De redder van SP.A: helpt Bart De Wever de socialisten uit het slop?
De SP.A staat in de peilingen op een bodemkoers van 9,2 procent, en toch lijkt voorzitter John Crombez de laatste weken weer strijdlust en optimisme uit te stralen. Dan wordt er natuurlijk gespeculeerd: vanwaar dat nieuwe zelfvertrouwen, haast tegen de tekenen des tijd in?
Het moet de lapsus van het jaar zijn geweest: eerste minister Charles Michel (MR) die zei dat hij vooral een ‘cocktail national-socialiste’ vreesde, van de N-VA en de socialisten. Michel zelf krijgt natuurlijk klamme handen van de gedachte aan een federale regering rond een PS/N-VA-as. Maar als die er komt, dan zal dat pas gebeuren ná de vorming van de regionale regeringen.
Dat is altijd zo geweest. Al in 1988, meer dan dertig jaar geleden, wilde SP-voorzitter Karel Van Miert pas toetreden tot de federale regering nadat hij eerst had mogen binnenbreken in de Vlaamse regering die christendemocraten en liberalen overhaast gevormd hadden. De Vlaamse regering, dáár draait het in de eerste plaats om. De regering waarvan de Antwerpse burgemeester Bart De Wever heeft aangekondigd dat hij ze na de verkiezingen van 26 mei graag zou leiden als minister-president. Tegelijk heeft De Wever al meermaals gezegd dat zijn voorkeur uitgaat naar ‘symmetrie’, wat betekent dat de Antwerpse stedelijke meerderheid (vandaag is dat een coalitie van N-VA, SP.A en Open VLD) herhaald wordt in Vlaanderen en zo mogelijk ook op federaal niveau.
Op het SP.A-hoofdkwartier wil men vooral niet dat er wild wordt gespeculeerd over het N-VA-scenario.
Kortom, als het wiskundig mogelijk is, heeft De Wever nu al een uitnodiging gestuurd naar de partijvoorzitters John Crombez (SP.A) en Gwendolyn Rutten (Open VLD) om vanaf maandag 27 mei Vlaamse coalitiegesprekken te beginnen. Op het SP.A-hoofdkwartier op de Brusselse Grasmarkt wil men vooral niet dat er wild wordt gespeculeerd over dit ‘volkomen virtuele’ scenario. Het zou het beeld voeden alsof het nu al dikke mik is tussen de Vlaamse socialisten – in zetels in de Kamer en het Vlaams Parlement nog altijd de grootste oppositiepartij – en de N-VA en de Open VLD, twee belangrijke partijen van de centrumrechtse regering-Michel.
Zeker, er zijn wel meer plaatsen in het land waar N-VA’ers en socialisten samen besturen: behalve in Antwerpen gebeurt dat ook in centrumsteden als Hasselt en Kortrijk. Het eerste kwartaal van dit jaar, de eerste drie maanden van de onuitgegeven N-VA/SP.A/Open VLD-coalitie in Antwerpen, heeft tot nu toe nog niet één noemenswaardig conflict opgeleverd tussen N-VA-burgemeester Bart De Wever en SP.A-superschepen Tom Meeuws. Nochtans had het persoonlijke antagonisme tussen beide heren de voorbije jaren nog ongezonde, onwerkbare proporties aangenomen. Tot De Wever op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen, nog vóór de uitslag bekend was, voor de camera’s van Paul Jambers een doordachte koerswijziging ter sprake bracht: ‘Dit is een historische kans om heel de stad in een plooi te leggen en een soort nationale verzoening te prediken.’ Nationale verzoening, zei De Wever, geen stedelijke. En dan tegen partijgenoot Luk Lemmens, naast hem: ‘Ik denk dat ik dat subiet ga doen. Wij kunnen zo niet verder, jong, tegen links. Ik word daar zo moe van.’
Aversie van de CD&V
De reden dat De Wever de socialisten erbij wilde, had natuurlijk niets te maken met een plotse sympathie voor links. Het was het gevolg van het inzicht dat wat in 2012 en 2014 door zoveel centrumrechtse Vlamingen werd gehoopt in de praktijk niet bleek te werken: coalities smeden met zowel de N-VA als de CD&V erin, twee partijen die elk op hun manier ongeveer dezelfde soort Vlaming aanspreken. De formule is uitgeprobeerd, maar zeker in de federale regering en eigenlijk ook in de Vlaamse is het uitgedraaid op wederzijds huwelijksbedrog. De N-VA wil de leidende centrumpartij zijn, wat juist de oude rol van de CD&V is. Gevolg: voor de N-VA kon de CD&V maar een goede partner zijn als ze vooral niet te christendemocratisch was, niet te verzoenend en niet te centrumgericht.
Tegelijk hoopte CD&V-voorzitter Wouter Beke in 2014 dat de N-VA binnen de regering minder schadelijk zou zijn voor zijn partij dan ze dat was in de oppositie. Hij wilde de N-VA electoraal verzwakken door er een bondgenootschap mee aan te gaan. Beke ging ervanuit dat de N-VA, zodra ze door de mangel van het beleid was gehaald, veel van haar aantrekkingskracht zou verliezen. Hij meende ook dat zijn CD&V op haar conservatieve en Vlaamsgezinde vleugel niet meer zo te lijden zou hebben onder het gebeuk van de N-VA. Het is de voorbije vier jaar anders gelopen. Ja, de N-VA is gedaald in de peilingen (van 32,5 procent in 2014 naar 28,3 procent in de peiling van december 2018), maar de CD&V is amper gestegen (van 18,6 procent naar 18,7 procent).
De coalities tussen de N-VA en de CD&V draaiden uit op wederzijds huwelijksbedrog.
De grote tweespalt tussen de N-VA en de CD&V voltrok zich vooral in de schoot van de federale regering van Charles Michel. Zeker de figuur van Kris Peeters (CD&V) riep de voorbije vier jaar een ware weerstand op in N-VA-kringen. Steeds genadelozer hakte De Wever op hem in. Maar ook in de Vlaamse regering van Geert Bourgeois (N-VA) werden de spanningen tussen christendemocraten en Vlaams-nationalisten steeds groter. Op de koop toe groeide in de loop van de regeerperiode de irritatie van de N-VA met de belangrijkste spelers uit het christendemocratische middenveld, zoals de vakbonden en ziekenfondsen van Beweging.net, of de koepelorganisatie van het katholieke onderwijs.
Die groeiende wederzijdse aversie heeft er mee voor gezorgd dat de N-VA en de CD&V elkaar na de gemeenteraadsverkiezingen in de oppositie duwden waar dat kon. Het is geen toeval dat ze in geen enkele Vlaamse provinciehoofdstad samen in het bestuur zijn gestapt. In Antwerpen en Hasselt is de CD&V uit het college gezet en naar de oppositie verwezen. In Brugge, Leuven en Gent is de N-VA niet in het college geraakt en bleef de partij tot de oppositie veroordeeld.
Enter de SP.A
Dat schept mogelijkheden voor andere partijen. Met name voor de SP.A. In de loop der jaren is er sleet gekomen op de vijandschap die de campagnes van 2010, 2012 en 2014 had gekleurd – de ideologische aversie van Bart De Wever tegen het socialisme en zijn politieke afkeer van de socialisten waren spreekwoordelijk. Maar kijk: SP.A-voorzitter John Crombez roept vandaag lang niet dezelfde weerstand op bij de N-VA’ers als Elio Di Rupo dat in 2010 deed, toen B-H-V nog niet gesplitst was en het land bevangen was door communautaire koorts.
Omgekeerd is voor progressieve Vlamingen de Bart De Wever van vandaag niet meer de Bart De Wever van toen. Fans heeft hij nog altijd niet onder de socialistische achterban, maar ze hebben met hem leren leven. Een paar jaar geleden leidde elke uitspraak van De Wever nog tot een aardbeving in de Wetstraat en irritatie bij links (wat meestal ook de bedoeling was). Tegenwoordig is De Wever vaak nog scherper, harder en persoonlijker dan vroeger, maar zijn uithalen worden in brede progressieve kring steeds vaker onthaald op opgehaalde schouders, zo niet op verveling. Kris Peeters toewensen dat hij zijn polsen zou oversnijden? Een journalist van De Morgen (die de term ‘betonstop’ bedacht) aan de strop willen zien bengelen? Het riep veeleer onverschillig misprijzen op dan echte woede.
Dat heeft ook een voordeel. Bij de SP.A is de principiële weerstand tegen een mogelijke coalitie met de N-VA kleiner dan vroeger. Dat ligt in de lijn van hun partijcultuur: de socialisten hebben een lange traditie waarin ze uiteindelijk toch samengaan met oude aartsvijanden. Herinner u Wilfried Martens (CD&V) en Guy Verhofstadt (Open VLD).
De voorbije jaren gaf de partij de indruk dat ze om het even wat zei, als het maar goed klonk.
Maar om na 26 mei een relevante partner te zijn voor de N-VA moet de SP.A de verkiezingen natuurlijk eerst overleven. De afloop van die verkiezingen zal ook bepalend zijn voor de persoonlijke toekomst van John Crombez, zo bleek een paar maanden geleden al uit een in Vlaanderen bijna onopgemerkt gebleven interview in La Libre Belgique. Daarin stelde de Leuvense SP.A-burgemeester Mohamed Ridouani zelf de retorische vraag: ‘Is John Crombez de juiste persoon?’ Zijn antwoord was: ‘Ik denk dat die kwestie besproken kan worden, maar na de verkiezingen. De situatie van de SP.A doet pijn aan het hart.’
Ridouani drukt een vrees uit van veel socialisten: dat de partij te weinig gepantserd ten strijde trekt. Over de kwaliteit van de lijsten lopen ook intern de meningen uiteen. In de omgeving van Crombez is men er trots op dat men veel jonge mensen op de kieslijsten heeft gekregen. Als het meevalt op 26 mei zal de SP.A een van de grootste verjongingsoperaties hebben gerealiseerd sinds de Tweede Wereldoorlog, met op de verkiesbare plaatsen veel twintigers, dertigers, vrouwen en kandidaten met een migratieachtergrond. Het is een merkwaardige lijst vol schier onbekende parlementsleden in spe: Moad El Boudaati, Hicham El Mzairh, Hannes Anaf, Karim Bachar, Conner Rousseau, Issam Benali, Niels Tas, Melissa Depraetere, Bieke Moerman, Maxim Veys, Dries Couckuyt, Mustafa Aytar, Hannelore Goeman, noem maar op.
Tenminste, dat is het scenario waarbij de SP.A het straks even goed doet als in 2014 (13,99 procent voor het Vlaams Parlement, 14,2 procent voor de Kamer). Dat is helemaal niet zeker, want in de peilingen behalen de socialisten geen 10 procent meer. Het blijft voor hen bang afwachten of deze op het eerste gezicht erg lichte lijsten zullen kunnen overtuigen. Een ander scenario, waar intern voor wordt gevreesd, is dat de partij ‘afstevent op het resultaat dat je mag verwachten wanneer een tweedeklasser mee moet spelen in de Champions League’.
Bochtenwerk
De SP.A kan moed putten uit het feit dat partijen zoals het VB, Agalev/Groen en Rossem ooit verkiezingen wonnen met lijsten vol onbekenden. Dat kwam omdat de boodschap van de partij in kwestie aansloeg. Omdat alleen al de partijnaam een reden was voor veel kiezers om op de lijst te stemmen.
En daar knelt de schoen voor de SP.A. Wie weet wat de Vlaamse socialisten nog willen zeggen? De voorbije jaren gaf de partij de indruk dat ze om het even wat zei, als het maar goed klonk. Dat primeerde op de vraag of het ook haalbaar of verstandig was, of het een béétje in de lijn lag van de socialistische traditie of het SP.A-programma. Zo is de SP.A sinds kort voor gratis doktersbezoek. Dat staat haaks op het socialistische verhaal van Frank Vandenbroucke, die veel belang hechtte aan de betaalbaarheid van de gezondheidszorg en de doelmatige inzet van de middelen. Gratis doktersbezoek is hoogst on- en zelfs anti-SP.A. Het idee is gepikt van de Partij Van De Arbeid, waar dat principe de basis was van de dokterspraktijken van Geneeskunde voor het Volk.
De onduidelijkheid had niet alleen met opportunisme te maken. Soms was ze een gevolg van politieke tegenstellingen binnen de partij. Misschien is dat een signaal dat de klassieke tweedeling tussen links en rechts stevig aan het veranderen is. Vroeger was de positie van de SP.A in bijna alle thema’s vergelijkbaar met die van Groen. Dat is niet langer zo: de SP.A sluit soms meer aan bij partijen zoals de N-VA. Die ideologische verschuivingen effenen het pad voor nieuwe politieke bondgenootschappen.
Neem nu de klimaatjongeren. Zelden heeft een partij zoveel bochten genomen in een debat als de SP.A over de klimaatmarsen. Dat komt omdat belangrijke leden er een andere mening opna houden dan de partijtop. In het begin stapten veel SP.A’ers nog met plezier op met de klimaatjongeren. Maar al snel begon gepensioneerd Vlaanderen te zeuren over de jeugd van tegenwoordig, en haast automatisch begon ook de SP.A moeilijk te doen. Ineens maakte voorzitter Crombez voorbehoud bij het vele brossen: ‘Laat jongeren keet schoppen, maar er zijn limieten aan het spijbelen.’ Een dag later meende de Antwerpse schepen Jinnih Beels de klimaatbrossers een fikse schop te moeten geven: ‘Voor mij mag het stoppen met dat klimaatspijbelen. Wij willen eerst de mensen doen groeien, en dan de bomen.’ Hoorden we hier een echo van Bart De Wever? Het was er alvast zo ver over dat Beels’ Antwerpse collega Tom Meeuws persoonlijk een delegatie van Youth for Climate ontving en tijdens dat gesprek de jongeren aanmoedigde om vooral door te gaan. Waarop Crombez alweer van toon veranderde, en trots bekendmaakte dat op de West-Vlaamse SP.A-lijst ook de naam prijkt van de 22-jarige studente Laura Cools, de oprichtster van Students for Climate.
Theo Francken had de verkiezingsbrochure van Johan Vande Lanotte niet puntiger kunnen formuleren.
Cools werd trouwens vriendelijk aangemaand door Anuna De Wever om zich niet meer te profileren als ‘leidster’ van de beweging ‘omdat ze politiek actief is, en wij een apolitieke beweging zijn’. Zulke uitspraken voeden op het SP.A-hoofdkwartier het wantrouwen jegens de politieke omkadering van de klimaatjongeren. Dat gevoel delen de socialisten dan weer met partijen zoals de N-VA en de CD&V. De SP.A’ers gaan niet zover als de verzamelde Vlaamse rechterzijde, en zeggen niet te geloven in een groot complot (in tegenstelling tot CD&V’ster Joke Schauvliege, en de zakenkrant De Tijd, die een analyse publiceerde). Maar net zoals de Vlaamse rechterzijde zijn de socialisten wantrouwig geworden door de merkwaardig intelligente strategische beslissingen die de klimaatjongeren maakten. Op het moment dat de Brusselse klimaatmarsen een beetje momentum verloren, switchten de organisatoren onmiddellijk naar een gedecentraliseerd model van provinciale betogingen. In één moeite door werden vervolgens aanpassingen aan de Grondwet voorgesteld. Ligt dat nog binnen de capaciteiten van een paar flinke zeventienjarigen, of zijn er klimaatfluisteraars actief?
Het onbetaalbare leven
Ook over migratie (en dus ook over moslims) kon de SP.A de voorbije jaren niet helder communiceren, omdat de leden én de partijtop over een groot aantal aspecten van dit debat diep verdeeld zijn.
Aan de ene kant kun je er niet naast kijken: de SP.A-lijsten staan vol kandidaten met een migratieachtergrond. Dat zou elke twijfel moeten wegnemen over de positieve houding van de partij tegenover de multiculturele samenleving. Aan de andere kant gaf John Crombez in interviews het tegenovergestelde te verstaan. In de zomer 2016 zei hij in De Standaard: ‘Ook veel linkse mensen zijn de toon kotsbeu waarop jonge moslims verkondigen wat hier de norm moet zijn.’ En in januari 2019 wist hij in De Zondag: ‘De migratie naar Europa moet verminderen. Anders zal dat niet houdbaar zijn.’ Een aantal SP.A’ers, vaak stamboeksocialisten, steunt hem daarin. Oude rot Johan Vande Lanotte en neofiet Conner Rousseau schreven voor deze verkiezingscampagne samen een brochure: ‘Waarom nog op de sossen stemmen?’ Daarin geven ze antwoorden op zeven vragen die socialisten zouden moeten beantwoorden. Punt vijf luidt: ‘Waarom 200.000 werkzoekenden en massa’s openstaande jobs? Waarom Oost-Europeanen naar hier halen en asielzoekers een leefloon betalen?’ Theo Francken (N-VA) had de vragen niet puntiger kunnen formuleren.
Meer in het algemeen lijkt de SP.A niet van plan om tijdens de verkiezingscampagne om het even welk debat aan te gaan. Ze wil zich niet meer verliezen in discussies die ze toch niet kan winnen. Vandaar dat men het eens raakte over een belangrijke correctie van de koers: de Vlaamse socialisten willen de sociale bescherming weer centraal stellen, en claimen specifiek de nieuwe (on)betaalbaarheid als hun unique selling proposition. Voor sociaaldemocraten is dat een boodschap die aansluit bij het wezen van hun politieke optreden: de bescherming van de kleine man, de belangenbehartiging van de werkmens. Het is ook een thema dat opnieuw erg actueel wordt. De Vlaamse burger is weer begaan met de kostprijs van het leven, van de oude dag, van medicijnen, van mobiliteit, van wonen. Hij voelt het stijgende risico van armoede, en de hardnekkigheid ervan. Het is niet onverstandig van de SP.A om zich daarop te concentreren. Het is het punt waarmee ze het verschil kan maken met de regeringspartijen, de ‘asociale N-VA’ op kop. Dat ligt in de lijn van de aanhoudende en vaak persoonlijke kritiek vanuit de SP.A-studiedienst op het beleid van minister van Financiën Johan Van Overveldt (N-VA).
Met dat thema kan de SP.A zich ook distantiëren van Groen. Door ook de klimaatkwestie als een financiële zaak te benaderen, kunnen Crombez en co. dat debat aangaan op een socialistische manier: welke maatregelen moeten worden genomen tegen welke prijs, en wie moet daarvoor betalen? In die zin heeft de N-VA aan de SP.A een gouden cadeau gedaan door Groen te dwingen om zijn klimaatplan te becijferen. Meteen werd duidelijk dat de strijd om het klimaat wel degelijk een forse kostprijs heeft, en dat ‘de mensen’ daar niet altijd van gespaard zullen blijven.
Alles boven de 10% heet ‘een succes’. Maar alles onder de 14% is voor de SP.A het slechtste ooit.
Dat is geen eenvoudig debat. Groen maakt zich bij een aanzienlijk deel van de bevolking mateloos impopulair met zijn oorlog tegen de salariswagens en de tankkaarten. Maar het krijgt ook applaus: het groene kernpubliek steunt Meyrem Almaci en Kristof Calvo wél, want groepen zoals onderwijzers en verpleegkundigen hebben vrijwel nooit een salariswagen. Zij vinden het uitstekend dat die andere vervuilers (en niet zij) moeten betalen. Toch ligt hier een mooie kans voor de socialisten. Voor hen hoeft het hele land niet één grote lage-emissiezone te worden, en hoeft de overheid de bezitters van dieselwagens niet op te jagen. Met die aanpak staat de SP.A soms schouder aan schouder met Groen, maar zal ze soms ook de objectieve bondgenoot van de N-VA zijn.
Tweede adem
Op die manier zouden op 26 mei misschien niet alle, maar toch veel puzzelstukken kunnen samenvallen. Het rechtse beleid van de regering-Michel geeft de SP.A de kans om de stem te zijn van de Vlamingen die het leven onbetaalbaar beginnen te vinden. Als dat de SP.A zou toelaten om te scoren bij de verkiezingen, is ze sowieso een kandidaat-regeringspartner voor Bart De Wever.
Die andere progressieve partij, Groen, wil namelijk de besliste anti-N-VA-stemmers groeperen, de voorstanders van de open samenleving en van de wereldwijde solidariteit – of het nu gaat over de redding van het klimaat of van asielzoekers op zee. Aan de centrumrechtse kant van het politieke spectrum is de CD&V een tweede anti- N-VA-partij geworden. Omgekeerd heeft de N-VA een viscerale afkeer ontwikkeld voor tjeven, bijna zoals de christendemocraten dat niet zo lang geleden hadden voor sossen.
Zou het echt kunnen? Dat de kwakkelende SP.A van John Crombez in de laatste rechte lijn naar de verkiezingen een tweede adem vindt omdat er – paradoxaal genoeg door het zogezegd ‘antisocialistische’ beleid van Bart De Wever – weer een beetje maatschappelijk draagvlak is voor een partij die inzet op koopkracht en betaalbaarheid?
Voor 26 mei zelf lijkt Crombez de lat te hebben verlaagd tot 10 procent. Alles erboven is haast een ‘succes’, want beter dan wat de peilingen voorspelden. Met een score van méér dan 10 maar minder dan 14 procent zouden de Vlaamse socialisten natuurlijk nog altijd de slechtste verkiezingsuitslag ooit behalen. Desondanks zou John Crombez zichzelf met die score weer op de kaart kunnen zetten als ’toppoliticus’. Tenminste, als hij er deze zomer in slaagt om na ongetwijfeld moeizame formatiegesprekken de Vlaamse socialisten weer in een nieuwe Vlaamse meerderheid te krijgen. In de regering-De Wever I.
Beluister Knack
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier