‘De N-VA kan zonder Bart De Wever. De kerk heeft toch ook Christus overleefd?’
Alle partijen staan aan het begin van twee verkiezingsjaren op rij, en allemaal willen ze zich om het aantrekkelijkst presenteren aan de Vlaamse kiezer. Dat lukt alleen, zegt Fons Van Dyck, als partijen zich bewust zijn van hun corebusiness, én zich daaraan houden. De ene kan dat al beter dan de andere: ‘Freud zou er werk aan hebben om te verklaren wat SP.A en Groen bezielde.’
Soms wordt Fons Van Dyck weggezet als een ‘reclameman’, maar dat is een zware onderschatting. Al meer dan een kwarteeuw is hij een bevoorrechte getuige en Mitspieler van het politieke gebeuren in dit land. Een paar jaar geleden onderbouwde Van Dyck zijn professionele ervaring met een doctoraat waarin hij onderzocht waarom sommige ‘merken’ erin slagen om te overleven en sterker te worden en andere niet – ook al waren ze ooit marktleider. De parallel met de Vlaamse politieke ‘merken’ ligt voor de hand.
Fons Van Dyck: ‘Ik ben natuurlijk niet de eerste die zich afvraagt hoe het komt dat sommige bedrijven succesvol blijven en andere in de loop der jaren wegkwijnen. De meest populaire verklaring daarvoor is het sociaal darwinisme: niet de grootste, de sterkste of de slimste overleeft, maar hij die zich het best kan aanpassen. Dat vertaalt zich dan in populaire managementtermen als ‘disruptie’. Ik was evenwel niet geïnteresseerd om het zoveelste managementboek te schrijven, ik wilde dieper graven.
SP.A en Groen hebben er gelukkig geen vechtscheiding van gemaakt, want dan had Bart De Wever zijn absolute meerderheid nu al op zak.
‘Mark Elchardus, een van mijn promotoren, heeft mij de systeemsocioloog Talcott Parsons leren kennen. In de jaren vijftig was die hoogleraar van Harvard de belangrijkste socioloog van de westerse wereld. Hij bestudeerde de wetmatigheden die ten grondslag liggen aan alle sociale systemen. Parsons kwam uiteindelijk tot het AGIL-paradigma: overleven is altijd een combinatie van Adaptation (aanpassingvermogen aan de samenleving), Goal Attainment (je eigen doelen voor ogen houden), Integration (je interne organisatie op orde krijgen en de boen samenhouden) en, misschien wel de allerbelangrijkste factor, Latency (de zorg, zowel van de organisatie zelf als van de individuen die erin actief zijn, om de eigen identiteit te behouden én te vernieuwen).
‘Welke organisaties overleven? Zij die voortdurend ‘meer van hetzelfde’ kunnen brengen, maar toch altijd weer anders. Het gaat om het behoud van de cultuur van het bedrijf, om de eeuwige terugkeer naar de roots. Parsons belijdt dus géén sociaal darwinisme, maar ‘een moving equilibrium’ of ‘voortschrijdend evenwicht’. Organisaties moeten zich voortdurend aanpassen, juist om zichzelf te kunnen blijven. Wie zich zonder veel nadenken ‘aanpast’, wordt een onherkenbare kameleon in zijn omgeving of waait mee met elke wind.
‘Ik heb die theorie toegepast op de geschiedenis van Apple. Ik denk niet dat Apple-stichter Steve Jobs ooit iets van Parsons heeft gelezen, maar hij kwam wel tot hetzelfde inzicht. In elk interview over Apple zei hij: ‘Everythingwill change, except our values.’ Toen Jobs in 2011 overleed, stelden ze zich in de VS de vraag: kan Apple overleven zonder zijn founding father? Dat kan inderdaad, zo is gebleken: onder de nieuwe ceo Tim Cooke is Apple uitgegroeid tot het grootste en machtigste bedrijf ter wereld. Apple is vandaag zelfs in staat om aan Donald Trump een cheque van dertig miljard dollar te geven om te investeren in de Amerikaanse economie. Apple deed dat omdat het als geen ander zijn eigen identiteit heeft bewaard, en daarop geen millimeter heeft willen toegeven. In eigen land heb ik vorige maand een soortgelijke boodschap gehoord uit de mond van Johan Thijs van de KBC. Hij had een slide met daarop de richting die de KBC moet inslaan: ‘Meer van hetzelfde, maar anders.’ Dat is in heel eenvoudig Nederlands uitgedrukt waar het eigenlijk om gaat. Het sluit perfect aan bij Parsons’ inzichten. Het gaat niet om voortdurend vernieuwen en verjongen. Dat is taal van marketeers. Wat centraal staat, is respect voor je identiteit en cultuur.
Een onmogelijk huwelijk tussen organisaties met twee uiteenlopende identiteiten: dat was ook de fatale constructiefout van Samen, het intussen opgeblazen bondgenootschap tussen SP.A en Groen in Antwerpen.
Fons Van Dyck: Je kunt de partijtrouw van politieke militanten vergelijken met de clubliefde van voetbalsupporters. Racing Mechelen bestaat nog altijd. Het overleven van zo’n ploeg is economische waanzin, maar in géén geval zal de harde kern van Racing ooit willen opgaan in de club van die kakkers van KV Mechelen. Zeker in Antwerpen liggen de partijculturen van SP.A en Groen veel te ver uiteen om elkaar zomaar in de armen te vallen. De SP.A blijft doordrongen van een vrijzinnige arbeiderscultuur, groenen zijn in wezen katholieke middenklassers. Ook de geschiedenis van het bedrijfsleven leert dat het ontzettend moeilijk is om twee culturen snel samen te brengen. Vooral omdat fusies tijd nodig hebben, en die is er vaak niet. Ik herinner mij nog het samengaan van de Kredietbank en Cera tot KBC. Vijf jaar na die operatie dachten ze dat het een goed idee was om vijf jaar KBC te vieren. Remi Vermeiren, de toenmalige voorzitter van het directiecomité, hield die boot af: ‘Het is nog veel te vroeg. Het zal een generatie duren voor de oude bloedgroepen opgaan in het nieuwe bedrijf.’ Vandaar ook dat Samen in wezen een onhaalbaar project was. SP.A en Groen hadden ermee moeten beginnen de dag na de verkiezingen in 2012, niet een klein jaar voor die van 2018. En dan nog. Alle peilingen gaven aan dat SP.A en Groen meer stemmen en zetels zouden behalen met afzonderlijke lijsten. Wat voor een toogstrateeg moet je eigenlijk zijn om zo’n kartel mordicus door te drukken, minder dan een jaar voor de verkiezingen? En dat terwijl het voor iedereen zonneklaar is dat die twee partijen elkaar alleen maar vonden uit puur electorale overwegingen. Wie al eerder vond dat Samen geen inhoudelijke basis had, heeft vorige week gelijk gekregen: het ligt al uit elkaar voor het goed en wel begonnen was.
Het bondgenootschap strandde op de gekwetste eigenliefde van beide partijen.
Van Dyck: De splitsing van Samen valt alleen te begrijpen vanuit de irrationele psychologie van die ene fatale dag, toen kranten schreven wat Meeuws bij De Lijn in 2015 was aangewreven. Waarop de SP.A op een avondlijke vergadering de rangen sloot rond de figuur van Tom Meeuws en twee dagen later Jinnih Beels op het schild hees. Hoe valt dat nog te rijmen? Haalden jarenlange frustraties de bovenhand bij de Antwerpse socialisten? Het plotse vertrek van Patrick Janssens was nog niet verwerkt. Nu moesten ze verdragen dat een groene politicus op tv het ontslag van de voorzitter van de socialisten kwam aankondigen. Freud zou er werk aan hebben om uit te leggen wat SP.A en Groen in Antwerpen heeft bezield. Ze hebben gelukkig het verstand gehad om er geen vechtscheiding van te maken, want dan had Bart De Wever zijn absolute meerderheid nu al op zak.
In de steden heeft 30 procent het moeilijk. Dat is een grotere groep dan de bakfiets-Vlamingen, maar de SP.A heeft die slag verloren.
De N-VA is een betere behoeder van de eigen identiteit, een beetje zoals Apple?
Van Dyck: Aanpassing aan de nieuwe tijd en verzoening met de traditie: geen enkele partij heeft dat zo onder de knie als de N-VA. Die partij is even herkenbaar Vlaams-nationalistisch als de Volksunie in haar begintijd in de jaren vijftig, en toch is ze de politieke marktleider anno 2018. Wat dat betreft, is Bart De Wever de reïncarnatie van Steve Jobs in Vlaanderen. Het levert de N-VA ook geen windeieren op. De Wever combineert macht en invloed, en hij oefent die ook uit op opiniemakers en journalisten. Net zoals Steve Jobs altijd deed. Bij de lancering van de iPhone in 2007 is er ongeveer voor het equivalent van 400 miljoen dollar aan artikels over dat toestel geschreven door beroepsjournalisten, gratis en voor niks. Dat is evenveel als één jaar later de hele verkiezingscampagne van Barack Obama heeft gekost om president te worden.
De Belgische pers blijft maar over De Wever schrijven en die wendt zijn invloed voortdurend aan om nog meer macht te verwerven. Daar is niets mis mee: een politicus die daar niet op uit is, moet columnist worden of boeken schrijven. Ik heb in de jaren zeventig in Leuven politicologie gestudeerd bij Wilfried De Wachter: politieke macht hing toen nog af van het aantal voorkeursstemmen en de politieke functie die iemand bekleedde. Dat is nog altijd wel zo – daarom scoort een Franstalige premier als Charles Michel ook in Vlaamse lijstjes hoog – maar vandaag heeft macht almaar meer te maken met invloed. En invloed verwerf je grotendeels via de media. Wie zijn politieke macht kan gebruiken om de agenda van de media te beïnvloeden, is pas echt machtig. Donald Trump heeft dat gekund. Hij voelde perfect aan dat voor een politicus ‘identificatie’ van wezenlijk belang is. Mensen zijn namelijk op zoek naar ankerpunten. Welke man of vrouw kunnen de kiezers in de valse wereld van bitcoins en fake news nog vertrouwen? Daarom is het essentieel voor een politicus dat zijn kiezers het gevoel hebben dat hij of zij ‘one of us’ is.
Eentje van hen? Trump? Met zijn gigantische vermogen, zijn kwetsende uitspraken en kitscherige paleis in Mar-a-Lago?
Van Dyck: Welja, dat heeft te maken met taal, cultuur en symboliek. De ‘bovenbouw’ van Marx, zo u wil. Wij leven in ‘de symbolische samenleving’ van Mark Elchardus, waarin de symbolische betekenis van bepaalde daden van doorslaggevend belang is. En dat beeld wordt zoals gezegd dus bepaald door en in de media. Ook Bart De Wever verstaat de kunst om dat gevoel via de televisie in de huiskamers te brengen. Hij heeft ook begrepen dat je tv-kijkers alleen maar overtuigt als je je gedraagt als iemand die het een eer vindt in hun huiskamer te gast te mogen zijn. De Wever toont zijn respect voor de kijkers door zich consequent te kleden in pak en das. Dat geldt trouwens voor alle andere N-VA’ers. Ben Weyts zit strak in het pak, Theo Francken draagt zelfs een driedelig kostuum.
Is dat wel een bewuste strategie? Of gewoon een kwestie van smaak en stijl: Geert Bourgeois lijkt geboren in pak en das.
Van Dyck: Het is een kwestie van partijcultuur, van vestimentaire codes. Ik vind dat een vorm van professionalisme. Je komt niet in een onderhemdje op televisie, of in opgestroopte hemdsmouwen. Wie dat toch doet, heeft te weinig affiniteit met de culturele codes van de gemiddelde Vlaming. Mag ik erop wijzen dat toen de Limburgse socialisten nog niet zo lang geleden haast vijftig procent van de stemmen haalden, hun kopstukken exact dezelfde keurige dresscode hadden als de N-VA vandaag? Willy Claes liep steeds in pak en das, en als Steve Stevaert eens een trui droeg, kwam die van couturier Stijn Helsen in Hasselt.
Het is eens wat anders: de Wetstraat wordt niet verklaard aan de hand van politiek en ideologie, maar van pakken en dassen.
Van Dyck: Mijn punt is dat het in de politiek draait om het respecteren van culturele codes. De N-VA is al tien jaar de grootste partij in Vlaanderen. Ze richt zich welbewust op de veelbesproken grondstroom: dat gaat niet om een welomschreven sociale klasse, maar om een Vlaming met een bepaalde cultuur: de hardwerkende Vlaming.
Die ‘hardwerkende Vlaming’ is toch een oud concept van de Open VLD uit het vorige decennium?
Van Dyck: Welja. Open VLD was toen een van onze klanten. Omstreeks 2005 hadden de paarse partijen de eerste klappen gekregen en ze wisten niet goed waarom. Er was amper sprake van de N-VA. Met BBDO hebben wij toen stevig onderzoek verricht naar het Vlaamse electoraat, en wij ontdekten ‘de hardwerkende Vlaming’ – in pure marketingtermen: dat was een ‘persona’ die wij voor Open VLD in leven hebben geroepen. Maar die partij heeft er heel weinig mee gedaan, in tegenstelling tot Mark Rutte. In 2006 is hij als politiek leider van de liberale VVD voor het eerst de boer op gegaan met ‘de hardwerkende Nederlander’. Dat heeft Rutte geen windeieren gelegd.
Waarom deed de Open VLD dat niet?
Van Dyck: Veel Open VLD’ers hadden moeite met het woord ‘Vlaming’. Ze bleven maar herhalen dat de gemiddelde Vlaming nog lang niet hard of lang genoeg werkte. Statistisch hadden ze wellicht gelijk, maar daar ging het niet om. De ‘hardwerkende Vlaming’ is een personage waarmee bijna alle Vlamingen zich kunnen identificeren.
Toen u uw ‘hardwerkende Vlaming’ probeerde te slijten, hadden de paarse partijen toch al ‘de actieve welvaartsstaat’ als concept? Is dat niet ongeveer hetzelfde: de naam voor een rijk land vol werkende mensen?
Van Dyck: De ‘actieve welvaartsstaat’ was een professorenbegrip. En aan de universiteit zouden de paarse ministers wellicht gezakt zijn als ze hadden moeten uitleggen wat ze er echt mee bedoelden.
Het is een gouden marketingregel: een politicus moet de taal van een 14-jarige spreken. Stevaert deed het, De Wever ook. Crombez niet.
Vooral de socialisten hebben toen hun ziel verkocht.
Van Dyck: De actieve welvaartsstaat was een afgeleide van de toen zo populaire theorie van ‘de derde weg’. Dat was op z’n best een naïeve adaptatie van de bestaande welvaartsstaat aan de markt. Het was nog nipt een vorm van socialisme, maar dan érg light. In het Verenigd Koninkrijk brak iemand als Tony Blair, en zijn groep van New Labour, zeer bewust met zijn identiteit en zijn roots. De gevolgen waren catastrofaal. Tegelijk heeft de SP.A toen wel héél erg het postmaterialisme omarmd. Je had de terechte aandacht voor verkeersveiligheid en woonkwaliteit, maar het socialisme moest ook gezellig zijn enzovoort. Het is een funeste strategie gebleken. De SP.A heeft die slag verloren. Groen is nu de postmaterialistische marktleider, in heel Vlaanderen en zeker in de steden. Terwijl je tegenwoordig in de steden een onderklasse van 30 procent hebt die het heel moeilijk heeft. Dat is numeriek een grotere groep dan de bakfiets-Vlamingen. In Antwerpen wonen er meer mensen in de sociale blokken van de Luchtbal of het Kiel dan dat er postmaterialistische hipsters zijn op het Zuid. Het socialistische publiek blijft in de eerste plaats dat van de arbeiders, de bedienden, de loontrekkenden. Dus ook voor hen: de hardwerkende Vlamingen.
De actieve welvaartsstaat was flauwekul. Als ik op straat zou vragen naar de actieve welvaartsstaat, haalt iedereen de schouders op. Maar vraag de mensen wat een ‘hardwerkende Vlaming’ is, en ze zeggen: ‘Iemand zoals ik.’ De hardwerkende Vlaming vat de cultuur en het zelfbeeld van de Vlaming perfect samen. Zelfs wie deeltijds werkt, doet dat vaak omdat hij voor zichzelf heeft uitgemaakt dat hij het te druk heeft. Mensen met een burn-out voelen zichzelf véél te hardwerkende Vlamingen. En waarom willen zoveel mensen nog altijd vroeg met pensioen? Toch omdat ze vinden dat ze hun hele leven al zo hard gewerkt hebben? Wel, vandaag is de N-VA de partij die zich echt tot die ‘hardwerkende Vlaming’ richt. Die partij weet wel waarmee ze bezig is, inhoudelijk en cultureel.
U bedoelt: in tegenstelling tot de meeste andere? Patrick Janssens introduceerde ooit het ‘onderhemdje’ in de politiek. Weg met de das…
Van Dyck: … en hij heeft in 2006 toch de Antwerpse gemeenteraadsverkiezingen gewonnen. Maar hij deed dat met stemmen van de postmaterialisten – Janssens heeft toen Groen leeggezogen – , en met een campagne die ‘Patrick’ heette en níét naar het socialisme verwees. Zijn vermaarde T-shirts waren het ultieme culturele statussymbool voor de postmaterialistische kiezers in Antwerpen. En dat heeft gewerkt. Ook de ‘burgemeestersvraag’ speelde in zijn voordeel. Peilingen wezen uit dat het VB de grootste partij van Antwerpen was, maar op de vraag of Filip Dewinter of Patrick Janssens de beste burgemeester zou zijn, antwoordde een grote meerderheid: ‘Janssens.’
Fons Van Dyck
– 1959: geboren in Mechelen
– 1977-1981: licentiaat politieke en sociale wetenschappen (KU Leuven)
– 1982-1986: programmamaker bij Roodvonk
– 1986-1991: werkzaam bij Industrial Marketing Systems
– 1991-1995: directeur communicatie en woordvoerder van de SP
– 1995: wint Effi-award met de verkiezingscampagne ‘Louis Tobback. Uw sociale zekerheid’
– 1996-2001: directeur communicatie Telenet
– 2001-heden: directeur bij reclamebureau Think-BBDO
– 2007-heden: professor marketing & communicatie (VUB)
– 2016: doctor in de media- en communicatiestudie (VUB)
Dat heeft in Gent ook altijd in de kaart gespeeld van Daniel Termont (SP.A): men vindt hem de beste burgemeester. Wellicht is Termont ook de laatste populaire voorman van de socialisten in Vlaanderen. Zijn modus operandi doet mij denken aan een oude campagne van de KBC: ‘Wij spreken uw taal.’ Termont is van volkse komaf. Hij spreekt de taal van alle Gentenaren, zowel die van de Ghelamco Arena als die van het volk op de Gentse Feesten.
John Crombez is ook van eenvoudige komaf, en maakt er een punt van om zich te tonen zoals hij is: je krijgt wat je ziet.
Van Dyck: Ik heb respect voor de SP.A-voorzitter in deze moeilijke tijden. Hij lijkt in zijn nieuwjaarsspeech ook een keuze gemaakt te hebben voor een meer materialistische koers, met de focus op lonen en pensioenen. En dat is slim. Maar er is nog werk aan de communicatie. Welke taal spreekt Crombez? Begrijpt een veertienjarige wat hij zegt? Ook dat is een gouden marketingregel: de taal die een politicus moet spreken, is die van een veertienjarige. Dat is niet kinderlijk, maar wel begrijpelijk voor iedereen. En dus zeer democratisch. Dat heeft Donald Trump zeer goed begrepen. Steve Stevaert deed dat ook, Bart De Wever idem.
Ook een veertienjarige kent ‘een Cola Zero’.
Van Dyck: Dat was inderdaad een zeer herkenbaar argument. De Wever profileerde zich zo ook als een politicus die, zelfs als hij met ‘de dikken’ tafelt, nog altijd Cola Zero drinkt, ‘zoals wij’. Ik heb al eerder gewezen op het grote belang van one of us.
Het is een van de grote handicaps van de SP.A: haar grote leiders bleven geen gewone jongens. Stevaert ging de zakenwereld in en werd als voorzitter van GaultMillau een pleitbezorger van de haute cuisine. Frank Vandenbroucke werd in Leuven en Amsterdam nog meer de hoogleraar die hij al was. Luc Van den Bossche werd een arrogante bankier bij Optima.
Van Dyck: De Teletubbies toerden destijds met een trein van stad naar stad, en niet met een auto met chauffeur. Stevaert koketteerde toen met het kookboek van de Boerinnenbond en gaf zelf een kookboek uit. Dat waren duurzame culturele symbolen. Tegelijk kenden ze de arbeiders vooral uit studies en statistieken. Dat is het grote verschil met de generatie van de jaren zeventig. Louis Tobback wist waarom hij zei dat hij geboren is in een nederig ‘gangske’ in Leuven. Karel Van Miert bleef tot het moment van zijn dood een verwoede tuinier. Freddy Willockx speelt biljart in volkscafés. Er is niets mis met een goede opleiding of carrière, maar je moet ‘een van ons’ blijven. Theo Francken is een dokterszoon met een universitair diploma, maar hij gaat bij OH Leuven wel midden tussen de andere voetbalsupporters staan, en iedereen moet hem gezien hebben: hij toont zich dan als one of us. Waarom is een multimiljardair zoals Marc Coucke zo populair? Toch ook omdat hij in Oostende de wedstrijden bijwoont tussen het gewone volk op de staantribune?
Ik voorspel dat Tobback na zijn afscheid als burgemeester van Leuven nog meer cult zal worden dan hij ooit is geweest
Als journalisten destijds vroegen naar het favoriete restaurant van De Wever, antwoordde de N-VA nooit. Men gaf wel het consigne mee: ‘Schrijf maar over frituur ‘t Draakske ‘.
Van Dyck: Alsof hij elke avond een pak friet eet met een kwak mayonaise en een cervela. Trumptegenstanders in de Amerikaanse kwaliteitsmedia vinden het not done als ze berichten lezen dat hun president zich voor zijn tv volpropt met hamburgers, maar de modale Amerikaan uit Michigan of Ohio herkent zich daarin – hij is toch ook een beetje obees, net zoals Trump? Waarom reed Steve Stevaert consequent op zijn fiets door Hasselt? Waarom zweerde Louis Tobback bij zijn Peugeot 205, zonder chauffeur? Ik herinner mij nog de avond van zijn grote verkiezingsoverwinning in 1995. Vanuit Brussel reed Tobback toen zelf terug naar Leuven, naar het café van de socialisten in de Mechelsestraat. Voor de tv-camera’s parkeerde hij keurig zijn auto in de straat, net zoals u en ik. En dat live in alle huiskamers.
Heeft het filmpje van de nieuwssite Apache over het feestje in het prijzige restaurant ’t Fornuis Bart De Wever ontmaskerd als ’toch niet zo’n gewone jongen’?
Van Dyck: Het was op het randje. De Wever heeft dat ook toegegeven.
Tot slot: kan de N-VA even succesvol blijven zonder Bart De Wever?
Van Dyck: De katholieke kerk heeft toch ook Jezus Christus overleefd? Op één voorwaarde: die partij moet blijven vernieuwen en nog meer zichzelf worden. Maar De Wever is natuurlijk een politicus buiten categorie. Hij is de enige van zijn generatie die zijn klassiekers nog kent, en die deze kennis ook cultiveert. Alleen Louis Tobback kan dat, ook in het Latijn. Ik voorspel dat Tobback na zijn afscheid als burgemeester van Leuven nog meer cult zal worden dan hij ooit is geweest. Tobback zal elke avond kunnen kiezen in welk tv-programma hij optreedt. Naast Mia Doornaert. (lacht)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier