Dirk Draulans over zijn 33 jaar bij Knack: ‘De lezer is geduldig geweest’
Dirk Draulans maakte de gouden jaren van de magazinejournalistiek mee. Maar ook nu sociale media en nepnieuws domineren, blijft Knack uitermate relevant, betoogt hij.
Tervurenlaan 153: een statig herenhuis aan het Montgomeryplein in Brussel. Op 17 november 1987 stapte ik er voor het eerst binnen – het was mijn eerste werkdag voor Knack. Er wachtte me geen warm onthaal. Uren moest ik aan de ongezellige receptie op een stoeltje antichambreren, tot toenmalig hoofdredacteur Hubert van Humbeeck me kwam halen en me achter een bureau dropte tussen twee niet al te vriendelijke collega’s. Het eerste wat me werd gezegd, was dat ik mijn hoofd moest intrekken omdat de ene even met de andere wilde praten. Je moest je plaats veroveren in de krabbenmand die de redactie van Knack was (en volgens sommigen nog altijd is).
In 2020 heb ik bijna het hele jaar moeten vechten om de reputatie van virologen en andere wetenschappers hoog te houden.
Het huis kon symbool staan voor hoe de redactie functioneerde. Het was een chaotische boel, met (te) veel eigenzinnige redacteurs in een te kleine ruimte vol tafels en snoeren en stapels boeken en papieren. Er waren ook nog collega’s die de ene sigaret na de andere opstaken. Alleen de grote vergaderzaal met de antieke houten tafel, waar elke dinsdag de eerste afspraken voor het volgende nummer werden gemaakt, had standing.
Aan het hoofd van de tafel zat Frans ‘Sus’ Verleyen. Met zijn basstem voerde hij het hoge woord. Hij oreerde over de stand van zaken in Vlaanderen, België en de rest van de wereld, en zette de grote lijnen uit voor het volgende nummer. Naast hem, als zijn schaduw, zat Hubert: zijn rechterhand die ervoor moest zorgen dat uit de dikwijls halfslachtige afspraken elke week een verkoopbaar magazine voortvloeide. Hubert deed dat discreet, maar met verve.
Te veel advertenties
Het waren gouden tijden voor de magazinejournalistiek. Soms belden Sus of Hubert op een zondagavond met de dringende vraag of er tegen maandagmiddag nog een verhaal van drie pagina’s kon worden geproduceerd – het maakte niet uit waarover – omdat er te veel advertenties waren binnengekomen. Aangezien de verhouding tussen redactionele bijdragen en reclame wettelijk was vastgelegd, moesten er af en toe bladzijden bijgeschreven worden. In sommige nummers diende je de verhalen te gaan zoeken tussen advertenties en aankondigingen. Dat leverde lelijke Knacks op van soms meer dan 300 pagina’s. Je kunt je dat vandaag niet meer voorstellen, in een markt waarin nieuwsmagazines voor adverteerders niet langer het belangrijkste medium zijn.
Toen ik bij Knack arriveerde, stond de redactie op een kantelpunt. De tijd van de eerste generatie Knack-journalisten was voorbij. Notoire figuren als Johan Anthierens en Johan Struye waren vertrokken, na kuiperijen rond nevenactiviteiten. Ze hadden Knack mee grootgemaakt, maar in feite waren ze meer polemist en columnist dan echte journalisten. Het blad steunde vooral op afstandelijke analysen en op babbeljournalistiek, waarbij redacteurs met sleutelfiguren uit het maatschappelijk leven aan de toog hingen of aan tafel gingen om te horen wat er leefde in hun wereld.
Meer dan op de redactievergadering wisselden Knack-redacteurs ook op restaurant en in bars ideeën uit. Vóór Knack in de lente van 1982 naar de Tervurenlaan verhuisde, was de bar van het International Press Centre (IPC) in de Wetstraat, waar de redactie toen kantoor hield, een vaste stek voor veel collega’s. Op de Tervurenlaan werd dat ‘de Joegoslaaf’: een restaurant op minder dan 50 meter van de redactie, waarvan de omzet op dinsdag substantieel beïnvloed werd door het ‘navergaderen’ en door de hoeveelheid slivovitsj (een Joegoslavische pruimenjenever) die verzet werd. Niet zelden moest Ivo, de uitbater, in de late middag waarschuwen dat hij aan zijn avondshift wilde beginnen. Er zijn veel grote ideeën opgeborreld uit Ivo’s jenevertjes, maar ze haalden lang niet allemaal het magazine.
Frank De Moor verzorgde de eerste onderzoeksjournalistiek van Knack. Maar het was Chris De Stoop die haar naar een uitzonderlijk niveau tilde – Chris is met voorsprong de beste journalist die Knack ooit in dienst heeft gehad. Onderzoeksjournalisten zijn vaak vooral bezig met het verifiëren van de informatie die een relevante bron levert, maar Chris zocht zelf naar informatie, onder meer door lange nachten door te brengen in uitzuipkroegen voor zijn verhalen over vrouwenhandel. Het leidde tot indrukwekkende journalistiek.
Ik kon de overgang naar de hardere reportagejournalistiek nog meemaken. Onder druk van het succes van televisiezenders als CNN, die het nieuws maakten terwijl ze erbij stonden, daagde ook bij Knack het besef dat je geen relevant magazine kon blijven maken door vooral achteraf-analysen te publiceren. Je moest er zelf ‘bij zijn’. Zo kwam Chris in de sfeer van de dramatische human-interestverhalen terecht, en ben ik in de oorlogsverslaggeving gestapt, onder meer in het ex-Joegoslavië van onze restaurantvriend Ivo, die in die tijd vervelde tot Bosniër.
Recht van antwoord
Het magazine begon ook te focussen op milieujournalistiek. Het thema won almaar aan belang, met als voorlopig hoogtepunt het ‘klimaatalarm’ dat Knack vorige herfst sloeg. Veel reportages leverden zwaar weerwerk op, want we namen zonder mededogen de grootste vervuilers van onze leefomgeving in het vizier. Niet zelden mondde dat uit in moeilijke persoonlijke confrontaties, want milieuvernietigers geven zich niet zomaar gewonnen.
In die tijd speelde jurist Wim Criel, verantwoordelijk uitgever van Knack, een sleutelrol op de redactie. Hij moest vermijden dat er te veel processen tegen Knack werden aangespannen en leidde de publicatie van de vele ‘rechten van antwoord’ in goede banen. Enige arrogantie was de redactie niet vreemd: weerwoord geven aan geviseerden was iets voor watjes. Er waren periodes dat er zo goed als elke week minstens één recht van antwoord in Knack stond, onder meer van politicus Paul Vanden Boeynants – een van de vaste schietschijven van het blad – die zichzelf daarom ooit omschreven zou hebben als de slechtst betaalde journalist van Knack. Vandaag is publicatie van een recht van antwoord een relict uit een ver journalistiek verleden.
Op 15 mei 1996 bezocht koning Albert II de redactie van Knack, naar aanleiding van het 25-jarige bestaan van het blad. Het was een volgend kantelpunt, want de koning kreeg ook te zien ‘hoe een modern medium met de nieuwste elektronische middelen omgaat, onder meer hoe het gebruik maakt van het mondiale computernetwerk Internet’ – Internet werd toen nog met een hoofdletter geschreven. De koning viel van verbazing bijna van zijn stoel toen hij zag dat een foto van zijn bezoek minder dan een uur later al in een kort verslag op een computerscherm stond. Dat is amper een kwarteeuw geleden!
Het internet heeft de journalistiek compleet veranderd. De kelder van het huis in de Tervurenlaan was nog volgestouwd met mappen vol krantenknipsels – de basis van de documentatie van het magazine. Documentalist Jos De Vuyst, die de viering van 50 jaar Knack combineert met een pensionering na 42 jaar trouwe dienst, was toen vooral in de weer met het verknippen van kranten tot losse artikels die per thema in een map gingen. Vier keer per werkdag kwam een vrachtwagen uit Roeselare, de thuisbasis van uitgever Roularta, mappen met persklare kopij ophalen. De lijnen tussen redactie en drukkerij liepen toen over de E40 en E17. Het lijkt de prehistorie.
Een grote klap kwam er op 13 oktober 1997, toen Sus Verleyen stierf, na een jarenlang aanslepende ziekte. Hij kreeg iets wat leek op een staatsbegrafenis – terecht. De nochtans niet zo kleine kerk van het West-Vlaamse Lissewege zat barstensvol. Toenmalig minister-president van de Vlaamse regering Luc Van den Brande zat op de eerste rij. Tal van zogenaamde hoogwaardigheidsbekleders stonden erop om aanwezig te zijn of zelfs het woord te voeren. Het illustreert hoe sterk de figuur van Sus op het imago van het blad en van de Vlaamse journalistiek gewogen heeft.
Coryfee met flair
Het was een ontnuchterende en tegelijk geruststellende vaststelling: zelfs Sus Verleyen was niet onmisbaar om van Knack een relevant medium te maken. Zeker niet omdat hij relatief snel werd opgevolgd door een andere coryfee die het blad met flair als een broeihaard van originele verhalen en ideeën in de markt zette: Rik Van Cauwelaert. Samen met zijn goede vriend Koen Meulenaere, satiricus van inborst, gaf hij het blad een nieuw gezicht, op zowel de eerste als de laatste bladzijde.
Eind 1999 verhuisde de redactie naar het Brussels Media Center, waar de Brusselse redacties van Roularta samengebracht werden. Een rommelig herenhuis maakte plaats voor een landschapskantoor. Binnen roken werd verboden, net als alcoholverbruik tijdens de werkuren. De Bosniër werd vervangen door een bedrijfsrestaurant dat zelfs vegetarische menu’s aanbood (maar geen jenever).
Collega’s werden niet langer gezocht via soms langdurige aanwervingsprocedures, maar door rekrutering van goede krachten uit andere media of van de beste stagiairs uit journalistieke opleidingen. De tijd van journalistiek leren in de vorm van trial-and-error was voorbij. In mijn begindagen gaf Hubert me het advies goed te kijken naar het verschil tussen de teksten die ik afleverde en wat er gepubliceerd werd, om er lessen uit te trekken. Nu ben ik wat beschaamd om sommige van die teksten, die eigenlijk nooit in print hadden mogen gaan. De lezer is geduldig geweest.
Na het onfortuinlijke gedwongen vertrek van Rik, en in zijn zog ook van Koen, kreeg Knack hoofdredacteurs die van andere media kwamen, met eerst Jörgen Oosterwaal en nu Bert Bultinck. Het resulteerde in nog meer professionalisering. Buitenlandreportages werden (helaas) iets van vooral freelancers – er werd noodgedwongen aan ernstig kostenbeheer gedaan. In tegenstelling tot zijn voorgangers legt Bert sterk de nadruk op het maken van ‘nieuws’ – met de website kan dat, indien nodig, ook snel gepubliceerd worden. Bert zorgt voor een aangename werksfeer in het vrij hechte team dat de redactie onder zijn hoede geworden is.
Trouwe lezers
Nooit eerder was Knack zo goed als vandaag. De impact van de onderzoeksjournalistiek van collega Kristof Clerix is groot. Zijn werk steunt vooral op datacrunching van gigantische gegevensbanken in een internationale samenwerking – zie de geruchtmakende Panama Papers over grootschalige belastingontduiking.
Nooit eerder was Knack informatiever en mooier gepresenteerd. Het is een plezier om door het blad te bladeren zonder dat de verhalen versnipperd zijn door reclame. Voor de financiële gezondheid van het magazine is dat uiteraard geen zegen. Meer dan ooit draait het blad op zijn lezers, die steeds ouder worden, maar trouw blijven. Ze zijn de basis van ons succes. Maar de impact van het magazine – en van de klassieke media in het algemeen – op de maatschappij lijkt kleiner te worden. Er is geen koningsbezoek gepland voor de viering van 50 jaar Knack, en dat heeft niets te maken met de coronacrisis, die ook de redactie collectief richting thuiswerk heeft gedreven. Een staatsbegrafenis voor een hoofdredacteur zit er niet meer in.
Met het einde van mijn loopbaan in zicht worstel ik met een confronterende gedachte: werken voor Knack wordt niet langer als een voorrecht gezien. Een groeiend deel van het publiek beschouwt mainstream media (weekbladen, kranten en televisiekanalen) als verweven met het verwerpelijke establishment – het acroniem MSM is in bepaalde kringen zelfs een scheldwoord geworden. Steeds meer mensen maken hun eigen nieuws en analysen, niet zelden op basis van – al dan niet fake – informatie die ze van het internet plukken. Als de informatie in de media niet strookt met wat ze in hun hoofd bekokstoofd hebben, schieten ze op de boodschapper.
In 2020 heb ik bijna het hele jaar moeten vechten om in de coronacrisis de reputatie van virologen en andere wetenschappers hoog te houden, zodat hun inzet en expertise gerespecteerd werd en onze volksgezondheid van nog grotere calamiteiten gevrijwaard bleef. Het impliceert dat de relevantie van Knack (en andere MSM) vandaag groter is dan ooit: als je er zeker van wilt zijn dat je correct geïnformeerd wordt, moet je Knack lezen. Maar het blijft vreemd dat het nodig is dat te benadrukken.
In die zin ben ik blij dat ik aan het einde van mijn loopbaan sta en niet aan het begin. Ik reken er wel op dat mijn jongere collega’s inventief genoeg zullen zijn om het blad een bloeiende toekomst te bieden. Ik hoop tot het einde mijner dagen elke week een Knack te kunnen lezen. Het liefst in print, hoewel dat minder milieuvriendelijk en misschien minder toekomstgericht is dan online, maar ik blijf wat dat betreft een kind van mijn generatie. De viering van 75 jaar Knack zou ik nog moeten kunnen halen. Net.
Knack blaast 50 kaarsjes uit
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier