De nieuwe zedigheid in de sport: ‘Ik krijg de kriebels van hoe preuts mijn sporters zijn’
De Vlaamse amateursport worstelt met naaktheid. De normen van de jonge sporters botsen vaak met die van hun trainers. ‘Eén onderbroekdoucher en twee maanden later doucht niemand nog naakt.’
‘Een volwassen coach blijft op het trainingskamp plakken in de slaapkamer van zijn sportende pupillen. Het zijn meisjes van vijftien jaar. Sommigen hangen aan zijn lippen, anderen voelen zich ongemakkelijk: ze hebben hun pyjama al aan. Gaat deze coach over de schreef of niet?’ We zitten in een volle voetbalkantine in Heusden-Zolder, waar Simon De Vriendt van het Centrum voor Ethiek in de Sport (ICES) een vormingsavond over seksueel grensoverschrijdend gedrag verzorgt. Hij laat de aanwezigen – coaches, bestuursleden en vrijwilligers van amateursportclubs – hun eigen opvattingen ter discussie stellen. ‘Verandert je oordeel als het een vrouwelijke trainer is? Wat als de meisjes 17 zijn en de coach 22? Maakt dat het acceptabel of juist niet?’
Wat mij in de amateursport het meest zorgen baart, is de clubhopper.
Er wordt gestemd met groene, gele, rode en zwarte vlaggen. Groen betekent geen probleem, geel en rood is reden tot bezorgdheid en zwart wil zeggen: politie waarschuwen. De deelnemers twijfelen tussen geel of rood, al gaat hier en daar ook een groen karton de lucht in. De Vriendt sust: ‘Deze oefening dient niet om te beslissen wat de leefregels moeten zijn in uw club. We willen vooral dat u erbij stilstaat. In dit concrete geval van de coach op de slaapkamer begrijp ik dat sommigen een groene vlag opsteken: want waarom zou je ervan uitgaan dat die trainer slechte bedoelingen heeft? Maar wie een rode of zelfs zwarte vlag geeft, kan redeneren: komt dit eigenlijk niet dicht bij groomingpraktijken? En zijn slaapkamers niet sowieso te mijden terrein? En, nog een stap verder: is het wel verstandig om een 22-jarige coach bij 17-jarige meisjes te zetten?’
ICES organiseert ieder jaar een dertigtal vormingsavonden. De interesse is groot. Een aantal nieuwsberichten hebben de sportwereld op scherp gezet. Zo blijken alle aanwezige sportbestuurders hier in het diepe Limburg het verhaal te kennen van die Gentse aikidotrainer die stiekem tienersporters filmde onder de douches. ‘Ik vertrouw mijn mensen, maar het zijn rare tijden’, zegt de voorzitter van een atletiekclub. ‘Ik kom naar deze vorming omdat ik vrees dat wij vroeg of laat ook zoiets aan de hand kunnen hebben.’
Het lichamelijke in de amateursport leidt tot toenemende ongemakkelijkheid. Als er in die context al ooit maatschappelijk aanvaarde normen rond naaktheid hebben bestaan, dan gelden die vandaag niet meer. Deels lijkt het een generatieconflict. Een vijftiger achteraan in de kantine steekt de hand op. Hij coacht een lokaal voetbalteam. ‘Ik krijg er de kriebels van hoe preuts mijn jonge spelers zijn. Ze zijn beschaamd over alles, doen hysterisch over een blote piemel. Alsof we er daar beneden niet allemaal hetzelfde uitzien! Het is belachelijk.’
Sportcoaches bevestigen wat ook uit Sensoa-onderzoek blijkt: de jeugd heeft meer schroom over naaktheid. Tienermeisjes kunnen zich niet meer voorstellen dat ze topless zouden zonnen. Eén generatie geleden was dat nochtans allesbehalve ongewoon. De sportwereld ontsnapt niet aan die nieuwe zedigheid.
Hippiedouche
De deelnemers van de workshop zien twee redenen waarom de jeugd meer schroom heeft over het naakte lijf. Eén: de jonge sporters van vandaag groeien op in een wereld waarin iedereen een gsm met een camera en een internetverbinding op zak heeft. De vrees dat onthullende foto’s online komen, is niet onterecht. Het maakt van de sportclub stilaan een gsm-loze vrijhaven: heel wat clubs bezitten een smartphonebak. Je komt er geen kleedkamer binnen als je je mobieltje niet deponeert. Reden twee weegt volgens de deelnemers van de workshop niet minder licht: de meer multiculturele kleedkamer is een preutsere kleedkamer. Moslimkindjes willen bijvoorbeeld niet naakt douchen en hun schroom steekt de ploeggenootjes aan. ‘Ik heb het nu bij drie teams gezien: één onderbroekdoucher en twee maanden later doucht niemand nog naakt’, vertelt een voetbaltrainer. ‘Wie wel bloot onder de douche staat, wordt scheef bekeken. Voor je het weet, noemen ze hem een viezerik’, zegt de man, die oprecht vindt dat dit de eigenheid van zijn club aantast.
De maatschappelijke opvattingen over naaktheid verschuiven en de sportinfrastructuur loopt achter op die trend. Veel sporthallen en clubkleedkamers dateren uit de jaren zestig en zeventig. Ze hebben een open architectuur met gedeelde douches in één grote ruimte: een bijna hippieachtige beleving van naaktheid. Recentere kleedkamers werken met aparte douchecellen, waarin de baders afgeschermd staan, en je elkaar in principe op geen enkel moment bloot hoeft te zien.
Een oudere generatie van – vooral – mannen die de hippiedouches gewend is, bekijkt die nieuwe preutsheid met onbegrip. Tijdens de vormingsavond in Heusden-Zolder turfden we hoe vaak iemand ‘als dat al niet meer mag’ zei. Het gebeurde zes keer, onder meer toen de lesgever vroeg of een trainer zonder kloppen de kleedkamer binnen mag, of bij de vraag of het kwaad kan om tienersporters een aangebrande mop te vertellen. Zo’n schuine grap: is dat een drama? ‘De context is alles’, vindt criminologe Tine Vertommen, die onderzoek doet naar seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport. ‘Als jij zo’n pikante grap geestig vindt en je volwassen toehoorders ook: toe dan maar. Maar vertel die grap niet aan kinderen jonger dan zestien jaar. Die mag je niet seksueel benaderen, de wet is daar helder in. Dat geldt evenzeer voor aangebrande verhalen, die jonge tieners niet correct kunnen plaatsen.’
We moeten die cultuur doen kantelen, vindt Vertommen. ‘Wellicht hebben die coaches toen ze zelf nog jeugdsporter waren ook allerlei aangebrande grappen te horen gekregen. En daarom kunnen ze de vergissing maken om bijvoorbeeld te denken: een stoute opmerking over de borstjes van mijn vrouwelijke atletes is toch onschuldig, zeker? Maar het is niet omdat het niet fout bedoeld is dat het niet fout kan overkomen, temeer omdat de seksuele normen en waarden vandaag anders liggen.’
Viezerik
‘Bij salto-oefeningen neem ik de billen van mijn turnsters vast. Dat is nu eenmaal hoe je de beweging aanleert’, zegt een gymcoach tijdens de ICES-vorming. ‘Vroeger dacht ik daar niet bij na, tegenwoordig vind ik het erg vervelend om die oefeningen te doen. Het is iets vies geworden.’ De angst om beschuldigd te worden van grensoverschrijdend gedrag is de rode draad in de workshop. De schrik om als een viezerik te worden gezien. Ook hier leiden maatschappelijke trends tot situaties die sommige deelnemers ‘belachelijk’ noemen. Het Nederlandse Centrum Seksueel Geweld pleit ervoor dat minderjarige sporters nooit, onder geen enkel beding, alleen zijn met hun coach. Vroeg of laat waait die discussie over naar Vlaanderen.
‘Breng jezelf niet nodeloos in een lastig parket’, raadt Vertommen de coaches aan. ‘Hou die bespreking bij een buitenlandse trip niet in de hotelkamer maar in de lobby, waar veel mensen passeren. Is het vervelend om met dat soort dingen rekening te houden? Wellicht wel, maar een grote moeite is het nu ook weer niet. Ik ben ook wel opgelucht als mannen uit de sportsector me zeggen dat ze zich een beetje ongemakkelijk voelen: het geeft aan dat ze er nu wél over nadenken. Maar het aantal valse beschuldigingen ligt lager dan het aantal misbruikzaken die nooit aan het licht komen.’
In de Amerikaanse sportwereld tekenen coaches van jonge sporters contracten die aangeven welke aanrakingen geoorloofd zijn. Daar moeten we liefst niet naartoe, vindt Tine Vertommen, maar zulke afspraken iets explicieter maken kan geen kwaad. ‘Laatst vroeg een tafeltenniscoach: “Hoe kan ik na #MeToo nog een opslag aanleren als ik de elleboog van mijn sporters niet meer mag vastnemen?” Dat is natuurlijk niet zo: instructiegerelateerde aanrakingen moeten kunnen. Maar kondig het aan. Bespreek het met de sporters, met hun ouders erbij. Opdat ze weten: deze aanraking is nodig. Maar als ik of iemand anders jou ergens anders vastgrijpt: dan is dat niet oké. ‘
Volgens Tineke Sonck van de vzw Voices in Sport valt het onderscheid goed te maken, mits een beetje gezond verstand. Sonck getuigde vorige week in Knack over het seksueel misbruik door haar turncoach. ‘In onze turnclub deden wij strekoefeningen waarbij jonge turnsters op hun rug lagen terwijl onze benen werden opengeduwd’, zegt ze. ‘Coaches hingen over ons heen in een pose die zonder context zeer ongepast zou lijken. Bij geen enkele van die mannen dacht ik: jij, viezerik. Bij de trainer die mij misbruikt heeft wel. Wat hij deed en hoe hij het deed, voelde totaal anders.’
Medewerkers screenen
Sportclubs voelen zich overweldigd door de maatschappelijke problemen die op hen af komen. Multiculturaliteit, armoede, verruwing, pesterijen: ‘Het is al zo druk en zo zwaar voor ons. Moet seks er nu ook nog bij?’ vraagt een penningmeester tijdens de ICES-vormingsavond. In Vlaanderen bestieren 400.000 vrijwilligers zo’n 25.000 sportverenigingen. Honderdduizenden kinderen worden wekelijks aan de sportclub toevertrouwd. ‘Ouders hebben het allemaal erg druk en beschouwen ons als een soort van kinderopvang’, vertelt de voorzitter van een middelgrote Limburgse voetbalclub. De amateursport lijdt aan een chronisch tekort aan helpende handen. ‘Staat hier morgen een vrijwilliger voor mijn deur, dan dank ik de goden. Hij mag vanavond nog de tap bedienen.’
Door de toegenomen individualisering zijn steeds minder mensen bereid zich in een sportclub te engageren. Wie nog wel verantwoordelijkheid opneemt, zit op zijn tandvlees en heeft het moeilijk om de interne werking van de club nog goed te overzien. Het maakt de vrees dat een clublid buiten de lijnen kleurt des te groter. ‘Een paar seizoenen geleden hadden we een ernstig geval van pesterij. Een venijnige historie, bijzonder pijnlijk voor de betrokkene’, vertelt een voetbaltrainer. ‘Het duurde een jaar voor de ploegcoach het wist en nog eens een jaar voor het clubbestuur op de hoogte was. Zo gaat dat in de maatschappij van vandaag: iedereen zit op zijn eiland. Onze voetbalclub is allang niet meer de hechte bende die ze dertig jaar geleden was. Ik steek al mijn vrije tijd in deze club, maar ik durf niet te beweren dat ik elk lid ken.’
Als ik salto-oefeningen aanleer, neem ik de billen van mijn turnsters vast. Vroeger dacht ik daar niet bij na, tegenwoordig vind ik dat erg vervelend.
Screening van medewerkers gebeurt zelden in de amateursport. Bij het aantrekken van een coach vragen clubs een diploma, maar omdat er niet altijd voldoende gekwalificeerde mensen zijn, vervalt die eis vaak. Sommige clubs verwachten bovendien een uittreksel van het strafregister model 2 – het vroegere ‘getuigschrift van goed gedrag en zeden’. Dat is niet verplicht, en veel sportclubs vinden dat attest te veel gedoe. Aan materiaalmannen of toogpersoneel wordt het sowieso nooit gevraagd. Een schande, vindt criminologe Tine Vertommen. ‘Hier ben ik streng in: wie sport voor kinderen aanbiedt, moet zijn medewerkers screenen. Hoe zijn ze geschoold, hoe denken ze over ethiek en pedagogie? Bestaan er eerdere veroordelingen voor zedenfeiten? Je kunt het niet maken om dat níét na te gaan. ‘Te druk’ of ’te weinig vrijwilligers’ is geen valabel excuus. Gewoon een uittreksel van het strafregister volstaat trouwens niet. Uiteraard vraag je na wanneer een medewerker of een vrijwilliger zich aanbiedt: er zal toch wel iemand hem kennen om een beetje de achtergrond te schetsen?’
Niet screenen kan zware gevolgen hebben. ‘Het is uitzonderlijk, maar wat mij in de amateursport het meest zorgen baart, is de clubhopper’, zegt Simon De Vriendt van ICES. ‘De trainer waar de club een slecht gevoel bij heeft, wordt buitengewerkt en gaat twee dorpen verderop aan de slag. De eerste club is van hem af en spreekt er niet meer over. Maar als die clubhopper werkelijk iemand met slechte bedoelingen is, kan die zijn aanpak telkens verfijnen en een gevaarlijk figuur worden. Niet dat je bang moet zijn om je kind naar de jeugdsport te sturen, laat dat alsjeblieft de conclusie niet zijn. Jeugdsport is het mooiste wat er is. Het bezorgt tienduizenden kinderen elke dag tonnen plezier. Ontelbare vrijwilligers steken er hart en ziel in en meestal loopt het gewoon goed.’
Het ideale jachtterrein
En toch. Het is hard om te zeggen maar de jeugdsport is het ideale jachtterrein voor een seksueel roofdier: ze biedt veel mogelijkheden om dicht bij kinderen te komen, zowel fysiek als emotioneel. Coaches bezitten een machtspositie, er is weinig controle. ‘Dat is wat de mensen vrezen, hè: een Marc Dutrouxtype dat jaagt op kinderen en zich verstopt als een wolf in schaapsvacht’, zegt Vertommen. ‘Zulke mensen bestaan, maar ze zijn gelukkig zeldzaam. Het meeste seksueel grensoverschrijdende gedrag is alledaagser: een atleet die een collega-sporter net iets te intiem knuffelt, terwijl de ander zich daar ongemakkelijk bij voelt, bijvoorbeeld. Verliefdheden die ontsporen. Een domme tik op de billen waar de pleger niks mee bedoelde en die bij de ontvanger bedreigend overkomt. De werkelijkheid van elke sportclub: dáár moet je je beleid op afstemmen. Schep een duidelijk kader. Informeer en sensibiliseer. De grote stap die gezet moet worden, is dat mensen elkaar durven aan te spreken op grensoverschrijdend gedrag.’
Uit onderzoek blijkt dat seksueel grensoverschrijdend gedrag niet discrimineert. Het komt in elke sporttak evenveel voor, en mannelijke sporters lopen nagenoeg evenveel risico om slachtoffer te worden als vrouwen. Toch is er één sport, de populairste dan nog, waar zo goed als geen verhalen naar boven komen. Het voetbal is een masculien, macho milieu van doe-maar-niet-zo-flauw. Een milieu waarin ‘mannen nog mannen kunnen zijn’ en misstanden kunnen blijven etteren. ‘De voetbalbond doet nochtans echt zijn best om seksueel grensoverschrijdend gedrag bespreekbaar te maken. Toch horen we vanuit die sport amper getuigenissen. Het lijkt onwaarschijnlijk dat die verhalen niet bestaan. Maar voetbal is overwegend een mannensport en mannen ervaren sowieso meer drempels om te vertellen wat hen overkomen is’, zegt Tine Vertommmen.
In andere landen zijn er de laatste jaren wel grote affaires in het voetbal aan het licht gekomen. In Nederland maakten coaches van Ajax, PSV en Vitesse zich schuldig aan seksueel misbruik. Het Engelse voetbal trilt nog na van de affaire-Barry Bennell. In 2016 getuigde ex-prof Andy Woodward op de BBC over het misbruik van jeugdcoach Bennell, dat jaren aansleepte. Bennell werkte bij Crewe Alexandria en Manchester City. Eén week na de getuigenis van Woodward meldden tien andere slachtoffers zich. Als een zweer die openbarstte, kwamen daarna ook coaches van Chelsea en Southampton in opspraak. Er was zelfs sprake van een pedofielennetwerk. Over enkele maanden geeft de Engelse voetbalbond haar eindrapport vrij over de zaak-Bennell en haar nasleep. De politie kent ondertussen 300 verdachten en 849 slachtoffers, alleen al in het Engelse jeugdvoetbal.
Het Centrum voor Ethiek in de Sport valt te contacteren via www.ethischsporten.be. Wie zijn of haar verhaal kwijt wil, kan terecht op www.voicesinsport.be. Bij Uitgeverij VUBPRESS verscheen Ongelijk Spel, seksueel geweld in de kinder- en jeugdsport van Tine Vertommen p>
Beluister Knack
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier