Jan Cornillie (SP.A)
‘Een mensenrechteninstituut kan ons begeleiden in onze worsteling met identiteit, vrijheid en veiligheid’
‘In een tijd waarin we worstelen met onze houding tegenover terreur, migratie en diversiteit, betekent een arbiter voor de mensenrechten een absolute meerwaarde voor een samenleving als de onze’, schrijft Jan Cornillie (SP.A).
Tijdens de zomer waarin politici geen rust leken te vinden, was ik in Zuid-Afrika. In Johannesburg trouwde mijn zus er op Constitution Hill. Constitution Hill, de plaats die vroeger dienst deed als gevangenis voor politieke dissidenten zoals Mahatma Ghandi en Nelson Mandela. Niet toevallig werd precies daar, op die symbolische heuvel, het Zuid-Afrikaanse Grondwettelijk Hof gevestigd, omringd door enkele musea en een openluchtbar (waar koppels elkaar het ja-woord geven).
‘Als de regering onze manier van leven echt wil beschermen, maakt ze werk van een instituut voor de mensenrechten.’
Na de apartheid legde een nieuwe Zuid-Afrikaanse grondwet de juridische basis voor de nieuwe natie. In die grondwet is ook een charter met mensenrechten opgenomen, met daaraan gekoppeld de oprichting van enkele grondwettelijke organen, de zogenoemde ‘Hoofdstuk 9 instituten’ zoals de Mensenrechtencommissie, de Commissie voor de bevordering en bescherming van culturele, religieuze en taalgemeenschappen, de verkiezingscommissie en de media-regulator. Die instituten (moeten) waken over de grondwettelijke rechten en vrijheden van alle Zuid-Afrikaanse burgers.
De hele mindset die destijds na de apartheid heerste, vinden we terug in de Zuid-Afrikaanse grondwet: het is een tekst die enerzijds de wil uitdrukt om komaf te maken met de mensenrechtenschendingen van apartheid én anderzijds de blanke minderheid beschermt voor een dictatuur van de zwarte meerderheid. Op die manier werkte de grondwet bevrijdend voor álle Zuid-Afrikanen. Zo vatte de onderhandelaar van de toenmalige (blanke) president Frederik Willem de Klerk – die de gesprekken met het ANC van Nelson Mandela voerde – het mooi samen.
Meerwaarde voor de samen
Sinds enkele jaren is ook in België sprake van de oprichting van een mensenrechteninstituut. Ik geef grif toe dat ik er tijdens de vorige regeerperiode niet meteen de hoogdringendheid van inzag. Maar times are changing. In een tijd waarin we worstelen met onze houding tegenover terreur, migratie en diversiteit, betekent een arbiter voor de mensenrechten een absolute meerwaarde voor een samenleving als de onze.
Want ja, ik hoor tot de groep die vindt dat de verhoogde terreurdreiging extra maatregelen en mogelijkheden op vlak van onderzoek en vervolging vereist. En ik aanvaard dat zulke maatregelen deels ten koste gaan van bepaalde vrijheden. Daarnaast ben ik ervan overtuigd dat diversiteit en migratie zowel een opgave als troeven zijn voor onze toekomst. Beiden vereisen een actievere notie van gedeeld burgerschap. Om de uitdagingen van vandaag het hoofd te bieden en met vertrouwen de toekomst tegemoet te gaan, volstaat de aanpak van het verleden niet langer.
Maar tegelijk is het mijn absolute overtuiging dat respect voor mensenrechten een essentieel deel is van dat ‘Belgische burger’ zijn. Het is het gedeelde burgerschap – precies op dat recht gebaseerd – dat we willen verdedigen tegen terroristen die het op onze manier van leven gemunt hebben. Een sterke(re) affiniteit voor fundamentele mensenrechten behoedt ons meteen voor excessen in de maatregelen die we moeten nemen om onze samenleving te beschermen. Ze bieden met andere woorden het nodige tegenwicht.
Mensenrechten worden zelden manifest of totaal miskend. Het gaat eerder om kleine verschuivingen in de balans tussen verschillende mensenrechten. Dat gebeurt best met de kennis van deze acute context en de wijsheid van door de jaren gerijpt inzicht. Deze zomer regende het soundbites over onze fundamentele maatschappelijke vrijheden en rechten, over ‘waarden en normen’. Als het de regering dus menens is om onze manier van leven te beschermen, dan maakt ze beter eerst werk van een mensenrechteninstituut vooraleer ze maatregelen van gewapend bestuur uitvaardigt.
Een Belgisch mensenrechteninstituut kan ons het nodige kompas bieden. Het kan adviseren nog voor er regelgevend wordt opgetreden, net zoals de privacy-commissie dat doet. Ze kan het publieke debat voeden, beleidsmakers adviseren en van oordeelsvermogen voorzien. Ze zou ons een Frans ‘boerkini-debacle’ – waar de rechtsstaat uiteindelijk moet ingrijpen om de mensenrechten te garanderen – besparen. Maar evenzeer kan ze ons bij de minste verstrenging van het veiligheids- of integratiebeleid behoeden voor gratuite jaren-dertig-vergelijkingen
Samengevat: een mensenrechteninstituut kan ons begeleiden in onze worsteling met identiteit, vrijheid en veiligheid. Ik zou me daar alvast een pak veiliger bij voelen.
Het Schaduwparlement van Knack.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier