Ria Laenen
‘De struisvogelpolitiek van Zuid-Korea: nergens is Noord-Korea zo ver weg als hier’
‘Terwijl de rest van de wereld zich in toenemende maten zorgen maakt na de zoveelste rakettest van het regime van Kim Jong-Un en de niets aan de verbeelding overlatende taal van de Amerikaanse president Trump, stoppen de Zuid-Koreanen het hoofd in het zand’, schrijft docente Ria Laenen vanuit Seoul.
Je zou denken dat ‘rocket man‘ zoals Kim Jong-Un nu wereldwijd bekend staat, hét gespreksonderwerp bij uitstek is in Zuid-Korea. Nochtans krijg ik tijdens mijn verblijf in Zuid-Korea de indruk dat het thema Noord-Korea nergens zo ver weg is als hier. Op zondagavond is het aanschuiven bij de kabelbaan aan de Seoul Tower om van daarboven te genieten van het spectaculaire uitzicht. Het is een populaire plek voor koppeltjes die er en masse fluoricerende liefdesslotjes ophangen nadat ze hebben gewinkeld en en koffie hebben gedronken in één van de talloze hippe koffiebars die als paddestoelen uit de grond schieten in Seoul.
Het koppeltje voor me in de rij draagt een winkeltas van de winkel van Ann Demeulemeester die gevestigd is in een pareltje van moderne architectuur in de chice Gangnam wijk. Ze trekken zich weinig aan van alle commotie rond Noord-Korea, dat amper 60 km verderop ligt. Terwijl de rest van de wereld zich in toenemende maten zorgen maakt na de zoveelste rakettest van het regime van Kim Jong-Un en de niets aan de verbeelding overlatende taal van de Amerikaanse president Trump, stoppen de Zuid-Koreanen het hoofd in het zand.
‘De struisvogelpolitiek van Zuid-Korea: nergens is Noord-Korea zo ver weg als hier’
Mijn Zuid-Koreaanse collega’s doen lacherig over het feit dat ik overwoog om gezien de hoogoplopende spanningen mijn bezoek te annuleren. Ze lijken er gerust op dat de situatie niet uit de hand zal lopen. Het is misschien ook wat uiterlijke schijn: het ligt niet in de aard van de Zuid-Koreanen om te praten over persoonlijke ‘besoignes’ in groep met collega’s en zeker niet met buitenlandse gasten er bij. In aparte gesprekken geven twee professoren met wie ik al een tijdlang samenwerk wel aan dat de situatie sinds de Koreaanse Oorlog nog nooit zo gespannen is geweest. Eén van hen heeft het over het gewenningseffect als een verklaring voor de houding van de Zuid-Koreanen: ze zijn allemaal opgegroeid met de permanente dreiging vanuit Noord-Korea en in zekere mate ook gewend geraakt aan de rakettesten in recente jaren.
Geleidelijk wordt dit alles gepercipieerd als deel van de ‘normale gang van zaken’. Ze halen dus de schouders op wanneer op hun smartphones het ‘breaking news’ binnenloopt over alweer een nieuwe rakettest en gaan over tot de orde van de dag.
Dat Zuid-Korea op het vlak van binnenlandse politiek woelige tijden heeft beleefd in het voorbije jaar en nog steeds niet erg stabiel is, dàt is voer voor debat tussen voor- en tegenstanders van de afgezette president Park Geun-Hye en de in mei verkozen president Moon Jae-in. Het corruptieschandaal dat leidde tot de afzetting van Zuid-Korea’s eerste vrouwelijke president en dochter van voormalig president Park dijde ook uit naar de bedrijfswereld met de veroordeling van Lee, de feitelijke leider van gigant Samsung, tot 5 jaar gevangenisstraf in augustus van dit jaar als resultaat.
Ondanks de interne politieke verdeeldheid, zijn de Zuid-Koreanen collectief zeer trots op het ontwikkelingstraject sinds het einde van de Koreaanse Oorlog in de zomer van 1953 (een echt vredesverdrag werd nooit afgesloten). Het is inderdaad een bijzonder indrukwekkend parcours dat Zuid-Korea heeft afgelegd van een arm land dat afhankelijk was van buitenlandse hulp, naar de welvarende hoogtechnologische maatschappij die al enkele decennia later op poten stond en zelf uitgroeide tot een donorland voor ontwikkelingslanden.
Dat laatste is zeer zichtbaar aan de Korea Development Institute School, de organisator van onze projectvergadering in Sejong, een stad die vanuit het niets 10 jaar geleden uit de grond werd gestampt en aan een sneltempo verder wordt uitgebouwd met 2030 als streefdatum voor de afronding van dit voor ons Europeanen erg artificieel aanvoelend staaltje van door de overheid gestuurde ‘urban planning’ en decentralisering in een poging Seoul, waar meer dan de helft van de Zuid-Koreaanse bevolking woont, te ontlasten.
‘Terwijl de rest van de wereld zich zorgen maakt over het feit dat het wel eens niet louter bij spierballengerol zou kunnen blijven, lijken de Zuid-Koreanen zich veilig te voelen onder de Amerikaanse vleugels.’
Aan KDI School bestaat het studentenpubliek hoofdzakelijk uit studenten uit ontwikkelingslanden die reeds werkervaring hebben in de publieke sector in hun thuisland. Ze krijgen een beurs van de Koreaanse overheid om de ‘best practices’ van het Zuid-Koreaanse ontwikkelingsmodel te komen bestuderen met de bedoeling die daarna in hun thuisland te gaan toepassen.
Er zijn studenten vanuit alle hoeken van de wereld, van Guatemala tot Indonesië, maar niet vanuit het noordelijke buurland, waar de bevolking nochtans ook baat zou hebben aan dit soort opleiding. Van wat we kunnen opmaken uit de informatie die ons via journalisten en ‘overlopers’ uit Noord-Korea bereikt is de welvaartskloof tussen Noord- en Zuid-Korea onnoemelijk groot. Toch komen er ook berichten van voorzichtige economische groei (vooral dankzij handel met Rusland en China).
Mijn Zuid-Koreaanse gesprekspartners schudden meewarig het hoofd over hoe zo’n regime toch in stand kan blijven anno 2017. Zowel voor de Zuid-Koreanen als voor de rest van de wereld is Noord-Korea moeilijk te vatten. De Zuid-Koreanen zien het vooral als een anachronisme dat ver van hun eigen snelbewegende realiteit staat. Maar anachronisme of niet, het blijft ondertussen wel een uitdaging waarmee de wereld wordt geconfronteerd en dat niet zal verdwijnen door er de ogen voor te sluiten.
Terwijl de rest van de wereld zich zorgen maakt over het feit dat het wel eens niet louter bij spierballengerol zou kunnen blijven, lijken de Zuid-Koreanen zich veilig te voelen onder de Amerikaanse vleugels. Er is de fysieke aanwezigheid van Amerikaanse troepen (waartegen in het verleden wel eens protest kwam van een deel van de bevolking maar dat protest is nu nagenoeg onbestaande) en er zijn vooral de ijzersterke veiligheidsgaranties van Washington. De overgrote meerderheid van mijn Zuid-Koreaanse collega’s heeft een universitair diploma van gerenommeerde Amerikaanse universiteiten. Zo’n diploma was en is nog steeds van grote waarde om carrière te kunnen maken in de erg prestatiegerichte en uitermate competitieve Zuid-Koreaanse maatschappij.
Fixatie op de Verenigde Staten
Misschien is die fixatie op de Verenigde Staten zowel inzake het veiligheidsbeleid als vaak ook in hun persoonlijke wereldbeeld een verklaring voor het feit dat ze niet lijken te beseffen dat we al een tijdje niet meer in een door de VS-unilateraal gedomineerde wereld leven en dat Trumps uitspraken aangaande Noord-Korea wel eens eerder als een rode lap op een stier zouden kunnen werken, in plaats van als ontradingseffect.
Een bezoek aan het oorlogsmuseum in Seoul is een leerrijke ervaring: niet zozeer omwille van het materiaal dat er te zien is, maar wel om de visie die er wordt meegegeven aan de bezoekers. De verschillende zalen in het gigantische gebouw waarvoor de vlaggen van alle VN-landen die deelnamen aan de Koreaanse Oorlog wapperen, dus ook de Belgische driekleur, schetsen eerst een beeld van een krijgshaftig Korea dat in het verdere verleden strijd leverde tegen Japanse en Chinese invallen.
Tot op de dag van vandaag zijn de relaties tussen Zuid-Korea en Japan ronduit slecht, vooral omwille van de weigering van Japanse zijde om enige vorm van debat aan te gaan over de gruweldaden waarvan Koreanen het slachtoffer werden tijdens de Japanse bezetting van Korea voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Terwijl de Noord-Koreaanse dreiging van een raketaanval zich zowel voor Japan als voor Zuid-Korea stelt leidt dit zeker niet tot een toenadering tussen beide landen.
Vals gevoel van veiligheid?
In het oorlogsmuseum neemt de erkentelijkheid van Zuid-Korea aan het adres van de V.N. en de V.S. bijzonder grote proporties aan. Dat wordt in de verf gezet in het grootste gedeelte van de permanente tentoonstelling. Het algemene devies dat verschillende keren opduikt in het museum is dat men om vrede te bereiken moet bereid zijn om oorlog te voeren. Oorlogstaal is ook het discours dat de Zuid-Koreaanse president Moon Jae-in aanwendt en waarmee hij zich op dezelfde golflengte plaatst als Trump: een dialoog met Noord-Korea is uitgesloten.
Kijkend naar de jonge gezinnen die hun kinderen lachend laten poseren bij de Amerikaanse vliegtuigen uit de Koreaanse Oorlog die staan tentoongesteld in het park buiten het museum vraag ik me af de Zuid-Koreanen er niet al te zeker van zijn dat een oorlog ver af is gebaseerd op een vals gevoel van veiligheid dat hen door de V.S. wordt aangepraat terwijl één druk op de knop door Kim Jong-Un in luttele seconden onoverzienbare schade kan aanrichten in Seoul en de sleutel tot de-escalatie van het conflict bij andere actoren zoals China en Rusland ligt, landen waarmee Zuid-Korea niet de sterkste diplomatieke banden onderhoudt. De struisvogelpolitiek van Zuid-Korea gaat verder, net zoals de voorbereidingen voor de Olympische Winterspelen in PyeongChang in februari 2018, waarvoor er geen plan B is voorzien. Hopelijk zal voor de Winterspelen zo’n plan B niet nodig zijn, maar het lijkt me toch wel aan te raden dat de Zuid-Koreanen werk maken van een plan B voor hun al te blindelings vertrouwen in het door Washington gevoerde beleid ten aanzien van Noord-Korea.
Ria Laenen is docent internationale politiek, verbonden aan de KU Leuven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier