Drie jonge Belgen verkennen hun eerste Parijs-Roubaix: ‘Dat Bos van Wallers is waanzin!’
Parijs-Roubaix is een koers van 175 verhalen: evenveel als dat er renners aan de start staan. Jonge Belgen Milan Menten, Vito Braet en Cédric Beullens proeven zondag voor het eerst van de Hel van het Noorden. ‘Opgeven zou verschrikkelijk zijn.’
Beurse handen, bemodderde gezichten, benen die niet meer verder willen en toch een gelukzalige glimlach op het gezicht: het is altijd een spektakel om de achterblijvers te zien finishen in Parijs-Roubaix. Elke renner kijkt met angst en respect naar Parijs-Roubaix. Wie de eindstreep haalt dwingt ontzag af, zelfs al kwam hij nooit in beeld voor de winst.
Drie jonge Belgen beleven zondag hun vuurdoop in de Hel van Noorden: Vito Braet (21, Sport Vlaanderen- Baloise), Cédric Beullens (25, Lotto Soudal) en Milan Menten (25, Bingoal-Pauwels Sauces-WB). Braet en Beullens zijn typische Vlaamse coureurs: kloeke jongens die wel een kassei lusten en in deze wedstrijd op termijn van een resultaat mogen dromen. Milan Menten is eerder een sprinterstype. ‘Maar mijn team heeft een plek vrij, en ze hoefden het me geen twee keer te vragen. Parijs-Roubaix is zo’n mythische koers. Ik wil het hebben meegemaakt.’
Niet bang voor de kasseien?
Milan Menten: Een beetje, maar zondag zet ik dat aan de kant. Collega’s zeggen dat je graag over kasseien moet rijden, dat het dan makkelijker wordt. Ik ga mijn best doen om het op die manier te benaderen.
Vito Braet: Twee dingen zijn cruciaal op de kasseien: bandendruk en je handen. Als je de bandendruk juist krijgt, vlieg je over de stenen. Anders voel je iedere put. Héél belangrijk is dat je je stuur niet te stevig vastneemt, maar losjes insturen moet je kunnen én durven. Wie zijn stuur vastklemt, rijdt zijn armen en handen aan gort. Dan wordt het moeilijk om de finish te halen. Zelf ben ik een soepele stuurman. Ik heb vroeger nog aan veldrijden gedaan en dat helpt.
Cédric Beullens: Je moet zo relaxed mogelijk blijven. Dat klinkt makkelijker dan het is, in een hectische koers als Parijs-Roubaix. Wanneer je gestrest of overdreven gefocust op de fiets zit, verkramp je en wordt alles schokkerig. Maar bruuske bewegingen maken op kasseien: dat loopt slecht af. We bereiden ons tot in de puntjes voor op Roubaix, vooral om de bandenspanning juist te krijgen. Daar bestaat geen gouden formule voor: iedere renner zit anders op zijn fiets. Het is testen en bijstellen. Platte banden zijn comfortabeler op de kasseien, maar slopen je in de vele kasseiloze kilometers.
Dit is mijn derde jaar als prof. Mijn eerste twee seizoenen had mijn toenmalige ploeg geen startrecht. Dat voelde zó zuur, alsof ik er nog niet helemaal bij hoorde als coureur.
Als het er nat bijligt, is de Hel nog heroïscher. Of hopen jullie voor je eerste Roubaix toch op droog weer?
Menten: Op gladde kasseien kunnen de toppers minder goed hun kracht kwijt. De kans wordt groter dat je als bescheiden wielrenner lang in koers zit. Van mij mag het regenen.
Braet: Als ik kon kiezen, zou ik zondag liever droog weer hebben. Dat is veiliger, en het is sowieso al een koers waarin van alles kan gebeuren. Mij zou het niet slecht uitkomen als het kwik omlaag duikt. Andere jongens verliezen daarbij het moreel, maar ik kan goed tegen de kou.
Vrezen jullie het Bos van Wallers en het Carrefour de l’Arbre?
Braet: Dat Bos is waanzin! We verkenden het met de ploeg: vijf platte banden. Bij andere stroken moet je bovenaan de kasseien rijden. Wie dat niet doet, loopt meer risico om lek te rijden. In Wallers heb je het niet in de hand: wie erdoor komt zonder averij heeft geluk gehad.
Beullens: Het Bos van Wallers heefts iets magisch door zijn afgezonderde ligging, alsof je een arena in rijdt. Op de andere kasseistroken rij je tussen de boerenvelden. Ook heroïsch, maar het Bos heeft meer stijl. Ik praat er nu wel met veel passie over, maar ik ben er nog nooit zelf door gereden. Ik reed Parijs-Roubaix bij de beloften, maar alleen de profs mogen koersen in het Bos van Wallers. Ik hoop dat ik na mijn eerste kennismaking nog even enthousiast ben. ( lacht)
Menten: Bij de jeugd heb ik nooit aan Parijs-Roubaix meegedaan. Ik was toen nog schrieler dan nu en was eerlijk gezegd bang van die kasseien. Wallers ken ik alleen van op televisie.
Braet: Het grote gevaar van het Bos van Wallers-Arenberg is dat we daar met grote snelheid komen aangereden, terwijl dat op die kasseien eigenlijk niet kan. Het is overdreven, eerlijk gezegd. Maar ja, wij zijn coureurs en het Bos zit nu eenmaal in het parcours, dus we rijden erdoor.
Het Carrefour de l’Arbre is op een andere manier zwaar. Dat is: met volle moed eraan beginnen en harken tot je ervan af bent, want die strook is láng. Maar dan zijn we al in volle finale. Daar weet iedereen allang hoe laat het is.
Beullens: De eerste keer dat ik over het Carrefour de l’Arbre reed, dacht ik: goh, het wordt tijd dat ze hier de weg herstellen. ( lacht) Als je je goed voelt en snelheid hebt, sleur je je fiets op automatische piloot over die kasseiputten. Maar als het niet loopt, roep je om je moeder. Verschrikkelijke strook!
Zitten jullie in de verre vlucht: vroeg demarreren en lang voorop blijven?
Menten: Het is voor de ploeg heel belangrijk dat een van ons daarin mee is, want in Roubaix kan een ontsnapping lang duren. Normaal is het in het peloton makkelijker fietsen dan in de vlucht, maar voor Parijs-Roubaix gaat dat niet op. In het gedrang van het peloton rij je op die kasseistroken van put naar put. In een vluchtersgroep kun je zelf kiezen waar je rijdt.
Braet: Andere renners hebben me al gewaarschuwd: de eerste vijftig kilometer van Parijs-Roubaix zijn gruwelijk. Iedereen wil de ontsnapping halen. De vluchters zingen het meestal uit tot vlak voor de finale en krijgen dus veel aandacht. Als een van de vluchters een superdag heeft, zoals Florian Vermeersch vorig jaar, dan rijd je zelfs om te winnen.
Beullens: Ik zal niet de enige zijn met die ambitie, maar ik plooi me zondag dubbel om mee te zijn met de vlucht. Vooroprijden in Parijs-Roubaix: mooier wordt het niet. Florian Vermeersch is onze kopman bij Lotto Soudal. Als ik mee ben in de ontsnapping, kan ik hem misschien helpen in de finale. Roubaix is Florian op het lijf geschreven. Dat bewees hij vorig jaar wel met zijn tweede plaats.
Toen stonden er met Sonny Colbrelli, Florian Vermeersch en Mathieu van der Poel drie debutanten op het podium. Dromen jullie van een stunt?
Braet: Dromen doe je altijd. Maar ik ben realistisch: het zal niet gebeuren.
Beullens: Als ik zondag mijn ware capaciteiten kan tonen, dan ben ik tevreden. Over winnen praat ik niet, maar ik kan in Roubaix echt iets betekenen, denk ik. Hopen dat ik gespaard blijf van pech, wat in die koers natuurlijk niet gegarandeerd is. Parijs-Roubaix is de klassieker die mij het beste ligt. Ik ben allesbehalve een lichtgewicht en Roubaix is die éne grote koers op de kalender waarin niet geklommen wordt. Zondag is een belangrijke afspraak voor mij.
Menten: Ik haal inspiratie bij Biniam Girmay. Die had nog nooit in Vlaanderen gekoerst en wint gelijk Gent-Wevelgem! Als je in vorm bent en de omstandigheden zitten mee, dan kan alles. De toppers hebben minder geluk nodig dan de mindere goden, maar als het die dag tegenzit voor Mathieu van der Poel, zal hij ook niet winnen, hoor. Wonderbenen of niet.
Jij hebt dit jaar al gewonnen, Milan.
Menten: In de GP Ville de Lillers, een Franse eendagskoers. Nadien kreeg ik corona, maar dat stelde niets voor. Erger was de luchtwegeninfectie die ik twee weken later opliep. Een verkoudheidje, dacht ik, daar ben ik snel van af. Ja, hallo: nog nooit zo ziek geweest! Vier dagen in bed met koorts, één dag kunnen trainen en opnieuw twee dagen van de kaart.
Het halve peloton sukkelt met vreemde ziektekiemen. Geen griep en geen corona, want ik ben op beide getest. Is onze weerstand laag omdat we bijna allemaal op een zeker moment covid hebben gehad? In het peloton circuleert er een theorie: de ellende begon toen dat Saharazand over Europa waaide. Het was stof happen op de fiets, en dat is sowieso ongezond.
Veel hangt af van of je ziek wordt of niet, dit voorjaar. Wout van Aert miste de Ronde van Vlaanderen. En dat de mannen van Quick-Step Alpha Vinyl dit voorjaar niet domineren zoals we van hen gewend zijn, heeft één verklaring: ze lopen allemaal te hoesten.
Welke editie van Parijs-Roubaix heeft de grootste indruk op jullie nagelaten?
Beullens:De lange solo van Tom Boonen in 2012. Zonder handschoentjes! Hoe sterk moet je zijn eer je dat zelfs maar durft. Boonen was helemaal één met de fiets en met de kasseien. De spannendste was de editie van vorig jaar, in episch hondenweer. Florian Vermeersch is een goeie vriend. In het peloton wisten we allemaal dat hij goed was, maar ei zo na een klassieker winnen is nog andere koek. Ik had kippenvel in de zetel.
Menten: De moddereditie van vorig seizoen was misschien wel de mooiste koers van de laatste tien, twintig jaar. En als Limburger moet ik Johan Vansummeren vermelden (winnaar in 2011, nvdr). Summie is voor eeuwig een held van Roubaix.
Braet: Ik heb pijnlijke herinneringen aan de nipte nederlaag van Boonen tegen Mathew Hayman in 2016. Ik was een hevige Tom Boonen- fan, in mijn ogen kon hij die koers niet verliezen. Dat is typisch voor Parijs-Roubaix, je maakt de gekste wendingen mee. Formidabele televisie!
Wat kies je: Parijs-Roubaix uitrijden en daar de rest van je voorjaar een prijs voor betalen, of opgeven en maandag weer fit zijn?
Menten: Uitrijden! ’t Is misschien de enige keer dat ik in Roubaix start. Opgeven zou verschrikkelijk zijn. Er hangt veel coole heroïek rond die koers. Die afgepeigerde gezichten na de wedstrijd! Zo’n foto wil ook van mezelf.
Braet: Ik wil een foto van mezelf onder de bekende douches in de velodroom. Daar het stof uit mijn ogen wassen: heroïscher wordt het niet. Ik doe het wel alleen als ik de finish haal. Anders verdien je het niet.
Beullens: Na de Parijs-Roubaix voor beloften stond ik al eens onder die legendarische douches. Dat was raar. Je kent die plek van de foto’s en de documentaires: het voelde alsof je plots op de set van een bekende Hollywoodfilm staat. Ik finish hoe dan ook in Roubaix. Een kwestie van beroepseer. Ik heb dit jaar alle grote voorjaarskoersen gereden. Overal haalde ik de streep.
In welke wedstrijden mogen we jullie nog verwachten dit jaar?
Beullens: Na Parijs-Roubaix gaat de riem er twee weken af. Het mag, het is al een heftig seizoen geweest. Hoe de rest van het jaar eruitziet, weet ik op dit moment niet, maar ik kijk nu al uit naar volgende lente. Ik heb het vrij goed gedaan in de voorjaarsklassiekers, en ik voel dat ik nog een pak sterker kan worden.
Menten: Begin juni moet het voor mij gebeuren in de Ronde van Limburg. Dat is een thuiskoers, ik wil er dolgraag winnen. Let ook op mij op het Belgisch kampioenschap. Vorig jaar was ik vijfde. Het zou mooi zijn als ik nog een paar plekken beter kan doen. In de zomer is de Benelux Tour het grote doel.
Braet: Ik heb dit jaar Kuurne-Brussel-Kuurne gereden, Gent-Wevelgem, de Ronde van Vlaanderen, de Amstel Gold Race, nu Parijs-Roubaix, dus het vat is wel bijna af. Ik kon mijn rol vervullen in die koersen, in de toekomst zie ik mezelf er uitblinken. Bij de jeugd was ik een winnaarstype. Als nieuweling won ik tien koersen, als junior dertien. Nadien liep het lastiger, maar ja, ik ben dan ook een leeftijdsgenoot van Remco Evenepoel, die vanaf toen begon te koersen. Niet simpel om tegen Remco een palmares bijeen te fietsen.
Hoe was het om op zo’n fenomeen te botsen?
Braet: Er werd toen gezegd: ‘Het zal wel om een zwakke generatie gaan, want anders kan die Evenepoel onmogelijk zo vlot winnen.’ ’t Zal wel zijn! Ilan Van Wilder en Mauri Vansevenant komen ook uit die lichting: van hen ga je nog veel horen bij de profs. Remco’s doorbraak was een klap, geef ik toe. Gelukkig werd Remco snel prof en deelde hij daar ook kletsen uit. Zo wisten we: het ligt dus niet aan ons.
Wie wint Parijs-Roubaix?
Beullens: Het zou me verbazen als je één renner vindt die niet ‘Mathieu van der Poel’ antwoordt. Dat hij superbenen heeft, zagen we in de Ronde van Vlaanderen, maar Mathieu is ook uiterst behendig op kasseien. Wie kan hem kloppen in Roubaix?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier