De melkboer en de veganist: ‘Een vegan als opvolger? Onder boeren en boerinnen ligt dat toch wat moeilijk.’
Een Vlaamse cafébaas die een vegan triatleet en ondernemer werd, en een Ardense boer die zijn hele leven heeft opgebouwd rond vlees, melk en kaas. Dat Dirk en Jacques vrienden zouden worden, was niet voorzien.
Terwijl de vaatwasmachine langzaam rondjes draait, legt Dirk Baelus zijn levensfilosofie op de keukentafel. Hij heeft ze vanochtend nog snel op een A4’tje neergeschreven, tussen het schilderen en klussen door.
‘Alles is begonnen in 2007, toen ik mijn voedingspatroon drastisch heb aangepast’, zegt hij, en hij legt zijn rechterwijsvinger op de woorden in het midden van het blad: ‘puur’, ‘back to basics’, ‘biologisch’. ‘Dat is nog altijd de kern, een heldere geest in een sterk lichaam.’
Baelus oogt energiek, hij praat vlug en gedreven. Zo staat hij ook in het leven: groot dromen en doortastend handelen. Hij richtte al een eigen sportvoedingslijn met fabriek op én een duursportteam, en nu bouwt hij in de buurt van het Luxemburgse Érezée een oude melkveeboerderij om tot een basecamp voor duursporters en wandelaars.
Daarom staat onder aan het A4’tje ‘An old farm growing new memories’ gekrabbeld en daarom komt straks Jacques Quirynen de keuken binnen, de man van wie Baelus deze Ferme de Blier heeft gekocht. ‘Ik ben blij’, zal Quirynen zeggen. ‘Dankzij Dirk krijgt mijn boerderij een nieuw leven.’
Wanneer Quirynen naast Baelus aan de keukentafel plaatsneemt, komen er twee totaal uiteenlopende werelden samen.
Dat Dirk Baelus ooit Belgisch kampioen triatlon zou worden en vriendschap zou sluiten met topsporters als Kim Clijsters en Tom Boonen had hij in zijn kindertijd nooit durven te denken. Hij groeide op in de drankenhandel van zijn vader, in hun woonplaats Arendonk, en droomde als jongetje van zes van een leven bij de post. Hij verzamelde gebruikte enveloppen, stopte ze in een lederen tas, trok zijn langste jas aan en vertrok op ronde door de buurt. ‘Tot ik over de tip van mijn regenjas struikelde en met mijn neus pal op de punt van een stoel terechtkwam.’
Later hielp Dirk zijn vader waar hij kon: leeggoed verplaatsen met de heftruck, helpen aan de kassa, vrachtwagens laden en lossen, leveren in cafés. In zijn puberteit wisselde hij van kant. In plaats van leverancier werd hij klant, met zijn vrienden dook hij gretig het uitgaansleven in. Maar steeds vaker was hij ziek. ‘Botontsteking, hartvliesontsteking, elk jaar een bronchitis: het leek wel alsof ik geen weerstand had.’
Een rechtstreeks verband met voeding legde hij toen nog niet. Zijn vader was een boerenzoon, vlees was het hoofdbestanddeel van elke maaltijd. ‘Zonder vlees had je niet gegeten, dat was het gevoel dat ik al die tijd had.’
Na zijn studie boekhouding werd Dirk cafébaas. Samen met zijn zus nam hij het Arendonkse café ’t Verdiep over, om hun vader uit de nood te helpen. Die had het café gekocht en wilde er na enkele moeilijke jaren opnieuw wat schwung in brengen.
Binnen de kortste keren draaide het café op volle toeren. ‘Scouts, chiro, voetbal, rugby: iedereen kwam aan onze toog bijeen. Het waren vier zware jaren. Ik dronk nooit wanneer ik achter de toog stond, maar ik rookte wel en sliep natuurlijk onregelmatig.’
Eind 2004 ging Dirk met een vaste klant van ’t Verdiep een weddenschap aan, het was al diep in de nacht. Hij zou beginnen met sport en binnen de zes maanden een kwarttriatlon tot een goed einde brengen: 1 kilometer zwemmen, 40 kilometer fietsen en 10 kilometer lopen.
Zijn vrienden verklaarden hem voor gek, maar Dirk slaagde in zijn opzet. Meer zelfs, hij had de smaak te pakken en stopte niet meer met sporten. Vierde hij zijn eerste geslaagde triatlonwedstrijd nog met een bak bier en een pakje sigaretten, daarbij aangemoedigd door een bus supporters, kort nadien gaf hij zijn leven een nieuwe wending. Hij stopte met het café, nam de ene tijdelijke job na de andere aan – magazijnier, taxichauffeur, hulpboekhouder, redder in een subtropisch zwembad, postbode zelfs – en zette alles op de sport.
Nadat hij weer eens ziek was geworden en hij toevallig een boek over macrobiotiek in handen had gekregen, schrapte hij alle vlees en zuivel uit zijn dieet. Hij werd veganist. Ook geraffineerde suiker, smaakmakers en kleurstoffen wilde hij niet langer eten. ‘Ik bloeide helemaal open, terwijl ik vroeger nogal gesloten was, en ik ben meer dan vier jaar lang niet meer ziek geweest. Die nieuwe manier van eten heeft mijn leven compleet veranderd.’
In het buitenland kreeg Dirk zijn beste invallen. Na een trainingsstage op Sardinië begon hij te dromen van een triatlonteam met gelijkgezinden en tijdens een tien weken durende reis door Japan groeide het idee voor een eigen sportvoedingslijn. Hij zag hoe de Japanse zeeboeren koekjes maakten op basis van zeewier, sojameel, thee en gerst, en wilde er meteen alles over weten. Na een paar maanden experimenteren had hij zijn eerste drie energierepen klaar, op basis van groene thee, kaneel en anijs en met telkens een toefje zeewier erin verwerkt. Met zijn bakkersauto bezorgde hij de repen huis-aan-huis.
Samen met zijn prestaties ging ook zijn faam de hoogte in. Dirk werd een verhaal, ‘de man die Ironman-triatlons aflegt op zeewier en rijst’. Een bevriende fabrikant hielp hem om de repen op grotere schaal te produceren, zijn omzet verdubbelde, Tom Boonen en Kim Clijsters werden klant en voor hij het goed en wel besefte had Marc Coucke, ceo van Omega Pharma, zijn sportvoedingsmerk overgenomen. ‘Ineens nam iedereen mij ernstig.’
Maar toen Omega Pharma op zijn beurt werd overgenomen door het Amerikaanse Perrigo kocht Dirk zijn merk terug, met deze keer Kim Clijsters als hoofdaandeelhouder. Op dat moment was hij al Belgisch kampioen triatlon bij de masters geworden, had hij deelgenomen aan de Ironman van Hawaï en had hij een eigen triatlonteam uit de grond gestampt, met om en nabij de vijftig leden.
Eén droom bleef nog onvervuld: een basecamp in de natuur, met faciliteiten voor elke duursporter en slaapplaatsen voor minstens vijftig mensen. Na lang zoeken kocht Dirk een stuk bouwgrond in Blier, bij Érezée. Hij kende de streek van zijn vele fietstochten in de valleien van de Aisne en de Ourthe, vol postkaartdorpjes, koeien en kastelen. De cirkel leek rond, maar helaas: de buren kwamen in opstand en de deal sprong af.
Tot op een avond zijn telefoon overging.
‘Hallo, spreek ik met Dirk Baelus?’ vroeg een schijnbaar gehaaste mannenstem.
‘Jawel’, antwoordde Dirk. ‘En wie bent u?’
‘Jacques Quirynen, een boer uit Blier. Ik hoorde over de problemen met je bouwgrond. We moeten eens praten. Ik denk dat ik je kan helpen.’
Ook Jacques Quirynen bruist van het leven. Hij is op de Ferme de Blier geboren – ‘op de keukentafel!’ – en getogen, maar spreekt verrassend genoeg vlekkeloos Nederlands.
Zijn vader verhuisde na de Tweede Wereldoorlog van Antwerpen naar deze streek, op zoek naar landbouwgrond, en bijgevolg stroomt er Vlaams bloed door zijn aderen. Bovendien is zijn vrouw Martine, die jarenlang kaas en boter maakte in een van de bijgebouwen van de Ferme de Blier, Vlaams van geboorte.
Het liefst van al vertelt Jacques over zijn koeien. Zo’n 150 had hij er, melkkoeien van het ras holstein. Hij behandelde ze met veel liefde, benadrukt hij graag, ‘anders dan veel van mijn collega’s’. Van april tot november liepen ze buiten in de weide en tot de laatste dag molk hij ze eigenhandig. Hij had er een machine voor ontworpen, een mobiele melkkar voor koeien, om het zichzelf en de dieren zo aangenaam mogelijk te maken en buiten in de weide te kunnen melken. In de gespecialiseerde pers verschenen verschillende artikelen over de ‘melkcarrousel’ van Jacques – en of hij daar trots op is.
Net als Dirk nam ook Jacques aan wedstrijden deel. ‘Niet aan triatlon’, zegt hij, nadat hij aan de keukentafel is gaan zitten. ‘Maar aan schoonheidsprijskampen voor vee.’
Twee koeien vielen het vaakst in de prijzen: 3693 en Betty. Ze werden Belgisch en vice-Europees kampioen, de metalen platen die Jacques als aandenken mee naar huis kreeg hangen nog altijd aan de buitenmuren van de boerderij. ‘De poten, de uier, de rug: alles werd streng beoordeeld. Op het Europees kampioenschap waren 11 miljoen deelnemers. En die van mij werd reservekampioen!’
Maar aan al dat fraais kwam vorig jaar een einde. Jacques wilde met pensioen. Lichaam en geest hadden genoeg afgezien, vond hij. Geen van zijn vier kinderen toonde interesse voor de boerderij en dus was hij maar wat blij toen hij van zijn broer een raar verhaal te horen kreeg. Over een Vlaamse triatleet met een droom. Maar ook met problemen met zijn nieuwe buren.
‘Vijf minuten nadat mijn broer vertrokken was, heb ik Dirk gebeld. Een paar dagen later is hij voor het eerst komen kijken, samen met zijn vader. En nu zitten we hier.’
Ruim een jaar na de verkoop van de Ferme de Blier is Jacques nog altijd kind aan huis op de boerderij waar hij is grootgebracht. Sinds kort wonen hij en zijn vrouw Martine wat hogerop in de straat. Hij komt nog elke dag een kijkje nemen. Zijn tractor staat hier nog, zijn poes Gris loopt hier nog stilletjes rond.
Maar alle koeien zijn verdwenen. Zijn melkcarrousel is verkocht. Een stal is zojuist afgebroken, een andere wordt binnenkort een gastenverblijf met keuken en meditatieruimte. In de voormalige mestschuur komen wellicht een zwembad en een fitnessruimte, in de weiden met al hun hoogteverschillen een cyclocross- en mountainbikeparcours. In de fruitgaard zullen straks appelen en peren groeien. Op het naastgelegen grasveld zullen schapen grazen.
De droom van Dirk krijgt stilaan vorm. ‘Ik krijg nog elke dag nieuwe ideeën’, zegt hij. ‘Het houdt gewoon nooit op.’ Van melkveebedrijf naar vegan friendly sportcentrum, het zegt ongetwijfeld iets over de tijden die – nog maar eens – veranderen.
Martine: ‘In het begin was het een beetje schokkend, als je je hele leven op een boerderij hebt gewerkt. Het was wennen aan het idee dat onze opvolger een veganist was. Onder boeren en boerinnen ligt dat toch moeilijk.’
Jacques: ‘Wat is er mis met wat vlees, kaas of melk af en toe, zeker als je het zelf hebt geproduceerd? Maar ik besef ook dat de gemiddelde bevolking veel te veel vlees eet. Het is dus goed dat het bewustzijn groeit en dat er steeds vaker wordt gezegd dat we minder, maar beter vlees moeten eten. Er zit volgens mij meer toekomst in plantaardige dan in dierlijke voeding. Een hele ommezwaai toch, voor een melkboer?’
Dit is het Jaaroverzicht van Knack 2021
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier