Patrick Dewael en Tim Vandenput (Open VLD)
‘Economische missies: Het maakt niet uit of kat zwart of wit is, als ze maar muizen vangt’
‘In de geest van een volwassen samenwerkingsfederalisme moeten we pragmatisch zijn en al onze troeven uitspelen tijdens buitenlandse missies’, schrijven Patrick Dewael en Tim Vandenput. ‘Of dat nu onder Belgische, regionale of beide vlaggen is, het resultaat telt: investeringen, groei en jobs.’
Handel heeft al eeuwen de kracht om mensen over continenten heen met elkaar te verbinden, economieën te doen groeien en jobs te creëren. Het is een synoniem voor vooruitgang. Daarom zijn wij liberalen grote voorstander van Europese vrijhandelsakkoorden. Maar daarnaast zijn ook bilaterale economische banden belangrijk voor een export- en doorvoerland als het onze.
België heeft sterke troefkaarten in handen: onze werknemers zijn hoogopgeleid en uiterst productief, onze bedrijven efficiënt en innovatief, onze ligging in het hart van Europa met belangrijke havens cruciaal, en met Brussel hebben we het belangrijkste beslissingscentrum van het continent.
Dat zijn troeven die we te danken hebben aan alle entiteiten die ons land rijk is, zowel de federale staat als de drie gewesten. Je zou dan ook denken dat we die troefkaarten tezamen op tafel leggen in onze diplomatieke, politieke en economische contacten met het buitenland. In de geest van een volwassen samenwerkingsfederalisme waar onze partij voor staat.
Toch stak ook deze week weer een geldingsdrang, een communautaire koortsopstoot zo u wil, de kop op in Vlaanderen. Onze regio zou imagoschade hebben opgelopen in Japan door de buitenlandse missie van premier Michel. Belgisch surrealisme ten top. Onze staatsstructuur plots op tafel als zwarte piet tussen de sterke troefkaarten. Dit terwijl de bevoegdheden tijdens de missie werden gerespecteerd.
Belangrijker dan wie op de eerste rij staat om een lintje te knippen, zijn volgens ons de resultaten van onze economische diplomatie. Investeringen, groei, jobs. Daar gaat het om. In het geval van de Japanmissie hebben we die binnengehaald door onder meer het sterk werk van het Vlaamse FIT, maar ook onze federale notionele intrestaftrek en hogergenoemde troeven speelden ongetwijfeld mee.
Pragmatiek moet in deze haantjes-, of beter gezegd leeuwtjesgedrag overwinnen. Als we met het merk België, de premier of de Koninklijke familie meer investeerders kunnen overtuigen, moeten we dat toch gewoon doen? Is dat met het merk Brussel? Nooit twijfelen! In 2013 was het merk België zo’n €420 miljard waard en vermoedelijk doet het merk ‘Brussel’ het zelfs beter. Het is nu eenmaal een realiteit dat submerken zoals Vlaanderen en Wallonië een pak minder wegen. Dat neemt niet weg dat we ze moeten gebruiken om specifieke boodschappen te onderschrijven. Denk maar aan Mons 2015 of de haven van Antwerpen. Wat we nooit uit het oog mogen verliezen: door al onze troeven op te tellen wordt onze merkwaarde nog groter.
Wat ons betreft maakt het niet uit of de kat wit of zwart is. Als ze maar muizen vangt. In Japan deed ze dat alvast, door sterke samenwerking. Waar gaan we volgende keer op jacht?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier