Maurits Vande Reyde (Open VLD)
‘De miljarden voor Oosterweel worden beter geïnvesteerd in zelfrijdende auto’s’
Nu zelfrijdende auto’s klaar staan om door te breken investeren we best meer in intelligente weginfrastructuur in plaats van meer wegen, schrijft Maurits Vande Reyde in zijn bijdrage voor het schaduwparlement.
Deze week haalde actiegroep Ringland zijn mobiliteitsvisie nog eens boven. Als de feestgroep ergens gelijk in heeft, is het wel dat extra rijstroken geen echte oplossing zijn voor de fileproblematiek. Net zomin als een overkapping dat is. Al sinds het aanleggen van de eerste autosnelweg in de jaren ’30 zitten we namelijk in die logica, ééntje van meer wegen, grotere werken, met als enig resultaat dat het fileleed elk jaar toeneemt.
Ondertussen staan zelfrijdende auto’s voor de deur. De overheid begint best te anticiperen op de disruptieve effecten ervan.
‘De miljarden voor Oosterweel worden beter geïnvesteerd in zelfrijdende auto’s’
De voordelen zijn zo groot dat je wel gek moet zijn om het niet doen. Zo becijferde de OESO dat een volledig autonoom wagenpark het aantal auto’s met 80% doet verminderen. Door slim verkeersmanagement kunnen wagens optimaal gespreid worden, waardoor files tot het verleden behoren. Het bezitten van een wagen, die grotendeels van de tijd gewoon stil staat, is ook niet meer nodig. Autorijden wordt een dienst. Je neemt er één, enkel wanneer het nodig is. Beeld je in hoeveel overtollige parkeerruimte dat vrij kan maken in steden.
Minder verkeersslachtoffers, minder uitstoot, meer tijd voor andere dingen in de auto: de lijst van voordelen is eindeloos. Waarom überhaupt nog miljarden euro’s steken in weguitbreiding? Het is alsof je koppig blijft investeren in Polaroids, terwijl de smartphone er bijna aankomt.
Vraag is natuurlijk: wat moet de overheid dan juist doen? Nieuwe wegen aanleggen is duur maar simpel. Inzetten op zelfrijdende auto’s daarentegen vereist strategie. Investeren in de technische ontwikkeling is alvast niet nodig. Dat doen autobouwers op dit moment al prima. Er zijn twee manieren waarop de overheid wel kan bijspringen.
Communicerende wagens
Zorgen voor slimme verkeersinfrastructuur is er één van. De Amerikaanse president Barack Obama lanceerde onlangs een investering van 4 miljard dollar in zogenaamde ‘vehicule-to-infrastruce’-technologie, zeg maar de manier waarop zelfrijdende wagens communiceren met hun omgeving. Dat maakt het mogelijk om verkeersstromen te plannen eens zelfrijdende auto’s ingang vinden. Nederland maakte 70 miljoen vrij. De Vlaamse overheid langs zijn kant beloofde in een beleidsnota van 2014 een “alles omvattend Vlaams Intelligent Transportsysteem-actieplan.” Het belooft inderdaad zeer omvattend te worden, want twee jaar later is het nog steeds in aanmaak.
Even belangrijk is regulering. Zelfrijdende auto’s roepen veel vraagstukken op. Wie is er verantwoordelijk bij een ongeval, de bestuurder of de autobouwer? Moet er altijd een chauffeur in de auto zitten? En wat gebeurt er met alle data die wordt bijgehouden? Zo’n obstakels werkt de overheid best nu al weg. Ook daarin hinken we achterop. Zelfrijdende auto’s waren bij ons tot voor kort zelfs helemaal verboden omwille van een verdrag dat dateert uit…1968.
Het is duidelijk dat de echte oplossing voor de mobiliteitsknoop ligt in technologische evolutie, niet in meer asfalt. In haar boek “From Horse Dung to Car Smog” beschrijft de Amerikaanse historicus Ann Norton Greene hoe de transitie tussen paardentransport en vervoer per wagen een woelige vijftig jaar in beslag nam. Dat duurde zolang door onaangepaste infrastructuur en gebrekkige wetgeving. Hopelijk maken we niet opnieuw dezelfde fout. Laat ons nu al anticiperen op de transportdisruptie in plaats van overal in Vlaanderen een extra ring te leggen. In vergelijking met het buitenland hebben overheden bij ons nog een lange weg te gaan.
Het Schaduwparlement van Knack.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier