Joke Schauvliege
De selectieve participatie van Bart Caron
Het participatiebeleid is nog nooit zo sterk geweest als vandaag, reageert Vlaams minister Joke Schauvlige op de kritiek van parlementslid Bart Caron. ‘De aandacht voor participatie is – eindelijk – opgetild tot een zaak van het volledige cultuurbeleid.’
Tja, zo kan ik het ook: je pikt een koffieboon uit het pak en je zegt ‘slappe kost’, terwijl je deksels goed weet dat het hele pak een veel ruimer en rijker aroma schenkt. Dat is wat de heer Bart Caron in verkiezingsmodus doet: wees selectief dan komt kritiek altijd wel ergens terecht.
Zijn reactie op de wijzigingen van het Participatiedecreet is erg jammer omdat ze aan de essentie van de wijzigingen voorbijgaat. Het aangepaste Participatiedecreet houdt volgens hem een verslapping in van de aandacht voor participatie, voor interculturaliteit en voor transversale samenwerking tussen Cultuur, Jeugdwerk en Sport. Daarmee vernauwt hij het participatiebeleid tot het Participatiedecreet, een zeer enge visie.
Het participatiebeleid wil zoveel mogelijk mensen aan cultuur, jeugdwerk en sport laten deelnemen, met bijzondere aandacht voor mensen die het moeilijker hebben. Vóór deze legislatuur was die aandacht vooral beperkt tot een zaak van het decreet. Wij zijn erin geslaagd het participatiebeleid ook in te planten in de sectorale decreten en het Participatiedecreet aan te passen tot de essentie, namelijk een flankerend en stimulerend decreet waar de transversaliteit met het jeugd- en sportbeleid verankerd wordt, met bijkomende aandacht voor kansengroepen.
Enkele voorbeelden:
– In het vernieuwde decreet Lokaal Cultuurbeleid worden participatie en de inzet op moeilijk bereikbare doelgroepen structureel een opdracht van alle lokale besturen. Bovendien biedt dit decreet meer dan vroeger mogelijkheden om bruggen te slaan met andere beleidsdomeinen als Jeugd en Sport.
– In het Letterenbeleid is voor het eerst de hele keten van het boek, van creatie over productie, spreiding en leesbevordering, ondergebracht in een integraal letterenbeleid met aandacht voor laagdrempelige leesbevorderingsinitiatieven voor kansengroepen. Ook hier is participatie voortaan een opdracht en taak van het reguliere letterenbeleid.
– Het Kunstendecreet is grondig vernieuwd. Ook hier is voor het eerst participatie structureel ingebouwd, net zoals het criterium maatschappelijke en culturele diversiteit. Voortaan zullen alle kunstenorganisaties moeten aangeven hoe zij werken aan participatie en diversiteit.
Het vernieuwde participatiebeleid is dus geen zaak meer van één geïsoleerd decreet maar betrekt de hele cultuursector prioritair in de participatie en de aandacht voor maatschappelijk kwetsbare groepen. Wij trekken het participatiebeleid sterk door naar de gehele cultuursector die zich niet kan verstoppen achter een apart decreet.
Ook inzake interculturaliteit gaat de heer Caron uit de bocht. Het schrappen van de term ‘interculturaliteit’ heeft niets te maken met ‘interculturaliseringsmoeheid’. In het Participatiedecreet hebben we aandacht voor verschillende doelgroepen: gedetineerden, etnisch-culturele diversiteit, mensen met een beperking, mensen in armoede, … aan kwetsbare doelgroepen jammer genoeg geen gebrek.
Met de aanpassing van het decreet verschuiven we de aandacht voor interculturaliteit naar een integrale benadering van doelgroepen. Een inclusieve cultuursector voor alle kansengroepen. Interculturaliteit wordt dus niet geschrapt, maar we plaatsen een meer integrale en inclusieve benadering voorop. De toenemende ‘superdiversiteit’ is inderdaad een uitdaging, maar we willen dit niet verengen tot een culturele diversiteit. De samenleving is ook op vele andere vlakken divers: de armoede in Vlaanderen is bijzonder hoog en ook voor mensen met beperkingen zijn er vele uitdagingen en drempels tot participatie.
Wat het actieplan interculturaliseren betreft geef ik graag mee dat dit plan niet formeel is afgevoerd, maar dat er te weinig draagvlak was in de sector om het actieplan uit te voeren. De sector zelf beschouwde de topdown-aanpak van het plan te beperkend en stelde op het door mij in het leven geroepen Cultuurforum 2020 voor om het thema meer bottom-up op de kaart te zetten, o.m. met een Engagementsverklaring. Dit instrument wordt momenteel geëvalueerd. Ik wil de resultaten ervan beoordelen en de goede voorbeelden die eruit naar voren komen verspreiden.
De sectoroverschrijdende aanpak verlaten we niet. We versterken hem. Vele uitdagingen op vlak van participatie zijn niet beperkt tot de cultuur, jeugdwerk- of sportsector, maar kunnen inderdaad beter transversaal aangepakt worden. Dat is precies waarom we een flankerend en stimulerend Participatiedecreet willen behouden. In het uitvoeringsbesluit nemen we bovendien maatregelen die de samenwerking tussen de drie sectoren voortaan ook formeel regelen.
De heer Caron weet ook dat budgetten die voor de verschillende maatregelen in het oorspronkelijke decreet ingeschreven waren, nooit volledig voorzien zijn geweest. Subsidiebedragen die vermeld staan in decreten zijn bovendien symbolisch: enkel het Begrotingsdecreet biedt een basis. Voor de uitvoering van het decreet zijn echter nooit budgetten geschrapt.
Ook zijn analyse over de regeling voor de participatieprojecten voor kansengroepen klopt niet. Structureel gesubsidieerde vzw’s konden vroeger al aanspraak maken op die regeling. Het moest toen gaan om ‘uitzonderlijke’ projecten. Nu hebben we gezorgd dat structureel gesubsidieerde vzw’s de resultaten van hun project moeten verankeren in hun reguliere werking. Geen one-shots dus, maar projecten met een duurzame impact op de participatie van kansengroepen binnen reguliere werkingen van organisaties. Omdat we streven naar duurzame resultaten willen we de projectregeling niet alleen voor ‘vernieuwende concepten’ openstellen. Veel bestaande concepten en methodieken hebben hun nut en effectiviteit bewezen. We willen dat ze ook in participatieprojecten gebruikt kunnen worden.
Het door de heer Caron aangehaalde Mattheuseffect bij cultuurcentra door de cultuurspreidende maatregel moet tegemoetkomen aan de vraag om meer kwalitatieve voorstellingen in cultuurcentra te kunnen programmeren voor scholen. Het aantal voorstellingen is bovendien beperkt. Het gaat hier om een aanpassing die meer kwaliteit in schoolvoorstellingen wil krijgen.
Dat enkel vzw’s voortaan in aanmerking kunnen komen voor de subsidies voor initiatieven van gemeenschapscentra zoals wordt beweerd, slaat nergens op. Elk lokaal bestuur met een gemeenschapscentrum kan een subsidie aanvragen op basis van deze regeling.
Tot slot nog iets over de UiTPAS. De UiTPAS is een grote vernieuwing die zelfs een e-gov Award in de wacht kon slepen. De uitrol ervan is door deze Vlaamse Regering beslist en de middelen ervoor heb ik zelf op de eigen cultuurbegroting voorzien.
Het participatiebeleid is dus nog nooit zo sterk geweest als vandaag: de aandacht voor participatie is niet ingemetseld in een flankerend en stimulerend decreet, maar is – eindelijk – opgetild tot een zaak van het volledige cultuurbeleid.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier