Othman El Hammouchi
‘De mensenrechten zijn geen keuzebuffet, het wordt tijd dat rechtse partijen dat begrijpen’
Volgens opiniemaker Othman El Hammouchi is het ‘grappig hoe rechtse politici die zeggen zich te storen aan buitensporige gevoeligheid en politieke correctheid meestal degenen zijn die in naam van “samenleven” willekeurige beperkingen aan de individuele vrijheid willen opleggen.’
In hun opiniebijdrage op deze website reageren Kamerleden Hendrik Vuye en Veerle Wouters fel op het recente besluit van het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties inzake het Franse totaalverbod op de boerka. Hiervoor halen ze een aantal vonnissen van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) aan die hoofddoekenverboden op school en aan de universiteit rechtvaardigen omwille van de gendergelijkheid.
De mensenrechten zijn geen keuzebuffet, het wordt tijd dat rechtse partijen dat begrijpen.
Omdat het comité hier tegen ingaat, stellen ze voor haar rechtsmacht af te nemen. Hieruit blijkt wederom de selectieve en ambigue houding die vele rechtse politici aannemen tegenover fundamentele grondrechten: handig om moslims te demoniseren, ongewenst wanneer ze agressief secularisme in de weg staan.
Liberale rechtsstaat
De juridisering van politieke en filosofische vraagstukken leidt al snel tot inconsistentie en pragmatisme, die op hun beurt resulteren in selectiviteit. Wanneer een uitspraak bevalt, wordt ze een argument, en wanneer ze ingaat tegen de eigen opvattingen, valt men de rechters of de institutie aan die haar hebben geveld. Een dergelijke houding is eerder een banenrepubliek waardig dan een volwassen rechtsstaat.
Laten we deze kwestie daarom niet vanuit het perspectief van rechtbanken en verdragen bekijken, maar vanuit de onderliggende filosofische argumenten. In deze staatsvorm verbindt de overheid zich ertoe de individuele vrijheid te maximaliseren binnen de perken van de openbare orde en gelijke rechten. Dit basisprincipe is niet louter een democratisch besluit, het wordt opgenomen in de grondwet en bindende verdragen, zodat zelfs een meerderheid haar niet kan wijzigen.
De overheid heeft dus een goede, objectieve reden nodig om iemands vrijheid in te perken. In de vonnissen die Vuye en Wouters aanhalen, gebeurt dit op basis van de gelijkheid van man en vrouw. Maar waarom wordt dit principe geschonden door de hoofddoek? Is het probleem het feit dat moslimmannen en -vrouwen anders getooid gaan? Eist het principe van de gendergelijkheid dat ze altijd dezelfde kleren dragen? Of is het alleen zo dat religies dit soort zaken niet mogen voorschrijven? Waarom krijgt religie in dat geval een speciale behandeling? En moet de Kerk dan ook gesanctioneerd worden omdat het geen vrouwelijke priesters toelaat? Moet het orthodoxe jodendom verboden worden omdat de reinigperiode voor een vrouwelijk kind twee keer zo lang is als de reinigperiode voor een mannelijk kind? Dat is duidelijk absurd. Gelijkheid van man en vrouw draait om het bestrijden van discriminatie, niet om het opdringen van uniformiteit. Mannen en vrouwen mogen verschillend zijn, maar zijn daarom niet meer of minder waard.
Samenleven in veiligheid
Kijken we naar het vonnis dat het EHRM velde inzake het Franse boerkaverbod, dan wijzigt de argumentatie. In tegenstelling tot vorige besluiten draait het hier niet om ongelijkheid, maar om veiligheid en vivre ensemble. Dit laatste argument krijgt men ook vaak te horen bij discussies over levensbeschouwelijke symbolen in het onderwijs of achter loketten: als iedereen zijn opvattingen openlijk uit, zal dat conflict opwekken.
Trek je dit echter door tot zijn logische gevolg, dan leidt het tot de opheffing van de vrije meningsuiting. Wederom: religie is niet speciaal, en dus moet men de uiting van alle meningen die mogelijk aanstootgevend kunnen zijn verbieden. Gedaan met Mohammedcartoons of controversiële humor. Grappig hoe rechtse politici die zeggen zich te storen aan buitensporige gevoeligheid en politieke correctheid meestal degenen zijn die in naam van ‘samenleven’ willekeurige beperkingen aan de individuele vrijheid willen opleggen. Het suggereert vooral dat er iets anders achter schuilt.
Het eerste argument is heel wat krachtiger aangezien het gaat over een objectieve taak van de staat: het handhaven van de veiligheid en de openbare orde. Maar zelfs hier is een algemeen boerkaverbod veel te buitensporig: het zou volstaan te eisen dat gesluierde vrouwen bij politiecontroles hun gezicht zouden tonen. Zo zou de politie ongestoord zijn werk kunnen doen, en blijft de individuele vrijheid van de betrokken vrouwen zoveel mogelijk gevrijwaard. Dat was ook het oordeel van het Mensenrechtencomité.
Rechten zijn niet onderhandelbaar
Naar het einde van hun opiniebijdrage toe blijkt evenwel waar het Vuye en Wouters echt om te doen is: ze zien de boerka niet graag. ‘Moeten wij toelaten dat enkele fundi’s hun maatschappijvisie aan ons opleggen?’ vragen ze. Daarmee geven ze blijk van de populistische bron van hun antiliberale houding. De discussie gaat namelijk helemaal niet over het opleggen van eender wat, en al zeker geen ‘manier van leven’. Dat is juist het punt: er is geen ‘onze’ manier van leven. Iedereen bepaalt die voor zichzelf, hoe aanstootgevend ze ook mag zijn. Er was een tijd dat homoseksualiteit zeer negatieve gevoelens opwekte, en toen werden beperkingen erop verdedigd met hetzelfde soort argumenten als hierboven. Men begreep echter dat zoiets niet past in een samenleving die de mensenrechten respecteert. Voortschrijdend inzicht heet dat. Dat er ‘geen draagvlak’ voor is, is niet relevant: fundamentele rechten staan in een liberale rechtsstaat niet ter discussie.
Vrijheid is ondeelbaar: ze is te nemen of te laten.
Er is ook geen draagvlak in Iran of Oeganda voor het toelaten van homoseksuele betrekkingen, en die landen worden (terecht) gebrandmerkt als niet-liberaal, en hun wetgeving als in strijd met de mensenrechten – meestal nota bene door dezelfde mensen die voor hoofddoeken – en boerkaverboden pleiten. Terloops merken Vuye en Wouters nog op dat de boerka in strijd zou zijn met de democratie, want landen met gesluierde vrouwen zijn meestal ondemocratisch. En dat komt natuurlijk door die sluier, en niet door het pro-dictatoriale hegemonische beleid van de Amerikanen in het Midden-Oosten. Dat gesluierde vrouwen bijvoorbeeld in Egypte en Tunesië in 2011 op het voorfront van de strijd voor democratische verandering stonden, is blijkbaar irrelevant. En uit de hoge correlatie van donkere huidskleur en gebrek aan democratie wensen ze, merkwaardig genoeg, dan weer geen veralgemenende conclusies te trekken die nergens op gebaseerd zijn.
De mensenrechten zijn geen keuzebuffet waaruit men kan selecteren wat toevallig leuk klinkt. Vrijheid is ondeelbaar: ze is te nemen of te laten. Het wordt tijd dat rechtse partijen dat eens begrijpen.
Juridisering
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier