Jan Nolf

Een Soedanese tip voor Theo Francken: toen de Catalanen vluchtelingen waren

Jan Nolf Erevrederechter en justitiewatcher

Morgen valt de nieuwe uitspraak van de Luikse rechtbank over de Soedanezen die voorlopig niet uitgewezen mogen worden. Ere-vrederechter Jan Nolf vergelijkt hun situatie met die van de Catalanen die, op de vlucht voor het Franco-regime, allesbehalve verwelkomd werden in hun nieuwe thuisland Frankrijk.

Morgen valt de nieuwe uitspraak van de Luikse rechtbankvoorzitter over het verbod aan de Belgische regering om de Soedanese vluchtelingen uit het Centrum voor Illegalen van Vottem (CIV) naar Soedan terug te sturen. De Belgische staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken (N-VA) noemde dat prompt een ‘bizarre uitspraak van een rechter die daarom bekend staat’, en hekelde het feit dat zijn diensten niet gehoord werden door de rechter.

Een Soedanese tip voor Theo Francken: toen de Catalanen vluchtelingen waren

Anders dan Theo Francken liet uitschijnen in ‘De Zevende Dag’ is de procedure helemaal niet zo uitzonderlijk en is het Belgisch recht daar helemaal geen buitenbeentje in. Voor hoogdringende en voorlopige eisen bestaat overal in Europa en ook in Angelsaksische landen een vergelijkbare regeling waarbij oorspronkelijk slechts één belanghebbende partij gehoord wordt. Het betreft overigens identiek dezelfde procedure die werkgevers gebruiken om stakingen te proberen breken via eenzijdig uitgelokte dwangsommen, zoals bij de recente treinstaking.

Het beleid van de rechter: werfkracht

In dezelfde ‘Zevende Dag’ leek Rik Torfs op dezelfde golflengte te zitten als Mark Elchardus in zijn wekelijkse opinie in De Morgen: de rechtstaat mag geen regering van rechters worden. Het ‘beleid van de rechter’ bestaat nochtans al tientallen jaren: het legendarisch boek van de Leuvense professor Walter Van Gerven droeg in 1973 al die titel.

In het slot daarvan schreef Van Gerven dat iedereen die recht toepast ‘een keuze maakt tussen alternatieven waarden’. Als er over een punt geen maatschappelijke consensus is, moet de rechter dan zoeken naar ‘het alternatief dat in de samenleving werfkracht heeft’. Dat alternatief is helemaal niet de ‘meerderheidsnorm’ bepleit Van Gerven. In een ‘waardendemocratie’ geven rechters ook steun aan ’tegenideeën’, en dat is in Luik alvast even gebeurd.

Dat was helemaal geen wereldvreemde rechter, maar eentje met zijn dappere voeten in het slijk van de geschiedenis.

Waarom zouden onze rechters hun waarden niet uit de geschiedenis halen? Theo Francken vertegenwoordigt in de regering een partij met meer historici dan advocaten aan de top. De geschiedenis volstaat als les voor hoe we vandaag met de Soedanese vluchtelingen niet horen om te gaan.

Die les komt uit het nieuwe nationalistische wingewest: Catalonië.

De eerste Catalaanse onafhankelijkheid in 1934

Misschien hebt u de naam van Lluis Companys voor de eerste keer gehoord bij het recente huldebetoon van de Catalaanse regeringsleider Carles Puigdemont aan zijn vermoorde voorganger. Het referendum over de Catalaanse onafhankelijkheid, het brute politiegeweld en de tegenbetoging voor de ‘eenheid’ van Spanje brengen immers herinneringen naar boven van die veel bloediger tijd van verdeeldheid: de Spaanse Burgeroorlog.

De burgeroorlog werd voorafgegaan door extreme politieke polarisering tussen fascisten en communisten. Aanslagen op rechters, journalisten, politici en geestelijken waren een teken aan de wand.

In 1934 werd de Catalaanse onafhankelijkheid al even uitgeroepen – in het kielzog van stakingen als reactie op de opname van conservatieven en fascisten in de republikeinse regering.

Toen het leger die opstand snel neersloeg hield de toenmalige Catalaans-nationalistische regeringsleider Lluis Companys er een veroordeling tot een gevangenisstraf van 30 jaar aan over. Na de verkiezingsoverwinning van het linkse Volksfront in 1936 werd hij vrijgelaten en vormde hij een nieuwe Catalaanse regering.

De coup van Franco tegen de republikeinse regering mislukte in 1936 nog in Catalonië, maar na de val van Barcelona op 26 januari 1939 vluchtte Companys naar Frankrijk. Op 13 augustus 1940 werd hij in de Bretoense badplaats La Baule door de Gestapo gearresteerd en aan aan Franco uitgeleverd.

‘Repatriëring – de zachte officiële term die ook nu gebruikt wordt voor een hard verhaal – was toen ook aan de orde. Terug in zijn eigen Catalonië, in het fort van Montjuïch werd Companys gemarteld. Een gedenksteen markeert de plaats van zijn executie op 15 oktober 1940. Companys weigerde er de blinddoek en riep als laatste woorden ‘Per Catalunya!’ (Voor Catalonië!).

Spaanse vluchtelingen: de cijferdans van toen

Het verhaal van de legendarische advocaat-politicus Companys versmelt met dat van duizenden anderen in de ‘Retirada’, de vlucht uit het door Franco veroverde Barcelona naar Frankrijk.

In 1937-1938 spoelden al om en bij de 70.000 Spaanse vluchtelingen aan in Frankrijk, waar het ministerie van defensie er maar 15.000 verwacht had. In een eerste fase had Frankrijk de grens zelfs dicht gehouden.

De politieke en publieke reacties bleven niet uit en herinneren aan vandaag. Nicolas Lebourg en Abderahmen Moumen, de geschiedschrijvers (*) van het kamp doken ook in de pers van toen. Die pers lijkt merkwaardig op wat we dezer dagen hier op sociale media in en politieke pamfletten horen.

De Franse kranten ‘La Croix’ en ‘L’Indépendant’ hadden het niet voor de Spaanse ‘déserteurs’ en bestempelden hen letterlijk als ‘indésirables’, de ongewensten. Ze komen Frankrijk immers enkel in om te stelen en te verkrachten, zo werd geschreven. De conservatieve en later Pétinstische ‘Parti Social Français’ was verontrust dat de ‘Iberische inboorlingen’ werk kwamen vinden ten kosten van werkloze Fransen.

Na de val van Barcelona in 1939 steeg de vluchtelingentol voor Frankrijk tot 450.000. Op één enkele week, tussen 28 januari en 6 februari 1939 waren daar 32.452 kinderen bij.

In maart 1939 registreerde het Franse departement Pyrénées-Orientales (dat dan zelf minder dan 240.000 inwoners telde) niet minder dan 264.000 Spaanse vluchtelingen.

Het onthaal van de Catalaanse Fransen van toen was niet zo teder. Op 26 augustus 1939 eiste de gemeenteraad van het schilderachtige havenstadje Coullioure dat alle Spanjaarden op haar grondgebied geplaatst zouden worden ‘en camps de concentration’.

De Mémorial van Rivesaltes

In een eerste fase werden de Spaanse vluchtelingen geblokkeerd op de nu toeristische stranden van Argeles-sur-Mer en St. Cyprien. Niet zover daarvan lag in Rivesaltes sinds 1938 het inderhaast gebouwde militaire instructiekamp Joffre. Het stadje telde toen 5.000 inwoners. Om en bij de 15.000 Spaanse vluchtelingen werden naar het ‘Camp Joffre’ overgebracht. Eveneens in 1939 kregen ze er al het gezelschap van Joodse families die nazi-Duitsland ontvlucht waren evenals uitgewezen zigeuners. Het was maar het begin van een lange traditie in Rivesaltes.

Nadat de sporen van dat lugubere kamp bijna verdwenen, heeft de Franse (ex-) premier Manuel Valls nu een jaar geleden het Mémorial van Rivesaltes – niet ver van de luchthaven van Perpignan – geopend. Valls heeft aan vaderszijde zelf Catalaanse roots. Zijn conservatieve grootvader hielp tijdens de Spaanse burgeroorlog priesters onderduiken.

In het desolaat landschap zie je het Mémorial niet, hoogstens wat verhakkelde barakken en ruïnes. Pas heel nabij zie je het zandkleurig gebouw uit de zongebakken aarde langzaam oprijzen. Dit is de symboliek die de architect er in heeft weten te leggen: het verhaal van een verleden dat de Fransen zelf niet wilden weten en nu traag terug bovenkomt.

Je moet dan ook letterlijk onder de grond duiken om in het Mémorial die bijzondere Vichy-geschiedenis in de ogen te kijken.

Dat is ook mijn tip voor rechters voor inspiratie in hun beleid: onder de waan van de dag graven naar de les van de geschiedenis en die les weer laten bovenkomen.

In het raderwerk van de Holocaust

Vanaf augustus 1942 werd een deel van het kamp (de eenheden J, F en K) van Rivesaltes officieel het ‘Centre National des Israelites’. Dan organiseerde het Vichy-régime immers systematisch grote razzia’s om Joden te verzamelen. Dat was in eerste instantie niet het werk van de Gestapo, maar van Franse ambtenaren in keurig maatpak. Maar maak daar maar eens een cartoon mee.

Zo startte de rol van Rivesaltes in Hitlers’ ‘Endlösung’, het genocideplan. Tussen 11 augustus en 20 oktober 1942 vertrekken er vanuit Rivesaltes negen treinkonvooien via Drancy naar Auschwitz: in totaal 2.289 Joden, de vrouwen en kinderen in gewone wagons en de mannen in dierenwagons met stro en een emmer als enig comfort. Slechts 84 zullen het overleven, sommigen door ontsnapping onderweg.

Bij de inval van nazi-Duitsland in België had ons land 4.400 Joden uitgewezen naar Frankrijk. Marcel Bervoets beschrijft in ‘La liste de Saint-Cyprien’ (**) de fatale gevolgen daarvan voor zijn vader Hans Tragholz, nummer 719 van het strandkamp van Saint-Cyprien.

Hans Tragholz was zoals zovele Joden in 1938 na de ‘Anschluss’ Oostenrijk ontvlucht. Hij vindt een onderkomen in Antwerpen maar is volgens zijn antwoord in de formulieren van toen een ’transmigrant’ want hij wil verder weg van het nazi-gevaar.

Bervoets (die de naam van zijn adoptievader draagt) beschrijft de slordige onverschilligheid waarmee de formulieren ingevuld werden waardoor zijn vader op 2 september 1939 in de ‘refuge’ van Merksplas terecht komt. Hij wordt daar op 13 mei 1940 ‘ontslagen‘ – steeds volgens het ‘ambtenarees’ van die tijd: het is de datum van zijn transport naar Saint-Cyprien, het zusterkamp van Rivesaltes. Enkele kampen later zal hij sterven in Buchenwald.

Rivesaltes en de lessen voor vandaag

In zijn State of The Union prees premier Charles Michel het asielbeleid van staatssecretaris Theo Francken – weliswaar zonder handgeklap van regeringspartij CD&V. In een uithaal naar de Jong-Ecolo-karikatuur luidde het vervolgens dat ‘vergelijkingen met nazi’s en genocide slecht zijn voor de geloofwaardigheid van de democratie.’

Karikaturen verdedigen we inderdaad makkelijker als ze in Charlie Hebdo verschijnen. Of als een kleine oppositiepartij geassocieerd wordt met Stalin of Noord-Korea.

Wees gerust, ik vergelijk niemand met Pétain, want de geschiedenisles is geruststellend. Anders dan in die tijd is de keuze vandaag immers veell eenvoudiger dan in die oorlogsjaren. Er is niet eens moed voor nodig, afgezien van misschien enige politieke moed. We hebben het comfort van een rechtstaat en de leidraad van de Mensenrechten. We hebben de wegwijzer van onafhankelijke rechters. We hebben het in de geschiedenis nooit makkelijker gehad om het recht te laten zegevieren.

We moeten dus echt geen schrik hebben, maar toch zijn we nooit banger geweest. Zelfs Mark Elchardus schijnt met wat galgenhumor te vrezen dat Sint-Martens-Latem onder de voet gelopen wordt door Soedanezen.

Mijnheer de staatssecretaris, uw partij gebruikt zo vaak de uitdrukking ‘het is eenvoudig’. Ik hoor die uitdrukking niet zo graag, want ze hoort te vaak bij een populistisch discours.

Maar deze keer is het misschien wel eenvoudig. Het beleid van de Luikse rechter had voor u een eenvoudige boodschap: werk niet samen met politiediensten van dictators die door het Internationaal Strafhof gezocht worden als oorlogsmisdadigers. In onze Belgische rechtstaat van 2017 kan u daar zelfs niet de redenen voor voorwenden die sommigen, generaties geleden, uit ideologie, economie, lijfsbehoud of lafheid meenden te mogen koesterden.


Bronnen:

(*) Met dank aan Nicolas Lebourg & Abderahmen Moumen, ‘Rivesaltes, Le camp de la France 1939 à nos jours’. Editions Trabucare 2015 en de staf van het Mémorial van Rivesaltes http://www.memorialcamprivesaltes.eu Voor een historisch fotoverslag, zie het boek ‘Au-dela de la patrie. Exil et internement en Roussillon 1939-1948, uitgave 2011 ‘Archives départementales des Pyrénées Orientales’

(**) Marcel Bervoets, ‘La liste de Saint-Cyprien’ Alice Editions Histoire(s) 2006

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content