De tocht naar Bajram Curri
Aan het standbeeld van de Partizaan in hartje Tirana wachten vijf minibussen met draaiende motoren op passagiers richting Bajram Curri. Het is vijf uur in de ochtend. Het is donker en de stad slaapt nog.
We stappen in bij Xavit, een goedlachse kalende man die geen woord Engels kent, maar erg goed is in gebarentaal. Geen van de busjes raakt ook maar voor de helft gevuld. Toch vatten ze allemaal de lange tocht naar het noorden aan. Een van hen draagt een gans salon, drie zetels, een tafel en stoelen, op het dak. Xavit heeft slechts drie passagiers kunnen strikken en een TV, die ook mee moet. Wat volgt heeft veel weg van een race. Onderweg willen de chauffeurs extra volk oppikken, waarbij het er op aankomt als eerste bij de ronde punten en invalswegen te arriveren. Xavit heeft geen succes.
Xavit houdt van technische snufjes. Op het dashboard staat een draagbare DVD-speler tegen de verveling onderweg. Met muziek van de razend populaire Kosovaar Mahmut Ferhati, een ietwat saai ogende, grijze man in maatpak, omringd door een schare heupwiegende danseressen. En van Zef Beka, koning van de kitch-clip.
Xavit loodst zijn bus behendig over de onverharde bergweg tot in het gehucht Komani. Daar botst de weg op het gelijknamige stuwmeer, dat als een brede rivier de vallei tot aan Fierza, 20 kilometer verder, heeft overspoeld. Het meer is eem onderdeel van het reusachtig hydro-electrisch systeem met drie dammen, dat heel Albanie van stroom moet voorzien.
Aan een baanrestaurant verzamelen de voertuigen met bestemming Bajram Curri, dat van hieruit het gemakkelijkst bereikbaar is per ferry. Wanneer de stoet tegenliggers is gepasseerd, ontstaat er tumult. Een bus wil voorkruipen, een agent komt tussen beiden. Het wordt de chauffeurs duidelijk dat er meer voertuigen zijn dan plaatsen op de ferry. Vandaar ook de race in de voormiddag.
Het verkeer schuift in file door een donkere rotstunnel, tot aan de andere kant van de dam. De boot lijkt al zo goed als vol wanneer we er arriveren. Een handvol sterke mannen wippen handmatig een terreinwagen een halve meter opzij, waardoor naast een vrachtwagen met oud ijzer net voldoende ruimte ontstaat voor Xavits bus. Met beide laadkleppen van de boot open, kunnen nog vier extra busjes mee.
Een dozijn voertuigen blijven aan wal. Ook het busje met het salon op het dak is te laat. Vol is vol. Hun passagiers lopen gepakt en gezakt over, op zoek naar een plek op een bus die wel aan boord is geraakt. Xavit krijgt zijn zetels voor het laatste stuk van het traject dan toch nog gevuld.
De achterblijvers hebben de keuze: Wachten op de boot van morgen, of omrijden via erbarmelijke bergwegen, een extra rit van vijf uur. “Er is te veel volk voor een boot, maar te weinig om een tweede gevuld te krijgen”, zegt een man me op het bovendek, terwijl we de chaotische puzzel van auto’s gade slaan.
De laadklep wordt gelicht, genoeg om van de kade los te komen, zonder de bussen er op te doen verschuiven. De scheepstoeter blaast ons haast uit de kleren, en het hele zootje vaart het brede Komanimeer op.
Het blauwgroene water voert de boot langs steile rotsen. De felle zon komt en verdwijnt achter hoge bergflanken, alsof iemand voortdurend het licht aan en uit knipt. In de verte lonken de besneeuwde toppen van de Dinarische Alpen.
De rokerige cafetaria zit stampvol. Er wordt gekaart en geschaakt, en dominostenen kletteren hard op de houten tafels. In een hoekje geeft een moeder haar baby de borst. Jong en oud kijken broederlijk naar schetterende muziekclips van diep gedecolleteerde popsterren, op een breedbeeld televisiescherm in een kast temidden van honderden reddingsvesten.
Maar van op het windstille achterdek is het decor mooier. Opvallend veel jonge mannen spreken Duits, Frans of Engels, een overblijfsel van de oorlog in Kosovo en de exodus van Albanezen naar West-Europese landen.
In Fierza is geen aanlegsteiger, enkel zand. Mannen met schoppen vullen de spleet op tussen het vaste land en de laadklep. De auto’s verlaten zo snel mogelijk het schip en hobbelen verder naar Bajram Curri.
Het is druk op het centrale plein van Bajram Curri. Mensen vallen elkaar in de armen, koffers worden uitgeladen. De reis Tirana-Bajram Curri is een onderneming van acht uur, hoewel beide steden in vogelvlucht slechts een dikke honderd kilometer van elkaar liggen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier