‘Amper 33 procent van de burgers heeft nog vertrouwen in de nationale overheid’, schrijft Jonathan Holslag (VUB).
Het Vivaldi-akkoord is een pragmatisch document, deels in lijn met het beleid van vorige federale regeringen. De grootste verandering is niet het beleid, maar zijn de vijandige omstandigheden waarin de federale regering moet werken: corona, economische onzekerheid, frustratie in Vlaanderen en internationale hoogspanning. Amper 33 procent van de burgers heeft nog vertrouwen in de nationale overheid. Dit is de regering van de laatste kans.
De nieuwe ploeg lijkt dat te hebben begrepen en benadrukt meteen dat we moeilijk koers kunnen houden als we de kwetsbaren in de samenleving niet mee hebben. Het belang van solidariteit en armoedebestrijding wordt vaak benadrukt en dat is essentieel. De coronacrisis riskeert nog meer Belgen de armoede in te duwen.
Maar solidariteit bestaat niet alleen tussen arm en rijk vandaag. Solidariteit is ook in tel tussen generaties. Hoe de impact van de toenemende schuld en de tanende productiviteit op de komende generaties zal worden beperkt, is evenwel onduidelijk. Een trendbreuk met de meeste andere regeringen van de voorbije decennia is in dat opzicht noodzakelijk.
Dit is de regering van de laatste kans.
Een tweede belangrijke ambitie is het opdrijven van de publieke investeringen. Deze regering wil naar een investeringsratio van vier procent en zal de rol van de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij uitspelen. Dat is een goede zaak.
Maar het is onduidelijk wat dat betekent voor de begroting. Het zou nog beter zijn om het vermogen van de gezinnen te activeren, in plaats van vitale infrastructuur in de handen te laten van buitenlandse spelers. Het is moeilijk te verantwoorden dat we hier onze kritische infrastructuur niet gefinancierd krijgen, terwijl voor 200 miljard Belgisch geld in buitenlandse aandelen en obligaties vaststaat. De liberalen moeten op dat vlak hun koudwatervrees overwinnen. Er moet meer gestuurd worden. Andere landen doen dat ook.
Een derde prominente doelstelling betreft veiligheid. Er wordt sterk ingezet op de samenwerking tussen binnenlandse veiligheidsdiensten en dat is inderdaad een must. Deze regering zou daarbij een integrale veiligheidsstrategie moeten voorleggen en van de Nationale Veiligheidsraad een meer volwassen coördinatieorgaan moeten maken. Cruciaal is ook dat de partijpolitiek zich minder gaat bemoeien met de analyses van de veiligheidsdiensten.
Het is positief dat er meer middelen en mensen bijkomen. Maar we dienen ook te kijken naar de kwaliteit. De opleiding van politieagenten is te beperkt. Veiligheidsdiensten zouden onderling elkaars diensten en producten op kwaliteit moeten beoordelen zodat er een cultuur van excellentie ontstaat.
Regering zou van Nationale Veiligheidsraad een meer volwassen coördinatieorgaan moeten maken
Ook over externe veiligheid zal een hartig woordje moeten worden gesproken. Ons land heeft de mond vol van Europese solidariteit, maar onze krijgsmacht kan door decennia van verwaarlozing nauwelijks nog bijdragen aan operaties. De ontmoediging bij de militairen is gigantisch en dat terwijl het zowat overal rondom Europa onveiliger wordt. Het is een mythe dat de oorlogvoering van morgen enkel vanachter computerschermen zal worden uitgevochten. Kijk maar naar de Kaukasus, het Midden-Oosten, of Afrika. We spelen met de veiligheid van de komende generaties.
Een vierde belangrijk denkspoor betreft de Green New Deal en de nadruk op het beschermen van onze ondernemers tegen dumpingpraktijken. Dat kan een stap zijn in de richting van een meer zelfredzame en duurzame economie. De beslissing over de kerncentrales werd weer uitgesteld. Toch is het steeds duidelijker dat het met hernieuwbare energie alleen erg moeilijk wordt. Duitsland haalt, tien jaar na het begin van zijn Energiewende, amper 28 procent van zijn elektriciteit uit wind en zon. En dan hebben we het nog niet over de sluikse verplaatsing van vervuiling naar Oost-Europese landen of de Duitse weigering om paal en perk te stellen aan ecologische dumping van buiten Europa. De groenen hebben een kans om zich te bewijzen, maar de groene koers moet realistisch zijn, met een goed evenwicht tussen ecologie, economie en veiligheid.
En in dat laatste schuilt misschien de grootste uitdaging: coördinatie en strategie. Dit land, als het wil overleven, moet beter horizontaal leren plannen. In Nederland heb je daar een ministerie van Algemene Zaken voor, in Frankrijk een sterke president. Hier zou de Kanselarij die rol nadrukkelijker moeten spelen, met bijvoorbeeld een invloedrijke nationale economische raad en een volwaardige Nationale Veiligheidsraad. Enkel staatsmanschap kan de staat redden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier