijd everzwijnen uitgezet. Duitse collega’s hebben in de buurt van de stad Kaiserslautern een illegaal transport van everzwijnen uit Oost-Europa onderschept. De stad ligt op de lijn naar Aarlen in de Ardennen, waar enkele jaren geleden de Afrikaanse varkenspest uitbrak bij de everzwijnpopulatie. Oost-Europese dieren zijn er illegaal uitgezet voor de jacht. Zij brachten de ziekte mee, met desastreuze gevolgen voor de varkenssector.’
Mees blijft het ‘frustrerend’ vinden dat hij een aantal grote zaken niet tot een juridisch solide einde heeft kunnen brengen. Deels door een gebrek aan mankracht, tijd en middelen. ‘We hadden veel meer op recherche moeten kunnen inzetten. In de dossiers waarin we samen met de politie bijvoorbeeld telefoontaps konden doen, behaalden we bijna altijd resultaten. Veel te veel van onze tijd gaat naar het controleren en opvolgen van zaken die eigenlijk tot de bevoegdheid van de gemeenten behoren, zoals illegale kap en stortplaatsen. Zelfs in straten vol villa’s met mooie voortuinen wordt afval dikwijls gewoon aan de achterkant over de omheining gegooid.’
Binnen zijn eigen organisatie draaide het ook niet altijd zoals het moest. ‘Ik viel van mijn stoel toen ik vernam dat het ANB in het dossier-Essers onze eigen regelgeving én die van Europa met de voeten trad om het transportbedrijf de kans te geven 26 hectare beschermd bos te kappen in ruil voor natuurcompensaties. Ook de natuurlijke boscompensaties door burgers zijn een lachertje: als ze ergens wat bomen planten om een kleine ontbossing te compenseren, worden die na een paar jaar dikwijls weer gekapt om er geiten of paarden te kunnen houden. Niemand controleert dat.’
Mees heeft het nog altijd moeilijk met de grote reorganisatie van het ANB sinds 2007: ‘Het is een Mexicaans leger geworden, vol directeuren van een bezemhok die liever aan een bureau werken dan in het veld.’ De handhaving door de natuurinspectie werd stiefmoederlijk behandeld, aldus Mees. Onbegrijpelijk vindt hij dat het herkenbare uniform werd vervangen door ‘een bruine toeristenplunje zonder insignes die uit de A.S. Adventure lijkt te komen’.
‘Veel medewerkers raken gedemotiveerd. Ze worden voortdurend als een vod behandeld door de mensen die ze willen terechtwijzen. Ze stralen geen gezag meer uit. Er zijn zelfs zware incidenten geweest omdat politieagenten onze inspecteurs niet meer herkennen. Wij mogen een wapen dragen, maar in tijden van angst voor terrorisme kan dat spanningen veroorzaken. Ik heb weet van vier incidenten, waarvan één in het station van Brugge, waarbij een natuurinspecteur tegenover agenten met getrokken wapens stond. Ik heb dat telkens aangekaart in Brussel, maar kreeg nooit een antwoord.’
Ecologische machines
Mees was geschokt toen hij vaststelde dat een van zijn opvolgers boswegen had laten verharden met het puin van afbraakwerken. ‘Als een privépersoon dat had gedaan, hadden wij niet anders gekund dan hem verbaliseren.’ Hij houdt ook niet van wat hij ‘de verkneutering van de natuur’ noemt: ‘In de mooiste stukken natuur, zoals moerassen, moeten nu per se vlonder- en knuppelpaden komen, gemaakt van geïmporteerd tropisch hout. Bospaden moeten verhard worden. Plassen op paden mogen niet meer, want sommige mensen vinden dat niet leuk. Soms open je een bosweg voor wandelaars en krijg je enkele maanden later een vraag van de burgemeester om netels en bramen op te ruimen of dazen te bestrijden. Zo urbaniseren we onze mooiste natuur. De doorsnee-Vlaming is tegenwoordig wel blij met wat natuur, maar het moeten hapklare brokken zijn met afgeborstelde paden en zonder gedoe met wild. En het mag vooral niet in de eigen achtertuin. Voor die doorsnee-Vlaming is natuur iets als het Domein Bokrijk.’
Wat beschouwt hij als zijn grootste verdienste? ‘De bebossingen’, antwoordt hij zonder aarzelen. ‘Ik denk dat ik in mijn loopbaan zo’n 1,5 miljoen bomen heb geplant. Dat was niet altijd gemakkelijk, omdat je er ruimte voor moest vinden. Ik ben geen voorstander van de kaalslag in bossen, die soms onder het mom van heide- en ander natuurbeheer gebeurt. Bossen zijn krachtige ecologische machines. Ze produceren zuurstof en slaan CO2 op. Als we de gevolgen van de klimaatopwarming onder controle willen krijgen, zullen we ze nog hard nodig hebben.’
Betrapte dassenjager
In een Waals dorpje hoorde een gepensioneerde Vlaamse inwijkeling in januari bij valavond een schot in de buurt van een plek waar hij een prachtige dassenburcht wist liggen. Enkele nachten ging hij met een vriend op de loer liggen. Ze hoorden nog schoten, konden acht kogelhulzen verzamelen, en stapten ermee naar de politie. Die nam de zaak ernstig en vond vingerafdrukken en DNA. Ze confronteerde de jager met de feiten. Hij bekende.
Ongetwijfeld in de hoop op strafvermindering verklapte de man dat hij de dassen had gedood in opdracht van een boer in de buurt. Die vond het niet kunnen dat de dieren af en toe gaten beten in het plastic waarmee hij zijn maissilo’s afdekte. De jacht- en de wapenvergunning van de schutter zijn ingetrokken in afwachting van zijn proces. De dassenburcht is nog altijd ‘dood’.
In Wallonië heerst de overtuiging dat dassen schade berokkenen aan landbouwgewassen, met name mais. Onderzoekers van de Universiteit van Luik hebben vastgesteld dat het nogal meevalt. Het aantal claims voor dassenschade zit in de lift in Wallonië, maar de biologen rekenden uit dat er alvast in 2012 vier keer meer dassen nodig waren dan het totale Waalse bestand om alle gemelde schade te kunnen verantwoorden. Veel schade die aan dassen wordt toegeschreven, is eigenlijk veroorzaakt door everzwijnen.
Vergiftigde herder
Op 3 maart ging een vrouw wandelen met de hond van haar stiefvader op een kasteeldomein in het West-Vlaamse Ichtegem. Het dier, een Duitse herder genaamd Babs, vond vergiftigd lokaas en slikte het in. Het stierf binnen de twintig minuten. Onderzoek wees uit dat Babs gedood werd met het gif aldicarb (merknaam Temik). Dat is al lang verboden, maar jagers gebruiken het nog om roofdieren illegaal te verdelgen.
Later op de dag zag iemand van de geschokte familie op dezelfde plek een man met twee emmers. Hij vluchtte in een terreinwagen toen hij vragen kreeg over het incident. In een beekwand lagen vissenkoppen met hetzelfde gif. Er was ook een vergiftigde dode kraai opgehangen. De politie werd verwittigd en startte samen met de natuurinspectie een onderzoek. Een huiszoeking leverde niets op. De betrapte man, een jager, blijft staalhard ontkennen.
‘Het is frustrerend’, zegt Gino Standaert, de ontroostbare eigenaar van het dier. ‘We weten dat de jager schuldig is aan Babs’ dood, maar we vrezen dat hij ermee weg zal komen. Het is ons woord tegen het zijne. Hij gedraagt zich ook heel arrogant. We kunnen alleen maar hopen dat de agenten en inspecteurs een doorbraak kunnen forceren.’
Dat is de ellende bij veel jachtmisdrijven: je moet de daders al bijna op heterdaad kunnen betrappen én filmen of fotograferen om ze veroordeeld te krijgen. Het is geen wonder dat zo veel jachtmisdrijven onbestraft blijven. Dat weten de jagers ook.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier