Ignace Demaerel
De verloren zoon: een tijdloos verhaal, verrassend doordenkertje en vitaminen voor ziel en geest
Het verhaal van de verloren zoon is één van die monumenten uit onze westerse cultuur, die mee het DNA van onze beschaving vorm hebben gegeven. Het is een pareltje in de wereldliteratuur, een juweel dat vele facetten laat zien, al naargelang vanuit welke hoek je ernaar kijkt.
Er is nauwelijks iemand die het niet kent, maar zoals meestal is dit één van de parabels van Jezus die veel méér dubbele bodems bevat dan men op het eerste zicht vermoedt. Het verhaal vinden we merkwaardig genoeg alleen in het evangelie van Lukas (hfst 15:11-32), niet bij de andere drie evangelisten. Als je het snel-snel leest, is het een leuk ‘feel-good’ verhaal over een vader die zijn opstandige zoon na zijn mislukt avontuur terug thuis ontvangt, hem van harte omhelst en een groot feest geeft. Maar wie de tijd neemt om zich erdoor te láten aanspreken, kan er echt stil van worden. Het verhaal heeft gediend als inspiratiebron voor de grootste kunstenaars zoals Rembrandt; Rembrandts schilderij (1662) werd op zijn beurt inspiratie voor het bekroonde boek van (de in 1996 overleden priester en wetenschapper) Henri Nouwen, ‘Eindelijk thuis’, uitgeroepen tot het ‘mooiste spirituele boek’ van 2011.
Het verhaal komt nog vaker bovendrijven: zelfs tijdens het huwelijk van ons aller prins Laurent in april 2003 refereerde de eigenzinnige Franse ‘rockpriester’ Guy Gilbert in de Brusselse kathedraal naar dit verhaal, toen hij er een moderne variant op gaf, namelijk het verhaal van de witte linten (zie verder): geen oog in de kathedraal bleef droog, zelfs niet bij de hoge heren, wereldleiders en gekroonde hoofden. Het blijft inderdaad een verhaal dat een heel diepe snaar in onze ziel kan raken: want zijn we niet allemaal een beetje een verloren zoon? Snakken we niet allemaal naar zulke onvoorwaardelijke liefde, een nieuwe kans wanneer we het verprutst hebben? Hebben we niet allemaal bij gelegenheid bakken vergeving en genade nodig? Maar hoe past zoiets in onze huidige wereld? Is de wereld vandaag niet te hard voor zulke ‘rozige’, sprookjesachtige verhaaltjes? Is dat niet dromerig en onrealistisch? We gaan toch geen ‘softies’ worden, zeker?
Maar het is allesbehalve een simplistisch zwart-wit verhaaltje: wanneer aan het begin gezegd wordt dat ‘een vader twee zonen had’, zou je na enkele regels kunnen concluderen dat het gaat over een ‘brave’ en een ‘stoute’ zoon, over een ‘goeierik’ en een ‘slechterik’. De jongste zoon in het verhaal is zeker rebels, wanneer hij naar zijn vader toestapt en vraagt: ‘Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb‘. Euh, sorry, welk ‘recht’ heeft hij? Hij heeft daar helemaal geen recht op! De vader was nog niet dood, hé?! Eigenlijk is deze vraag zélf al ongehoord grof: ‘Pa, ik kan niet wachten tot je dood bent. Eigenlijk ben ik meer geïnteresseerd in jouw geld dan in jou’. Wat een brutale bek! Wat een onverantwoorde jonge snaak!? En wat was dan zijn nobele levensplan om met dat kapitaal te doen? Hij had helemaal geen plan! Zoonlief wou gewoon vrijheid, niet meer naar zijn pappie moeten luisteren, zijn eigen zin doen, lol trappen en plezier maken zonder ‘de verstikkende grenzen van thuis’. Tja, een fraai beeld van de ‘verloren zoon’ wordt hier niet geschetst. Zijn oudste broer was tenminste gewetensvol, plichtsbewust, loyaal aan papa, hardwerkend: is hij niet ‘de ideale zoon’, de ‘modelzoon’? Nee, toch helemaal niet! Het verhaal gaat namelijk verder. De jongste gaat, mét een volle geldbeugel, zijn vrijheid tegemoet en feest er lustig op los, haalt zijn hartje op, geniet met volle teugen zonder zichzelf iets te ontzeggen, tot… de portemonnee leeg is. Dan gaat het snel van kwaad naar erger: blut, failliet, geen vrienden meer, geen werk, geen eten… alleen nog varkens hoeden en met begerige ogen kijken naar de schillen die de varkens krijgen en hij níet! Lager kon hij niet zakken.
En dan zien we een kleine zonnestraal doorbreken in zijn grauwe miserie: ‘Hij kwam tot zichzelf’. Toen hij naar de varkens keek (onreine dieren voor joden!), zag hij dat hij in even grote ‘shit’ zat als zij. Daar kwam hij zichzelf tegen, en hij dacht na! En hij dacht goéd na! Ook al maakte hij grove fouten, hij léérde er tenminste uit! Hoewel hij rebels was, was hij eigenlijk veel authentieker dan zijn ‘brave’ broer. Hij lééfde tenminste. Hij was eerlijker met zichzelf, ook al bracht hem dat op de rand van de afgrond. Weinigen in zijn situatie zouden zulke dappere keuze maken als hij: ‘Ik zal terugkeren en aan mijn vader zeggen hoe fout ik geweest ben’. Hoeveel ‘verloren zonen’ zijn te trots, koppig, eigenzinnig om, zelfs in de diepste miserie, deze stap te zetten? Ten tweede had hij nog een helder denken: hij besefte dat hij het écht verprutst had, dat hij het inderdaad niet waard was nog ‘zoon’ te zijn: hij had zijn vader té diep gekwetst, te zeer verworpen, zijn hele opvoeding afgewezen. Zijn plan was dus helder en eerlijk: hij wou teruggaan, en vragen of hij als knecht in dienst mocht komen bij zijn vader: dan zou hij bij de knechten slapen i.p.v. in zijn kamer, gehoorzaam werken en tenminste een goede ‘baas’ hebben en een redelijk loon. Het was een ‘plan-B’, een tweedehands leven, maar in ieder geval beter dan het ‘plan Z’ waar hij nu in zat! Weinigen die zichzelf door eigen domme keuzes in de put hebben gewerkt, zijn in staat om terug te keren en ‘sorry’ te zeggen. Er valt dus heel wat positiefs te zeggen over deze ‘losbol’. En tot slot, het belangrijkst van al: hij kende zijn vader véél beter dan zijn broer. Zijn broer was het type van de ‘gehoorzame’ zoon, die altijd braaf deed wat van hem verwacht werd, maar daar innerlijk eigenlijk over gefrustreerd was. Aan het einde zegt hij boos tegen zijn vader: ‘Die zoon van u (let op de woordkeuze!) die alles verbratst heeft, komt terug en krijgt zomaar een feestje, terwijl ik altijd gehoorzaam voor u gewérkt heb, en u hebt mij nooit een bokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren’. M.a.w. hij was loyaal aan de buitenkant, maar hij zag zijn vader als een ‘baas’, voor wie hij moest presteren, en durfde nooit vragen om verlof of een feestje. De vader was niet het probleem, maar hijzelf: de bril waardoor hij zijn vader én zichzelf zag, was bevuild. Eigenlijk was hij méér verloren dan zijn jongere broer. Hij is dan ook het type van de farizeeër (voor wie Jezus dit verhaal vertelde!) die kampioen is in uiterlijke religiositeit, maar God niet persoonlijk kent. De jongste zoon staat voor de ‘openlijke zondaar’, de tollenaar, prostituee die zichtbaar zondigen maar zich daarna ook echt bekeren.
Het is eigenlijk een spiegelverhaal, een verhaal waarin je jezelf kan inlezen in elk van de personages: ben ik soms zoals de verloren zoon, koppig, eigenzinnig? Ben ik dat soort type persoon dat de lessen van anderen nooit zomaar aanneemt, maar alles eerst zelf moet uitproberen, desnoods met de kop tegen de muur lopen? Of ben ik eerder als de oudste zoon, trouw aan de buitenkant, maar gefrustreerd van binnen, zonder genade voor mezelf en zeker ook niet voor anderen? Of, als we onszelf vergelijken met de vader, hoe zouden wij reageren in zijn plaats?
Dé kampioen van dit verhaal is natuurlijk die bijzondere vader. Laten we eerlijk zijn: welke vader van vlees en bloed zou zo kunnen reageren op een rebelse zoon die de helft van het familiebezit verkwanseld heeft? De bovenmenselijke liefde van de vader blijkt uit het feit dat hij met open armen klaarstaat en zijn verloren zoon hartelijk ontvangt, het gemeste kalf slacht en een groot feest geeft. Een ‘gemiddelde’ vader zou op tien manieren anders reageren: zijn zoon de rug toekeren, hem bars de toegang weigeren, hem uitvoerig zijn levieten lezen, aan een vernederend kruisverhoor onderwerpen, hem misschien ‘op proef’ aannemen als knecht zonder loon, een lange lijst van strenge condities opstellen, koud en afstandelijk doen, zijn eigen gevoelens van verwerping op hem teruggooien… maar nee, niets van dit alles: een warme, hartelijke ‘hug’, geen vragen, geen condities, gewoon vreugde en feest! Maar de verbazingwekkende liefde van de vader blijkt eigenlijk nog sterker uit het begin van het verhaal, wanneer zijn zoon vraagt om de helft van het familiebezit, ‘waar hij recht op heeft’. Geen enkele vader met gezond verstand zou op deze vraag ingaan! Integendeel, hij zou zijn zoon straffen om zijn brutaliteit, hem nog korter aan de leiband houden, want die kerel toont dat hij geen vrijheid aankan: hij mist duidelijk maturiteit en verantwoordelijkheidszin. Wat de vader dus doet – namelijk toch de helft van zijn bezit geven – gaat elke ‘normale rationaliteit’ te boven. Op het eerste zicht zou je kunnen denken: wat een domkop, wat een sul! Is hij dan te slap om ‘nee’ te zeggen? Is hij zo naïef dat hij de helft van zijn levenswerk weggooit aan een onverantwoordelijke rebel? Welk weldenkend mens gaat zo nonchalant om met zijn zuurverdiende centen? Elk ‘gezond verstand’ moet deze vader hier veroordelen om zijn keuze. En toch, als we naar het einde kijken, zien we dat hij gelijk haalt! Wat was zijn geheim, zijn diepste motivatie? Hij wist goed genoeg dat de zoon het geld waarschijnlijk zou opfeesten in minder dan geen tijd. Maar als hij zijn zoon met strenge hand zou thuishouden, de leiband strakker zou aantrekken, zou hij diens hart verliezen. De overjaarse puber had namelijk geen alternatief: zijn vader kon hem dwingen thuis te blijven werken, maar deze zou dat doen met een lang gezicht, vol rebellie van binnen; hij zou zich als een gevangene voelen die alleen maar zou dromen van ontsnapping uit dit saaie leven. De vader wou niet zijn lichaam, maar zijn hart, niet zijn arbeid, maar de relatie, niet zijn gehoorzaamheid, maar zijn liefde.
Het is natuurlijk duidelijk dat dit verhaal van Jezus over God gaat. Want als er een God bestaat, moet Hij toch honderden, duizenden, miljoenen, miljarden keren intelligenter, sterker, wijzer zijn dan wij? En dus ook geduldiger, liefdevoller, genadiger? Daarom is dit verhaal één van de hoogtepunten, één van de tijdloze uitblinkers in de evangelies. Want als de God van de Bijbel zulk soort God is, heeft dit vérdergaande consequenties dan we denken: het rekt onze denkkaders enorm uit, ons godsbeeld, zelfbeeld, mensbeeld, wereldbeeld, maatschappijbeeld. Het idee van God als Vader is in de meeste religies nauwelijks aanwezig, in het jodendom wel (zij het op de achtergrond) aanwezig, maar bijv. in de islam totaal áfwezig (het wordt in de Koran zelfs bewust afgewezen). Het is, in Jezus’ mond, zonder meer revolutionair, ‘mindblowing’: de voorstelling van een God-als-Vader kan niet vérder afstaan van die van de ‘onaanraakbare’ goden (zoals in de Griekse religie)! Deze God is niet geïnteresseerd in dingen (geld), maar in mensen, niet in knechten of slaven, maar in zonen of dochters. Hij zegt vanuit het diepst van zijn hart (wat hij tegen de oudste zoon zegt): ‘Al het mijne is het uwe’. Dit verhaal herdefinieert God en godsdienst radicaal.
Dit verhaal is ook onnoemelijk relevant voor onze moderne tijd: vaderschap staat tegenwoordig zo zwaar onder druk dat men wel eens spreekt van een ‘vaderloze’ generatie. Sinds de ‘crisis van het gezag’ in de jaren ’60 en de opkomst van het feminisme, zijn de traditionele rolpatronen onderuit gehaald, met als gevolg: vaders kennen hun ‘rol’ niet meer, worden onzeker, trekken zich terug, nemen hun plaats niet meer in. Hoeveel jongeren (én volwassenen) worstelen niet tot in het diepst van hun ziel, omdat hun vader ‘er niet was’ in hun kindertijd? Vaders waren zo opgeslorpt door de maatschappelijke carrière, dat ze hun eigen ‘vlees en bloed’ niet zagen staan en aan het eind van hun leven met een relationele kater achterbleven. Omdat de traditionele familiebanden in grote delen van de wereld uit elkaar vallen, veroorzaakt dit – zoals iemand het plastisch uitdrukte – een wereldwijde ‘epidemie van vaderloosheid’. Het fenomeen van de ‘afwezige vaders’ laat diepe sporen na: vraag maar aan psychologen en psychiaters hoezeer dit fundamenteel is in de ontwikkeling van de identiteit en een gezond zelfbeeld van een jongere.
In ieder geval, waren er maar méér van dat soort vaderfiguren, van die mensen die ‘genade’ kénnen en uitleven, die genoeg innerlijke kracht hebben om anderen uit hun put te halen. In het Engels hebben ze daarvoor een mooie uitdrukking: ’to love someone out of his misery’, genoeg liefde hebben om een ‘verloren kind’ helemaal uit zijn moeras omhoog te trekken: niet half, niet 75%, maar 200%! Niet alleen een herstel van de financiële schade, maar een totaal herstel van het ‘zoonschap’, van menselijke waardigheid, zonder enige rest van schuldgevoelens of schaamte. Wauw, alle sociale werkers kunnen hier alleen maar van dromen. Zij weten beter dan wie ook dat mensen die aan de onderkant van de maatschappij vast zitten in zichzelf, bitterheid, vijandigheid… vaak niet meer de kracht hebben om eruit te komen; en alle professionele hulp kan meestal enkel een beetje oplapwerk doen. Waar zijn dat soort vaderfiguren? Die door het vuur gaan voor hun kind (of andermans kinderen)? Die al hun geld zouden inzetten om hem terug te winnen? We weten het: onze maatschappij is hard en we willen geen softies zijn, maar zonder ‘genade’ draait onze samenleving als een machine zonder olie, ijzer op ijzer, knarsend, moeizaam, pijnlijk, rauw. Hoe je het draait of keert, ‘genade’ is een onmisbare ingrediënt in een samenleving.
Uiteindelijk, die vader heeft bereikt wat hij wou! Hij heeft zijn trofee binnen. Voor hem was het allemaal de moeite waard geweest: hij had zijn zoon terug. Zijn geloof werd beloond! Gigantische liefde neemt gigantische risico’s! Maar krijgt er vreugde voor terug die onbetaalbaar is. Wie dit verhaal op zich laat inwerken, zichzelf bekijkt in de spiegel als verloren zoon, als oudste zoon, als vader, wordt er stil van: hij ondergaat een innerlijke verjongingskuur, een vitaminekuur voor zijn ziel, een geestelijke ‘wellness’ van topkwaliteit.
Tot slot, in de moderne variant van ‘Het verhaal van de witte linten’ gaat het einde als volgt: de verloren zoon durft niet goed naar huis terugkeren en schrijft zijn vader een brief: ‘Vader, als ik nog welkom ben in huis, zou je dan een wit lint willen hangen in de grote boom vóór het huis?’ Wanneer hij dan enkele dagen later met knikkende knieën en een bevend hartje passeert, ziet hij alle bomen van de oprijlaan vól met witte linten hangen! De liefde is niet zuinig, maar deelt uit in overvloed. De zoon had een óverdosis liefde nodig om over de drempel van falen, schuld en schaamte heen te geraken. ‘Eindelijk thuis’ is een universeel thema voor gelovig en ongelovig, een oerzucht van de ontheemde mens, een wezenshunkering voor elke vaderloze generatie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier