Kim De Witte (PVDA)
De liberale uitgangspunten van de Commissie Pensioenhervorming
De Commissie Pensioenhervorming geeft aan het maatschappelijk debat over de betaalbaarheid en de inrichting van onze pensioenen te willen stimuleren. Dat kunnen we alleen maar toejuichen. Maar dat debat moet wel correct gevoerd worden, zegt Kim De Witte.
Deze week verscheen het rapport van de Commissie Pensioenhervorming, de groep van wijzen die werd aangesteld door de ministers Alexander De Croo (Open VLD) en Sabine Laruelle (MR). Het rapport bevat vele cijfers, enkele nieuwe analyses en duidelijke voorstellen en ideeën. Zo pleit de Commissie uitdrukkelijk voor het behoud van de wettelijke pensioenen. Anderzijds pleit de Commissie voor langer werken, verschuiving van risico’s naar ouderen en verlaagde pensioenopbouw tijdens bepaalde periodes van inactiviteit.
De aanbevelingen van de Commissie zijn niet alleen gebaseerd op cijfers en analyses, maar ook op normatieve keuzes. Die keuzes vloeien voort uit de uitgangspunten, waarden of beoordelingscriteria waar de Commissie van vertrekt. De Commissie is zo eerlijk geweest om deze uitgangspunten expliciet te maken. Het gaat over “individuele verantwoordelijkheid”, “solidariteit” en “intergenerationeel evenwicht”. De Commissie plaats individuele verantwoordelijkheid tegenover solidariteit en poneert intergenerationeel evenwicht als principe op zich. Hieronder enkele bedenkingen daarbij.
Individuele verantwoordelijkheid versus solidariteit
Met betrekking tot de individuele verantwoordelijkheid stelt de Commissie dat mensen keuzes maken rond de intensiteit van hun arbeidsinzet. De Commissie vindt dat mensen individueel verantwoordelijk zijn voor die keuzes en dat het dus niet meer dan normaal is dat die keuzes gevolgen hebben voor de hoogte van het pensioen.
Met betrekking tot de solidariteit stelt de Commissie dat mensen gecompenseerd moeten worden voor persoonlijke kenmerken of gebeurtenissen waarop ze zelf geen controle hebben. Het gaat dan over compensaties of correcties voor ongelijkheden die niet te rechtvaardigen zijn op basis van verschillen in arbeidsinzet.
Vertrekkende van deze uitgangspunten is er volgens de Commissie een sterkere band vereist tussen de effectieve arbeidsprestaties en de hoogte van het pensioen. Een “sterkere band” wil niet zeggen dat het gedaan moet zijn met alle gelijkgestelde periodes, aldus de Commissie, maar wel dat er een groter onderscheid moet zijn tussen “mensen die hun loopbaan verlengen door effectieve arbeidsprestaties en mensen die hun loopbaan verlengen via gelijkgestelde periodes”. Een “sterkere band” wil volgens de Commissie ook zeggen dat het bespreekbaar moet zijn om tijdens periodes van onvrijwillige werkloosheid de opbouw van het pensioen nog verder te beperken (de regering Di Rupo beperkte ze reeds bij werkloosheid na drie jaar en bij brugpensioen vóór 60 jaar).
In de wisselwerking tussen de individuele en de collectieve verantwoordelijk legt de Commissie dus duidelijk de nadruk op de individuele verantwoordelijkheid. Zij stelt nieuwe hervormingen voor die de pensioenopbouw minder waarderen in geval van onvrijwillige werkloosheid (aan het einde van de loopbaan, maar ook voordien, indien de samenleving dat gepast acht). Dat is een politieke keuze, die aansluit bij een liberale visie op de werkelijkheid.
Een sociale visie legt de nadruk op de collectieve verantwoordelijkheid en de grondrechten van werk en sociale zekerheid. Het recht op werk, verankerd in onze Grondwet en tal van internationale verdragen, wordt nu niet gerespecteerd. Volgens de laatste statistieken van de RVA telt België 624.740 werklozen. Een meerderheid van die mensen wil natuurlijk werken. Steeds meer van hen kunnen hun huis niet afbetalen. Het water staat hen aan de lippen. Deze mensen zijn op zoek naar werk, de wanhoop nabij. Maar er is veel te weinig werk. Voor oudere werknemers is de situatie vaak uitzichtloos (immense discriminaties op vlak van leeftijd op de arbeidsmarkt). Wanneer we de cijfers van de RVA en de VDAB, FOREM en Actiris naast elkaar leggen, dan is er in België één job per zeventien werkzoekenden (in Vlaanderen één job per tien werkzoekenden).
Het recht op werk wordt dus niet gerespecteerd. Dat is in de eerste plaats een collectieve verantwoordelijkheid, een tekortkoming van ons systeem. Wie niet werkt wordt gesanctioneerd op vlak van inkomen, sociale status, contacten, kansen op ontplooiing en vooruitgang, …. De Commissie Pensioenhervorming stelt voor om naast die sancties nog bijkomende sancties in te voeren (of bespreekbaar te maken) op vlak van sociale bescherming. Dat lijkt mij een brug te ver, in strijd met het grondrecht op pensioen en sociale zekerheid.
Intergenerationeel versus intragenerationeel evenwicht
De Commissie focust sterk op het intergenerationeel evenwicht. Een terechte bekommernis. Maar wel eenzijdig als er met geen woord gerept wordt over het intragenerationeel evenwicht. Dat laatste evenwicht is ook in volle beweging.
De inkomens uit arbeid (rechtstreekse en onrechtstreekse inkomens) vertegenwoordigen een steeds kleiner deel van de geproduceerde welvaart. De daling komt overeen met een stijging van de inkomens uit kapitaal (dividenden, tantièmes, meerwaarden op aandelen, …). De overgrote meerderheid van de inkomens uit kapitaal bevinden zich in handen van een kleine groep.
Het gaat hier over een belangrijk fenomeen, wat de betaalbaarheid van onze pensioenen sterk beïnvloedt (pensioenen zijn onrechtstreekse inkomsten uit arbeid). Volgens vele studies terzake gaat er nu ongeveer 5% van ons BBP méér naar inkomen uit kapitaal dan dertig jaar geleden (zie Savage, 2009; Van Rompuy, 2010; UNCTAD, 2011; Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, 2013). Dat is een immens bedrag (bijna 20 miljard euro per jaar, vertrekkende van het huidige Belgische BBP).
Volgens de Studiecommissie voor de Vergrijzing zou de extra kost van de vergrijzing tegen 2060 ook ongeveer 5% bedragen van ons BBP (5,4% om exact te zijn). De vraag naar de verdeling van de welvaart binnen de generaties is dus een cruciale vraag. Het pensioendebat beperken tot het intergenerationele evenwicht, zonder een discussie over het intragenerationele evenwicht, is eenzijdig. Als de verdeling van onze welvaart verder evolueert zoals de afgelopen dertig jaar, dan zal ook werken tot ons 67 de betaalbaarheid van onze pensioenen niet redden.
Maatschappelijk debat over de pensioenen
De Commissie geeft aan het maatschappelijk debat over de betaalbaarheid en de inrichting van onze pensioenen te willen stimuleren. Dat kunnen we alleen maar toejuichen. Maar dat debat moet wel correct gevoerd worden. Niet alleen de concrete maatregelen waarop langer werken voor minder pensioen kan worden doorgevoerd. Ook de uitgangspunten en beoordelingscriteria van een goed pensioensysteem dienen aan bod te komen (intergenerationale versus intragenerationele rechtvaardigheid en individuele versus collectieve verantwoordelijkheid).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier