Line De Witte (PVDA)
‘De jacht op de eeuwige student is misschien kostenefficiënt, maar ook enorm asociaal’
‘Als de universiteiten echt begaan zijn met de slaagkansen van de studenten, dan zouden ze pleiten voor extra middelen en niet meestappen in de besparingslogica van de regering’, schrijft Line De Witte van Comac.
“Crevits opent jacht op eeuwige student” kopte De Morgen deze week. Een zoveelste antwoord op de lage slaagpercentages van studenten. Minder dan 50 procent van de eerstejaarsstudenten slaagt in eerste- of tweede zit en amper 30 procent haalt zijn of haar bachelordiploma binnen de drie jaar. De oorzaak van deze problemen wordt steevast bij de studenten gelegd die een verkeerde studiekeuze zouden hebben gemaakt, of niet voldoende hun best doen.
En dat terwijl de overheid tegelijkertijd enorm bespaart op onderwijs. Als universiteiten en regering echt bezorgd waren over de slaagkansen van studenten, zouden ze (pleiten voor) investeringen in onderwijs om die kansen op te krikken. In plaats daarvan kiezen ze voor selectie, en elitarisering. Ze zetten zo de ideologische aanval in tegen het recht op studeren.
Alle universiteiten stellen bezorgd te zijn over de lage slaagpercentages van de studenten en nemen verschillende maatregelen die volgens hen bedoeld zijn om die op te krikken. Aan de KU Leuven moeten eerstejaars vanaf nu slagen voor minstens 30 procent van de opgenomen studiepunten. Als zij dat niet doen, mogen ze zich het jaar erna niet opnieuw voor dezelfde opleiding inschrijven.
Verplichte toelatingsproeven
De UGent volgt een maand later met een variant op het Leuvense plan: studenten die aan het einde van hun tweede bachelorjaar minder dan 75 procent van de studiepunten van het eerste jaar hebben behaald, moeten hun opleiding stopzetten.
En ook de VUB stelt niet te kunnen achterblijven. Zij scharen zich achter de Gentse variant van de studievoortgangbewaking. Ook vanuit de overheid komen maatregelen. Minister Hilde Crevits stelt voor een verplichte, zij het niet-bindende toelatingsproef in te stellen en komt nu aanzetten met het plan universiteiten inzage te geven in het studiesucces van alle studenten. Zo kan een student verboden worden zich op een andere universiteit in te schrijven, als zijn of haar cijfers onvoldoende waren op een voorgaande studieplek.
‘Verkeerd georiënteerd’
De regering en de universiteiten stellen hiermee de oplossing te hebben gevonden voor de lage studieresultaten van menig student. Als oorzaak wordt immers steevast aangehaald dat studenten ‘verkeerd georiënteerd’ zijn. “Studenten worden zo gedwongen om zich vroeger te heroriënteren naar een studie die wel bij hen past, of worden afgeraden om te gaan studeren als dat niets voor hen is”, aldus de voorstanders van deze maatregelen.
Maar wat als het fundament van het probleem nu eens elders lag? We wéten dat er elk jaar minder geld gaat naar onderwijs in verhouding tot het aantal studenten. Er is nu 1.400 euro minder per student dan in 2008. De huidige regering plant daar bovenop nog eens 400 miljoen euro besparingen in het hoger onderwijs. Dat uit zich nu al in een volledig scheefgetrokken verhouding onderwijzend personeel/aantal studenten, slechtere infrastructuur en te kleine aula’s, dalende ondersteuning en omkadering en steeds duurdere studentenvoorzieningen. Denk maar aan de prijzen van de studentenrestaurants en het gemiddeld (gesubsidieerd) kot.
Meer omkadering
Studies wijzen- niet verbazingwekkend – uit dat studenten die meer ondersteuning genieten, ook hogere slaagkansen hebben. Verder blijkt uit onderzoek dat studenten die tijdens hun studieloopbaan moeten werken, beduidend minder kans hebben om (op tijd) af te studeren. Het aantal werkstudenten schiet met de besparingen de lucht in, en daarmee ook de lage slaagkansen van menig student. In de eerste plaats dienen universiteiten en regering dus te kijken naar meer omkadering en goedkopere voorzieningen als de slaagcijfers van studenten écht willen opkrikken.
De extra besparingen van de huidige Vlaamse regering en de verhoging van het inschrijvingsgeld tot 890 euro, zullen deze problemen echter enkel doen toenemen. Die uiten zich onder andere in de zogenaamde rationalisering, het verminderen van het aantal proffen en assistenten, richtingen en vakken. Het is dan ook in die optiek dat we de plannen met betrekking tot studievoortgang van de verschillende universiteiten moeten interpreteren.
De voorgestelde maatregelen zullen enkel een effect hebben op het slaagpercentages van de hele groep studenten, niet op de slaagkansen binnen die groep. Er zullen niet méér mensen afstuderen als er niet wordt geïnvesteerd in omkadering. Maar door de selectiemaatregelen zal de regering erin slagen enkel die studenten toe te laten, die ook een hoge slaagkans hebben.
Enkel investeren in de beste studenten
Dat heeft niets te maken met het helpen van studenten, met het oriënteren van studenten die helemaal de weg kwijt zijn. Het heeft alles te maken met selectie. Dat verklaart ook de grote opkomst van het idee van verplichte – al dan niet bindende – toelatingsproeven. Die kunnen aanwijzen welke studenten uit zichzelf, nog voor de opleiding is gestart, de capaciteiten hebben om die met glans te beëindigen.
De regering maakt duidelijke keuzes. Keuzes om te besparen op onderwijs. De beperkte hoeveelheid middelen die overblijven, mogen enkel worden geïnvesteerd in de allerbeste studenten, die geen hulp en omkadering nodig hebben. Studenten die afstuderen zonder dat er moeite voor moet worden gedaan.
Dat is lekker kostenefficiënt, maar wel enorm asociaal. Als universiteiten echt begaan waren met de slaagkansen van studenten, met de toekomst van duizenden jongeren, dan zouden ze pleiten voor meer middelen en niet meestappen in de besparingslogica van de regering.
Het verhaal wordt nog schrijnender als we nagaan welke selectie er wordt doorgevoerd. Het zijn immers de studenten die het thuis moeilijker hebben, die zullen moeten werken om hun studies te bekostigen, en niet de middelen hebben voor private ondersteuning. Het zijn ook deze studenten, die door een negatief advies op een ‘niet-bindende’ toelatingsproef, extra zullen worden afgeschrikt om aan een hogere opleiding te beginnen. Met capaciteiten van studenten heeft dat niets te maken, het gaat over sociale afkomst.
Het hoger onderwijs wordt een elite-instelling waar de ongelijkheid wordt vergroot in plaats van ingeperkt
De ongelijkheid die in het secundair onderwijs al groot was, wordt op dit moment een onoverkomelijke kloof. En zo wordt ons hoger onderwijs een elite-instelling, een plek waar de al schrijnende ongelijkheid nog wordt vergroot in plaats van ingeperkt.
Sommige universiteiten zijn zeer open in hun ambitie tot selectie. Zo stelde Rik Torfs, rector van de KU Leuven dat “de democratisering van het onderwijs gebaseerd is op ideologie en niet op ratio”. Wat hij daar eigenlijk mee pretendeert, is dat hij zich wel door ratio laat leiden, en dat de ratio ingeeft dat democratisering van het onderwijs niét de weg is die we dienen op te gaan. Zo stelde hij in 2012 verbaasd te zijn over bestuurders die blij zijn met een 40.000ste student. Hij vindt het een logische keuze van het onderwijs om niet te investeren in slaagkansen, maar wel te selecteren van wie het al kan. Torfs pleit voor een elitair onderwijs, en dat is een ideologische keuze, met ratio heeft dat niets te maken.
Wij maken andere ideologische keuzes. Keuzes om te investeren in onderwijs en in onze toekomst. De keuze om die 40.000 nieuwe studenten wél met open armen te ontvangen en hen alle kansen te geven die ze verdienen. Onafhankelijk van hun sociale afkomst, onafhankelijk van de dikte van hun portemonnee. Want onderwijs kan ongelijkheden tegengaan, als er maar voor wordt gekozen. In plaats van jacht te maken op studenten, moet er in hen worden geïnvesteerd. Want onderwijs is een recht, geen voorrecht.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier