De klas van 2019: zeven beloftevolle nieuwkomers in de Wetstraat

© Knack
Walter Pauli

Sinds corona is het niet alleen in de theaters maar ook in onze parlementen stiller dan ooit. Toch slaagde een aantal nieuwkomers erin om zich te laten gelden. Knack stelt ze aan u voor: zeven parlementaire rookies van wie u ook na de pandemie nog zult horen.

Te benijden zijn ze niet, de verkozenen die na 26 mei 2019 voor het eerst in een parlement zitting kregen. Door de coronapandemie kende deze ‘klas van 2019’ een allesbehalve normale start. Al bijna twee jaar komen het Vlaams Parlement en de Kamer van Volksvertegenwoordigers niet meer in plenaire zitting samen. Debatten die wel nog in het halfrond plaatsvinden, worden gevoerd door de fractievoorzitters en een select groepje partijgenoten. In gewone omstandigheden worden de parlementaire nieuwelingen – ‘backbenchers’ – tijdens hun eerste zittingsperiode naar de achterste banken verwezen. Nu mogen ze de meeste debatten thuis volgen.

Toch wisten sommige rookies zich in de kijker te werken. Bij de partijen die de verkiezingen verloren of niet gewonnen hebben (N-VA, CD&V, Open VLD en ook Groen), zijn er relatief weinig nieuwe namen. Met één uitzondering: de verplichte vernieuwing die voormalig voorzitter John Crombez zijn partij oplegde, zorgde bij Vooruit voor een overvloed aan keuze qua jeugdig talent. Dat geldt natuurlijk ook voor de winnaars van 2019, het Vlaams Belang en de PVDA – die laatste partij vaardigt voor het eerst Vlaamse verkozenen af.

Opvallend ook is dat vier van de zeven politici die Knack selecteerde, lid zijn van de PFOS-commissie. Ook dat is geen toeval: partijen wijzen voor belangrijke klussen graag hun beste en meest ambitieuze mensen aan. Al in de befaamde commissie-Dutroux (1996-1998) was dat zo. Toen leerde het grote publiek wat juristen als Geert Bourgeois (N-VA), Tony Van Parys (CD&V) en Renaat Landuyt (ex-Vooruit) in hun mars hadden, en leek commissievoorzitter Marc Verwilghen (Open VLD) zelfs even uit het graniet van de grote staatsmannen gekapt.

Het nieuwe aanstormende talent moet zich nog bewijzen. De hamvraag is: wie van hen zal ook na corona besmet blijven door het politieke virus?

Mieke Schauvliege (Groen)

° 1972

Vlaams Parlement

Behaalde 13.109 voorkeurstemmen als de tweede kandidaat van de Oost-Vlaamse Groen-lijst

Vanaf mijn eerste dag wist ik dat ik in het parlement op mijn plaats zit. Ik heb me van jongs af aan geëngageerd, vooral in de groene beweging, en zo heb ik een breed netwerk uitgebouwd. Als ik een dossier in handen krijg, ga ik eerst bij mijn contacten te rade om te weten waar het om draait. Daardoor kan ik de juiste vragen stellen en de zweep erop leggen. Mijn eerste opmerking in de commissie Leefmilieu ging over de wolf Naya. Ik wist dat het aantal natuur- inspecteurs al jaren wordt afgebouwd en stelde daarover scherpe vragen aan minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA). Ik heb haar toen laten beloven dat ze dat aantal zou optrekken.

Mieke Schauvliege (Groen)
Mieke Schauvliege (Groen)© Belga

‘Natuurlijk heb ik ook leergeld betaald. Tijdens de eerste, nachtelijke budgetbesprekingen snoerde Demir mij de mond: “In plaats van boompjes op te zetten, zou u beter boompjes gaan planten.” Belga vroeg via sms om een reactie en dus haastte ik me naar het journalistenhoekje om daar van mijntetter te maken over de minister… tot ik begreep dat “de journalist” met wie ik sprak haar woordvoerder was. (lacht) Je moet tegen een stoot kunnen. Na mijn voorstel om de jacht op de patrijs te verbieden, ben ik bijzonder hard aangepakt op Twitter: “stom wijf”, “dwaze kut”, “vanaf nu ben jij aangeschoten wild”, en erger. Ik heb de Hubertus Vereniging (die de belangen van de jagers behartigt, nvdr) toen gevraagd om haar leden tot beleefdheid aan te manen.

‘Als lid van de PFOS-commissie wil ik verder gaan op dat elan. We móéten politieke verantwoordelijken aanwijzen: documenten leren ons dat de Vlaamse vicepremiers én de burgemeester van Antwerpen al in 2017 op de hoogte waren van de luchtvervuiling en de impact op de volksgezondheid, ook in Zwijndrecht. Tegelijk is het nog belangrijker om de systeemfouten uit het Vlaamse milieubeleid te halen, zoals de “eeuwigdurende vergunningen” voor bedrijven. Het gaat au fond niet over PFOS alleen, maar over de lakse Vlaamse omgang met onze (vervuilende) industrie. Dat moeten we stoppen.’

Hannes Anaf (Vooruit)

° 1985

Vlaams Parlement

Behaalde 6488 voorkeurstemmen als de tweede kandidaat van de Antwerpse SP.A-lijst

Als gemeenteraadslid en schepen in Turnhout leerde ik dat je op lokaal niveau wel een steentje kunt verleggen in de rivier, maar niet de rivier zelf kunt omleggen. Wil je belangrijke armoededossiers concreet aanpakken, moet je in het parlement zitten. Daarom heb ik mij ook altijd gespiegeld aan dossiervreters als Dirk Vandermaelen, Bart Van Malderen of Jan Bertels. Dat zijn geen “sexy” namen, maar ik herken mij meer in hen dan in politici als Steve Stevaert of Guy Verhofstadt, mannen van de grote verhalen.

De klas van 2019: zeven beloftevolle nieuwkomers in de Wetstraat
© Belga

‘Het frustreert me dat Vooruit niet in de meerderheid zit. We willen écht iets doen voor de personen met een handicap, maar we botsen op een muur. Het zal wel aan mijn Kempense aard liggen, maar in mijn eerste jaar was ik wat teveel onder de indruk om het op te nemen tegen ministers en hun kabinetten: je kunt maar beter zorgen dat je met de juiste cijfers en de correcte interpretatie naar het publiek stapt. Door mijn degelijke voorbereiding zijn ze me wel ernstig beginnen te nemen.

‘Als het nodig is, kom ik best scherp uit de hoek. Toch probeer ik ook dan constructief te blijven, aan te dringen op oplossingen. Politici zouden meer moeten durven tonen aan de kiezers dat ze ondanks meningsverschillen achter de schermen blijven samenwerken en op menselijk vlak vaak goed overeenkomen: de politiek functioneert niet zonder samenwerking. Ik kreeg als beginnend parlementslid al verschillende aanbiedingen om paginagroot in de pers te komen, op voorwaarde dat ik het ontslag zou eisen van minister van Welzijn Wouter Beke (CD&V). Dat heb ik altijd geweigerd, ook al waren dat mooie kansen om naam te maken.

‘Wat voor mij telt, is het resultaat. Vandaar, denk ik, dat ik over de grenzen van meerderheid en oppositie heen ben gevraagd om voorzitter van de PFOS-commissie te worden. Ik hoop ook dat die commissie in haar eind- rapport vooral concrete aanbevelingen zal doen om de Vlaamse regelgeving qua milieu en gezondheid structureel te verbeteren. Dat is belangrijker dan het aanwijzen van politieke schuldigen. Om de zaken te kunnen veranderen, hoop ik dat Vooruit in 2024 weer deel kan uitmaken van de Vlaamse regering.’

Stijn De Roo (CD&V)

° 1988

Vlaams Parlement

Behaalde 6992 voorkeurstemmen als eerste opvolger op de Oost-Vlaamse CD&V-lijst

Ik heb mijn eed afgelegd met mijn mondmasker op, in oktober 2020, als opvolger van Vincent Van Peteghem. Het klinkt surrealistisch, maar door corona heb ik nog niet één plenair debat meegemaakt waarbij alle Vlaams Parlementsleden aanwezig zijn. Het heeft zelfs tot deze zomer geduurd voor ik mijn eerste parlementaire vraag live voor het spreekgestoelte kon stellen. Ik probeer het gebrek aan fysieke sociale contacten te compenseren via sociale media. Als Twitter-discussies bits worden, durf ik mijn gsm-nummer te vermelden. Als je dan een telefoontje krijgt, neemt het gesprek een andere wending: dat het niet zo scherp bedoeld is, maar dat men de aandacht vraagt voor dit of dat probleem. Zo kan ik toch mijn politieke werk doen.

De klas van 2019: zeven beloftevolle nieuwkomers in de Wetstraat
© belga

‘Als opvolger moest ik de dossiers van Vincent over- nemen, financiën dus. Vervolgens bleek in de begrotingsbespreking dat “financiën” vooral een zaak is van de fractieleiders. Ik heb moeten knokken voor mijn plaats. Ik herinner me dat ik een actuele vraag had ingediend over een of andere kwestie die me interesseerde. De dag daarna kreeg ik telefoon van een partijgenoot: “Dag Stijn, dat is eigenlijk een vraag over mijn thema. Het lijkt aangewezen dat je jouw vraag intrekt.”

‘Dus de dag dat ik werd aangewezen als lid van de PFOS-commissie betekende voor mij mijn echte start. Ik moet nu contacten leggen met andere partijen, luisteren naar getuigen en het politieke standpunt mee bepalen. Oudere CD&V’ers mijmeren weleens over onze grote staatsmannen van weleer, Jean-Luc Dehaene of Mark Eyskens. Maar zij deden aan politiek in een totaal andere context. De maatschappij is veranderd, net als de snelheid van de media en dus ook de manier van aan politiek doen. Dat geldt ook voor de CD&V. Wat blijft, is dat het de kiezer is die uitmaakt of hij ons werk waardeert. Ik zal als parlementslid geslaagd zijn als ik in 2024 voldoende stemmen behaal.’

Jos D’Haese (PVDA)

° 1992

Vlaams Parlement

Behaalde 19.312 voorkeurstemmen als lijsttrekker van de Antwerpse PVDA-lijst

Dat gade gij nie bepalen!” en dan die bestraffende vinger erbij: al tijdens het debat over de Septemberverklaring zorgde minister-president Jan Jambon (N-VA) voor mijn naamsbekendheid. Dat begin was best spannend. De vier PVDA- verkozenen in het Vlaams Parlement hadden nul ervaring. We moesten het doen met wat onze partijgenoten Raoul Hedebouw en Marco Van Hees de vijf jaar daarvoor in de Kamer hadden meegemaakt.

De klas van 2019: zeven beloftevolle nieuwkomers in de Wetstraat
© belga

‘Soms heeft onze onervarenheid ons parten gespeeld. Toen de onderzoekscommissie naar PFOS werd opgericht, leek het mij in al mijn naïviteit vanzelfsprekend dat ook de PVDA daarin vertegenwoordigd zou zijn. Plots bleek dat ze met die PFOS-commissie wilden vertrekken zonder ons. We hebben dan in allerijl een mailcampagne opgezet. De pers kreeg er lucht van en onder druk van de publieke opinie konden de andere fracties niet anders dan ook een PVDA’er toe te laten in die onderzoekscommissie.

‘Het Vlaams Parlement stond bekend als een vergadering van grijze boekhouders, een saai afkooksel van de Kamer. Ik weet dat het niet bescheiden overkomt, maar we horen van vriend en vijand dat onze aanwezigheid de debatten extra pit heeft gegeven. We ervaren ook veel goodwill voor ons parlementaire werk. Zelfs op sociale media krijg ik vooral positieve feedback. Ik ben natuurlijk geen vrouw en ik ben ook niet gekleurd, dat bespaart me veel ongemak. Maar in covidtijden zijn sociale media voor ons een welkome zuurstoftoevoer. De PVDA doet aan politiek mét de mensen, maar dat directe contact is nu veel moeilijker te leggen dan voor corona.

‘We kunnen in het Vlaams Parlement ons ding wel doen, vind ik. In het begin kon ik mijn mond niet opendoen of het was “communist!” van hier en van daar. Vandaag is het kot soms nog altijd te klein, bijvoorbeeld als wij vragen om gratis sneltests. Maar over het algemeen voel ik toch wel respect voor het werk van onze fractie.’

Frieda Gijbels (N-VA)

° 1975

Kamer van Volksvertegenwoordigers

Behaalde 14.722 voorkeurstemmen als derde kandidaat van de Limburgse N-VA-lijst

Ik ben het type dat aan de kar trekt. Als tandarts ben ik voorzitter geweest van de Beroepscommissie van de Belgische vereniging voor parodontologen. Daar leerde ik dat er veel moet veranderen in de gezondheidszorg. Dus moest ik maar zelf de politiek in. Zo zijn wij thuis opgevoed: niet zagen en klagen, maar zelf doen. Ik kom niet uit een politieke familie. Mijn vader heeft wel betoogd voor “Leuven-Vlaams”. Geert Bourgeois heeft mij voor de N-VA doen kiezen.

De klas van 2019: zeven beloftevolle nieuwkomers in de Wetstraat
© BelgaImage

‘In de Kamer kreeg ik de dossiers rond gezondheidszorg toevertrouwd. Sinds de uitbraak van het coronavirus heb ik aan werk geen gebrek. Al twee jaar stel ik in het parlement vragen waarvan achteraf is gebleken hoe pertinent die waren. Zo merkte ik al in januari 2020 dat er in de VS een stormloop was op mondmaskers. Ik vroeg dus aan minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) of onze voorraden volstonden. Ik kreeg geen antwoord. Achteraf wisten we natuurlijk waarom. Ik heb ook al vroeg vragen gesteld over de adviescommissies en de plaats van de experts, en wie welke verantwoordelijkheid draagt.

‘Er waren ook tegenvallers. Ik zat in de covidcommissie en heb daar hard gewerkt. Het was dus een grote teleurstelling toen de meerderheid ineens met eigen aanbevelingen kwam, zonder de oppositie daarbij te betrekken. Het enige bindmiddel van de regering lijkt soms het buitenspel zetten van de oppositie. Zeker in de strijd tegen covid zou men de politieke spelletjes beter achterwege laten. Daarin heeft ook minister Frank Vandenbroucke (Vooruit) me teleurgesteld: uiteindelijk is hij toch meer politicus dan de academicus of technocraat waarvoor hij zich graag uitgeeft.

‘Het frustreert me dat de regering daardoor zo weinig perspectief geeft aan de bevolking. Ook de antivaxers zijn mensen die ongerust zijn en angsten hebben. We moeten dus naar hen luisteren, maar tegelijk mogen we niet meegaan in hun verhaal. Op die spijker hamer ik ook op interne N-VA-vergaderingen: hou de juiste lijn aan, en dat is die van de wetenschap.’

Roosmarijn Beckers (Vlaams Belang)

° 1986

Vlaams Parlement

Behaalde 11.639 voorkeurstemmen op de tweede plaats van Limburgse VB-lijst

Eigenlijk had ik in 2007 al afscheid genomen van de politiek: mijn moeder, Marleen Govaerts, had geen goede ervaring overgehouden aan haar jaren als Kamerlid. Nochtans was ik al als tiener actief bij de Vlaams Belang-Jongeren, samen met mijn grote voorbeeld Barbara Pas. Vervolgens werd ik een jonge moeder van drie meisjes. De politieke microbe liet me evenwel niet los: aan de schoolpoort vernam ik hoe directies worstelden met het M-decreet, of met de onderfinanciering van het kleuteronderwijs. Vandaar dat ik vandaag lid ben van de commissie Onderwijs.

De klas van 2019: zeven beloftevolle nieuwkomers in de Wetstraat
© belga

‘Daar kwam nog de covidcommissie bij. Dat werd een afknapper. De bedoeling, dacht ik, was om over de grenzen van oppositie en meerderheid heen te kijken hoe we een volgende pandemie zouden moeten aanpakken. Daarvoor werkte ik keihard en diende tachtig voorstellen in. Om halfeen ’s nachts kreeg ik een mail van de commissievoorzitter met alleen de resolutie van de meerderheid, aangevuld met Vooruit en Groen. Met de opmerkingen van het Vlaams Belang en de PVDA werd geen rekening gehouden. Ik voelde me echt gepakt.

‘Die anti-VB-sfeer blijft kwetsend. Mijn vader was mijn grootste supporter. Hij overtuigde me om mee te doen aan de verkiezingen “voor het Vlaamse onderwijs, maar ook voor onze partij”. Kort daarna is hij gestorven, onverwachts. Op vrt.news verschenen onder zijn overlijdensbericht opmerkingen als “Goed dat die zwartzak dood is”. Ik lees geen commentaren meer.

‘Terwijl het Vlaams Belang echt wel een inhoudelijke inbreng heeft. Dat bleek al uit ons eerste parlementaire debat, over het voorstel van onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) om taaltests voor kleuters in te voeren. Dat was eigenlijk óns idee, een vingerafdruk van de formatie- gesprekken van Tom Van Grieken met Bart De Wever. In 2024 zal ik pas tevreden zijn als ik merk dat ik heb meegewerkt aan een breed besef dat het Vlaams Belang méér is dan een eenthemapartij. En dat onze partij klaar staat om mee te regeren.’

Jasper Pillen (Open VLD)

° 1984

Kamer van Volksvertegenwoordigers

Behaalde 6472 voorkeurstemmen als eerste opvolger op de West-Vlaamse Open VLD-lijst

Ik ben meer dan een jaar na mijn collega’s in de Kamer beland, als opvolger van Vincent Van Quickenborne toen die minister van Justitie werd. Gelukkig mocht ik van een collega bij Open VLD ‘defensie’ overnemen. Dat was een godsgeschenk. Op mijn jongenskamer hingen geen posters van voetballers, maar van F-16’s en Sea Kings. Ik weet wel dat er in de Wetstraat relatief weinig interesse is voor Defensie. Tot er ergens een crisis losbreekt, zoals met de overstromingen in Wallonië of de covid-vaccinatiecentra. Dan roept het hele land, politici inbegrepen: ” Send in the army!” Ik voelde me als een vis in het water in de commissie Defensie. Daarin zitten vier voormalige regeringsleden: André Flahaut (PS), Theo Francken (N-VA), Daniel Ducarme (MR) en Hendrik Bogaert (CD&V). We hebben er uren op het scherp van de snee gedebatteerd over de beleidsnota van minister Ludivine Dedonder (PS). Er werd ook naar mij geluisterd, ook al ben ik ‘maar’ een opvolger. Ik had blijkbaar mijn inbreng.

De klas van 2019: zeven beloftevolle nieuwkomers in de Wetstraat
© belga

‘Als Kamerlid moet je niet te veel koudwatervrees hebben. Veel collega’s gruwen van sociale media. Ik zie er vooral de meerwaarde van in. Behalve TikTok gebruik ik ze allemaal. Dankzij die sociale media ben ik uitermate bereikbaar, en omgekeerd kan ik op Twitter elk account volgen van elke defensie waar ook ter wereld. Virtuele discussies schrikken me ook niet af, al kreeg ik ook mijn portie bagger over me heen nadat ik had gezegd dat ik geen probleem heb met een hoofddoek achter het loket. Ik heb mijn vrouw moeten beloven om me op Twitter te onthouden van polariserende ruzies. Dat is me meestal gelukt.

‘Blijkbaar waardeert mijn partij mijn inbreng, want veertien dagen na mijn eedaflegging mocht ik al het woord voeren in het plenaire Kamerdebat over economische steunmaatregelen in het kader van corona. Ik werd vanaf mijn eerste maand als Kamerlid voor de leeuwen gegooid. Ik heb het mij nog altijd niet beklaagd.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content