Met een gecontesteerde Amerikaanse verkiezingsuitslag en een onverwacht harde Brexit in het verschiet, evalueert cultuurfilosoof Simon Truwant de strijd tegen post-truth van de voorbije vier jaar. Hij stelt dat factchecking niet volstaat, maar moet worden aangevuld met een veelzijdigere strategie van ’truth checking’.
Vier jaar geleden werden ‘post-truth‘ en ‘postfaktisch‘ uitgeroepen tot Engels en Duits Woord van het Jaar. De aanleiding hiervoor waren de verrassende uitslagen van het Brexit-referendum en de Amerikaanse presidentverkiezingen. Vlamingen hadden in 2016 nog heel andere prioriteiten: zij verkozen het woord ‘samsonseks’. Vier jaar later heeft ‘post-truth’ echter niets aan actualiteit ingeboet en ook België ingepalmd, zoals de Pano-reportage over complottheorieën onlangs nog aantoonde. Hoog tijd dus voor een kritische evaluatie van de strategieën die de voorbije vier jaar werden ontwikkeld om het ‘post-truth’ fenomeen in te dammen.
Een virus en een paraplu
Deze evaluatie vereist dat we eerst goed begrijpen waarom onze samenleving ‘voorbij de waarheid’ is. De meest gangbare definitie luidt dat objectieve feiten een steeds kleinere rol spelen in het publiek debat, ten voordele van emoties en persoonlijke overtuigingen (Oxford English Dictionary). Trump lijkt de afgelopen jaren zijn uitgegroeid tot hét typevoorbeeld van een politicus die onverschillig staat tegenover feiten en om het even wat beweert om zijn kiespubliek op te jutten. Die onverschilligheid heeft zich echter als een virus verspreid, onder de vele Amerikaanse kiezers die hem desondanks trouw blijven volgen, en waar zijn voorbeeld in andere landen in mindere of meerdere mate navolging kent, denk maar aan Boris Johnson, Thiery Baudet of Jan Jambon.
De vele gezichten van de waarheid: Een balans van vier jaar strijd tegen “post-truth”.
Een even bepalend kenmerk van de ‘post-truth samenleving’ is het verdwijnen van gedeelde standaarden voor waarheid. Een proces dat in gang was gezet door de pluralisering van onze maatschappij, wordt de laatste jaren uitgebuit door politieke en economische drukkingsgroepen die elke vorm van expertise in vraag stellen. Ook in Vlaanderen is het bon ton geworden om de legitimiteit van ‘vooringenomen’ wetenschappers, ‘linkse’ media en ‘wereldvreemde’ rechters publiekelijk te ondermijnen.
Deze twee elementen versterken elkaar: het spuien van allerlei onwaarachtige uitspraken ondermijnt het gezag van experten, die vervolgens de autoriteit ontberen om post-truthers ter verantwoording te roepen.
Fake news, misleidende berichten die als echt nieuws worden gepresenteerd, is dus slechts één uiting van post-truth. Dit ruimere fenomeen omvat ook onder meer internettrollen, wetenschapsontkenning, expertenmoeheid, samenzweringstheorieën, information overload, polarisatie en populisme. Spoiler alert: Omdat ‘post-truth’ eigenlijk een parapluterm is, zal ook de strijd hiertegen meerdere gedaantes moeten aannemen.
Factchecken: remedie of symptoom?
De bekendste strategie ter bestrijding van post-truth is het factchecken. Websites zoals Snopes (1994) en PolitiFact (2007) verifiëren en catalogiseren al veel langer politieke uitspraken op een schaal van ‘true‘ tot ‘pants on fire‘, maar na 2016 en de opkomst van fake news lanceerden zowat alle serieuze media in binnen- en buitenland eigen factcheck-initiatieven. Deze initiatieven geven het krachtige en volgehouden signaal dat feiten er echt wel nog steeds toe doen. Bovendien werpen ze weldegelijk vruchten af: er zijn gelukkig nog steeds heel wat gematigde, twijfelende of ruimdenkende burgers die zich door factchecks laten informeren en overtuigen.
In veel andere gevallen blijkt het weerleggen van post-truth uitspraken deze beweringen echter alleen maar meer zuurstof te geven. Aangezien de post-truther volkomen onverschillig is ten aanzien van de waarheid, kan hij zich volledig toeleggen op overtuigende uitspraken. Dit leidt tot sloganeske beweringen die erg gemakkelijk kunnen worden begrepen en onthouden door het doelpubliek. De verdediger van de waarheid wil natuurlijk evenzeer overtuigend overkomen, maar verbindt er zich tegelijkertijd toe om nuance te erkennen en context te respecteren. Voor de toehoorder die zelf geen expert is, lijken deze uitweidingen al snel op pogingen om de waarheid te verbloemen. In sommige gevallen zijn ze dat natuurlijk ook. Maar ook de oprechte uiteenzetting van een bezorgde wetenschapper of journalist heeft het nadeel dat ze vaak weinig catchy is. Dit nadeel geldt bij uitstek voor de feitelijke weerlegging van een post-feitelijke uitspraak: zij lijkt gedoemd om minder overtuigend te zijn dan de oorspronkelijke onwaarheid.
Factchecken kan dan ook slachtoffer worden van het principe ‘slechte reclame is ook reclame’. Enerzijds zorgt iedere weerlegging van een uitspraak ervoor dat deze bewering opnieuw herhaald wordt. Zo kan ze telkens het retorische voordeel van aanstekelijke slogans en boutades versterken. Anderzijds kan te veel aandacht voor een post-feitelijke onwaarheid ook een legitimerend effect hebben. Het simpele gegeven dat er überhaupt over gepraat wordt, wekt al snel de indruk dat er toch een grond van waarheid in zit, want “Waar rook is, is vuur!”. In plaats van de post-truther de mond te snoeren, fungeert de factcheck in de praktijk dus ook vaak als een luidspreker voor post-truth.
Cordon Médiatique
De vraag rijst her en der of het dan niet verstandiger is om fake news en andere post-truth uitspraken gewoon te negeren. Moeten kranten deze uitspraken wel analyseren en becommentariëren, en verdienen post-truthers wel zendtijd? Strijders voor de vrije meningsuiting zullen hiertegen inbrengen dat de waarheid maar kan worden achterhaald door middel van een open debat waarin alle mogelijke posities gehoord worden. Hoe zou men dan op voorhand kunnen beslissen wie wel en wie niet aan dit debat mag deelnemen?
Het is net met behulp van factchecks dat we kunnen vaststellen wie geen respect voor de feitelijke waarheid toont, en wie daarentegen op een legitieme manier bepaalde zekerheden in vraag stelt. Bijvoorbeeld: wie in een talkshow meermaals betrapt wordt op onwaarachtigheid en onverantwoordelijkheid, en kennelijk de regels van het publieke debat niet onderschrijft, hoeft ook niet langer aan de spreektafel worden uitgenodigd.
De finale bedenking moet echter zijn of een dergelijke uitsluiting wel het beoogde effect heeft. Wie kan claimen een slachtoffer te zijn van de cancel culture van ‘de mainstream media’ (ook al schreeuwen zij dit uit via alle mediakanalen) wint vaak nog aan geloofwaardigheid onder de door post-truth bevangen achterban. En als zij vervolgens ongestoord hun gang kunnen gaan op alternatieve platformen, zonder dat iemand nog tegengas geeft, is negeren dan niet een vorm van schuldig verzuim?
Alternatieve strategieën
Dit brengt ons bij de alternatieve strategieën die de voorbije jaren werden aangewend in de strijd tegen post-truth: het stimuleren van kritisch denken en het formuleren van positieve tegenverhalen. Beide strategieën zetten in op betere debatvaardigheden, in de hoop een zekere immuniteit tegen ‘post-truth’ te kweken.
De recente toename van online desinformatie en complottheorieën leidde ook tot een roep om meer aandacht voor logica, argumentatie, mediawijsheid en digitale geletterdheid in ons onderwijs. De nieuwe eindtermen voor het secundair onderwijs in Vlaanderen geven gehoor aan deze oproep. De ambitie is om (toekomstige) burgers beter in staat te stellen om onbetrouwbare bronnen en slordige redeneringen te identificeren, en zo de overtuigingskracht van post-truth uitspraken te verzwakken.
Het voordeel van deze focus op vaardigheden is dat ze een structureel en preventief defensiemechanisme tegen misleidende denkpatronen ontwikkelt (waar een factcheck slechts corrigerend optreedt tegen een concrete uitspraak). Het nadeel is dat deze vaardigheden op allerhande manieren kunnen worden aangewend, en uiteindelijk ondergeschikt blijven aan het wereldbeeld of de ideologie van de gebruiker. In onze huidige samenleving profileren net de aanhangers van samenzweringstheorieën zichzelf als kritische denkers. Complotdenkers zijn vaak erg goed geïnformeerd en zeer bedreven in het fileren van gevestigde opvattingen, terwijl ze natuurlijk blind blijven voor hun eigen oogkleppen.
De derde strategie gaat daarom nog een stap verder en focust op de onderliggende motivaties voor die wereldbeelden. De eigenlijke overtuigingskracht van post-truth uitspraken ligt immers in de gevoelsmatige bevestiging van bepaalde vooroordelen en persoonlijke ervaringen van de toehoorder. De politicus die een overtuigend wereldbeeld weet te enten op deze ervaringen, controleert de richting en de grenzen van het publiek debat. In plaats van telkens te reageren op feitelijke onjuistheiden, kromme redeneringen, of provocerende beleidsvoorstellen van post-truthers, kan men dus ook hun strategie kopiëren. In Vlaanderen klinkt het al jarenlang dat de socialisten niet telkens ‘flinks’ moeten meegaan in neoliberale framingen, maar beter een eigen, positief verhaal zouden ontwikkelen. Op een gelijkaardige manier zou een emotioneel verbindend narratief overtuigend kunnen ingaan tegen de angstzaaiers die post-truthers vaak zijn. Al schuilt hier dan weer het gevaar dat een opbod van verhalen en tegenverhalen verder bijdraagt tot de polarisatie van de samenleving en de ondermijning van objectieve standaarden voor waarheid. Een ideologisch arm ‘links populisme’ zal op lange termijn ook weinig soelaas bieden.
Truth checking
Ondanks hun praktische tekortkomingen, pleit ik er uitdrukkelijk voor om elk van deze drie strategieën voort te zetten, al was het maar om onze principiële waardering te blijven uitdrukken voor feitelijke accuraatheid, geldig redeneren en positive storytelling.
Tegelijkertijd mogen we niet vergeten dat deze vormen van waarachtigheid op zichzelf geen absolute waarde hebben. Veel feiten hebben weinig of geen nut voor ons leven, kritisch denken is een middel en geen doel, en ‘positieve verhalen’ kunnen evenzeer uitmonden in demagogie. Elk op zich genomen zullen deze strategieën er dan ook niet in slagen om de culturele waarde van waarheid in ere te herstellen. Daarom wil ik tot slot een overkoepelende strategie voorstellen.
Factchecks, kritisch denken en tegenverhalen nemen het op voor telkens een ander waarheidsconcept, namelijk waarheid als feitenkennis, als coherent wereldbeeld of als beleefde ervaring. Die verschillende focus is legitiem omdat wij in ons persoonlijk en publiek leven allemaal veelvuldig afwisselen tussen deze opvattingen van waarheid. Naargelang we betrokken zijn in wetenschappelijke, politieke, of existentiële discussies, vertrouwen we op de ene dan wel de andere opvatting. De moeilijkheid doet zich pas voor wanneer verschillende mensen dezelfde thematiek vanuit een andere opvatting benaderen. Neem bijvoorbeeld een discussie waarin zowel naakte criminaliteitscijfers, een ideologische duiding van die cijfers en een oprechte angst om een veranderende maatschappij als argument worden gebruikt. De discussie draait al snel in de soep omdat elk van deze invalshoeken een relevante waarheid uitdrukt: de argumenten kunnen elkaar niet weerleggen, waardoor iedereen in z’n eigen gelijk blijft steken.
De filosofische strategie tegen desinformatie, internettrollen, wetenschapsontkenning en complottheorieën die ik voorstel, bestaat in de eerste plaats in het zorgvuldig onderscheiden van de verschillende waarheidsbegrippen die het publieke debat vorm geven, en te bepalen in welke contexten zij legitiem worden aangewend. Zo behoeft de aanpak van de huidige coronacrisis een doordacht evenwicht tussen wetenschappelijke feitenkennis, politieke ideologieën en zorg voor emotioneel welzijn. Pseudowetenschappelijke samenzweringstheorieën pretenderen daarentegen valselijk op feiten en logische redeneringen te steunen, terwijl ze deze in werkelijkheid niet respecteren. Het waarheidspluralisme dat ik hier bepleit erkent dus de vele lagen van onze leefwereld, maar het betekent niet dat iedereen zomaar wat kan beweren.
Om niet te vervallen in relativisme moeten we vervolgens ook protesteren wanneer de standaarden van de meerdere waarheidsconcepten worden geschonden, verward of doelbewust ondermijnd. We moeten met andere woorden verschillende vormen van onwaarachtigheid identificeren en bekritiseren: niet enkel de onwaarachtigheid van de internettrol die feiten miskent, maar ook van de populist die bepaalde geleefde ervaringen verabsoluteert en andere discrimineert, van de media die dan weer elke geleefde ervaring als evenwaardig voorstellen of tot een spektakel opkloppen, van de politicus die beweert dat een foute uitspraak ‘maar om te lachen was’, en van de technocraat die wetenschappelijke en politieke redeneringen met elkaar vermengt.
In onze huidige maatschappij worden al deze vormen van onwaarachtigheid aangewend om discussies te ontregelen, verwarring te zaaien, of politieke of economische agenda’s door te duwen. Enkel de gelaagde strategie van ’truth checking’ kan deze post-truth samenleving bestrijden zonder er zelf een speelbal van te worden.
Simon Truwant is filosoof en postdoctoraal onderzoeker (FWO) aan de KU Leuven.
Lees ook:
– Hoe beschermen we jongeren tegen fake news en complotten? ‘Zet je niet boven hen’
– ‘Tegen complottheorieën kan je kritisch nadenken inzetten. Maar wat als dat niet genoeg is?’
– Complottheorieën: hoe corona het antisemitisme doet heropleven
– Waarom geloven mensen de meest waanzinnige complottheorieën?
– Factcheck: Nee, deze complottheorie over corona klopt niet
– ‘Complotdenkers doen wel vaker ‘vondsten’ die bij nader inzien helemaal geen vondsten zijn’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier