Jan Nolf
De Hoge Raad voor de Justitie van vandaag heeft houdbaarheidsdatum overschreden
De Hoge Raad voor de Justitie bedreigt de democratie, schrijft ere-vrederechter Jan Nolf. Hij pleit voor de hervorming van art. 151 van de Grondwet.
De HRJ bedreigt de democratie: hervorm art. 151 van de Grondwet.
Toen De Juristenkrant in de herfst van 2010 bij academici op zoek ging naar ‘het meest verwerpelijke wetsartikel’ (sic) van het Belgisch recht, belandde de redactie bij professor Paul Van Orshoven, toen decaan van de rechtsfaculteit van de KULeuven en specialist in grondwettelijk recht. In het interview dat u nog altijd op YouTube vindt, beschrijft Van Orshoven de instelling van de Hoge Raad voor de Justitie (art 151 van de Grondwet) zonder verpinken als ‘het meest verfoeilijke artikel, archi-lelijk, archi-lang en ook inhoudelijk een pervers artikel’.
Hij heeft het over het ‘vergrondwettelijkte wantrouwen, geschreven in de tijd van de Dutroux-affaire omdat men dacht op die manier de problemen van justitie op te lossen. Echter heeft men voornamelijk bevestigd dat iedereen, iedereen wantrouwde, want tot gevolg heeft dat het human resources management van justitie overgedragen is van een verantwoordelijke uitvoerende macht naar een – in democratisch opzicht – eigenlijk onverantwoordelijke Hoge Raad voor de Justitie, die voor niemand verantwoording moet afleggen’. Van Orshoven betreurt ‘dat de Grondwet voor dat soort dingen gebruikt wordt, terwijl men veel beter de problemen had opgelost zoals ze zich aandienen’. Het weerhield diezelfde professor Van Orshoven weliswaar niet om later lid te worden van diezelfde HRJ, maar na een jaartje hield hij het voor bekeken.
Deze week worden de voor herziening in aanmerking te komen grondwetsartikelen aangewezen. Een prima moment dus om de officiële Vierde Macht van België onder de loep te nemen – logischerwijze met de academische zegen van de voormelde grondwetspecialist.
Het is dringend. Dit sinds 2000 ‘vierde mandaat’ (2012 – 2016) van de HRJ, lijkt wel een rampenreeks, een mandatus horribilis.
Het witte vlaggenschip voor een objectieve, onpartijdige justitie liep zowat overal averij. Niet enkel aan stuurboord, zoals de Titanic, maar aan twee kanten: de HRJ wordt immers om de vier jaar voor de helft door magistraten onderling verkozen, en voor de andere helft door de Senaat, die niet-magistraten aanwijst.
Na een lauwe campagne met flauwe slogannetjes en aperte stemafspraken, slaagden de Vlaamse magistraten op 2 maart 2012 niet in een correct verkiezingsverloop. Wat in een Vlaams dorp van een goede duizend zielen evident tot een herstemming aanleiding zou geven, werd toegedekt. Op de parlementaire vraag van Jean Marie Dedecker antwoordde de minister van Justitie op 27 maart 2012 dat er geen wettelijke bepaling is die controle op de regelmatigheid van de verkiezingen van de HRJ toeliet. Dat is niet alles: de HRJ zelf vond dan weer dat geen enkele bepaling toeliet dat zij zichzelf kon controleren. Processen verbaal van stemverrichtingen inkijken kon volgens de HRJ evenmin, want de Wet Openbaarheid van bestuur acht de HRJ niet op zichzelf toepasselijk. Transparantie zei u ?
De senatoren die de niet-magistraten moesten aanwijzen deden dat met enthousiasme volgens de fameuze sleutel D’Hondt maar vergaten daarbij de minimumregels van het Gerechtelijk wetboek inzake de vertegenwoordiging van de universitair voorgedragenen. Voor de aanwijzing van Michèle Loquifer (echtgenote van Philippe Busquin, de ex-PS voorzitter, minister en Europees commissaris) werd het nog bonter gemaakt: die was bij het afsluiten van de kandidaturen zelfs nog geen ex-magistraat.
Dat belette de Algemene Vergadering van de HRJ niet aan wafelijzerpolitiek te doen met twee voorzitterschappen: aan Vlaamse kant ex-minister van Justitie Tony Vanparys (CD&V), en aan Waalse kant de onmisbare Loquifer. ‘Hallucinant’ vond – opnieuw – professor Van Orshoven die aanstelling, toen hij de deur van de HRJ zelf begin oktober jl. vervroegd achter zich dicht trok (zie zijn interview in De Tijd van 4 oktober). Let wel: ook Vlamingen stemden voor Loquifer, want voor die job moest 2/3 van de stemmen gehaald worden.
Wat al voor die verkiezing voorspeld werd, moest inderdaad gebeuren: Loquifer werd op 1 maart 2013 in verdenking gesteld voor schriftvervalsing tijdens haar voorzitterschap van de Nijvelse rechtbank. Meer dan 3 maand geleden besliste het parket-generaal van Brussel tot haar vervolging, maar een procesdatum blijft uit.
Ondertussen geniet Loquifer haar riante wedde (4 à 5.000 euro) thuiszittend. De HRJ heeft haar sinds mei 2013 enkel ‘geschorst’ – een procedure die nochtans wettelijk niet bestaat, want alleen een afzettingsmogelijkheid is voorzien. Op 12 februari kondigde de HRJ de ’tijdelijke vervanging’ van Loquifer bij de Senaat aan te kaarten, maar van die à la carte procedure werd niets meer gehoord. Transparantie, dacht u?
Het resultaat is dat de meest historische benoemingsreeks van de Belgische geschiedenis (de nieuwe korpschefs ingevolge de justitiehervorming) doorging zonder dat voor de buitenwereld het voorzitterschap van de Franstalige benoemingscommissie rechtszeker of zelfs maar duidelijk was (idem voor de gezamenlijke N-F benoemingscommissie voor de Brusselse benoemingen): riskant.
Ondertussen onderzocht de Hoge Raad zowat overal en alles in Justitie – behalve zichzelf. Integendeel steeg de arrogantie van de macht: ieder rapport, iedere audit werd vergezeld van open of subtiele vragen voor verdere machtsuitbreiding.
Haar recentste wapenfeit is de audit van de beleidsplannen van de korpschefs, zeg maar het papieren dossier op basis waarvan die topbenoemingen afgepunt worden.
Daaruit blijkt nu volgens de HRJ zelf dat de helft van die plannen de doelstelling ervan ‘verwarrend’ formuleert, slechts 4% aan risico-analyse doet en 0% melding maakt van het risico op fraude. Probleembeheersing is een onderwerp dat scoort in 8% van de beleidsplannen.
Kortom, de Hoge Raad buist zichzelf qua benoemingsbeleid, maar biedt meteen aan ‘de korpschefs bij te staan bij het invoeren van een intern beheersingssysteem en een meer efficiënt beheer van de rechtbank’.
Eigenlijk neemt ze daarmee minstens de rol van het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding over. Nota bene de Belgische magistratenschool waarvan ze huidige voorzitter als allerlaatste op vier voor een nieuw mandaat voordraagt, terwijl ze de voorzitter van de Raad van Beheer ervan – de Antwerpse rechtbankvoorzitter Mahieu – er in november in een geheim, maar gelekt ontwerp-rapport er stevig van langs gaf.
Dus weer twee benoemingen van destijds op enthousiaste voordracht van de HRJ zelf.
Het moet ondertussen duidelijk zijn dat de HRJ onder voorwendsel van zelf beter te kunnen benoemen, langzamerhand overal ingrijpt, tot in het functioneren van de rechtbanken zelf. Dit heeft niets te zien met een efficiënte justitie, maar met een machtsconcentratie die scheiding der machten, en dus de kern van de rechtstaat en de democratie ondermijnt.
De oplossing voor een betere justitie ligt net omgekeerd: er moet een betere benoemingsprocedure komen, die beter zal selecteren en aanmoedigend zal rekruteren en daardoor betere resultaten op het terrein zal boeken. De HRJ moest voor die logica garant staan, maar blijkt zelf het probleem te zijn geworden want noch politiek onafhankelijk, noch verantwoordelijk. Dit is niet meer van deze tijd.
Een gewone wetswijziging volstaat om de beleidsplannen van de korpschefs openbaar te maken. In de openbare dienstverlening van Justitie is het niet aanvaardbaar dat die plannen geheim blijven gefluisterd in het cenakel van de HRJ als een verplicht theoretisch nummertje voor de benoemingsprocedure.
Ook de hoorzittingen van de HRJ bij voordrachten van magistraten zouden openbaar moeten zijn: die publieke test zal kandidaten kritischer aanscherpen en het vertrouwen in justitie bevorderen. Tenminste als die ‘hearings’ zich niet beperken tot technocratische Newspeak maar blijk geven van authentieke zorg voor justitie op mensenmaat en interne democratie. Maar laat dat nu net kernwaarden zijn waar je de HRJ zelf zelden over hoort.
Een grondwetswijziging inzake art. 151 is echter noodzakelijk om te verhelpen aan de Januskop van de HRJ zelf.
Enerzijds objectief benoemen, en anderzijds steeds verder doorgedreven onderzoek voeren naar het functioneren van de benoemden, het is een spreidstand die steeds meer vragen oproept en verontrust.
De Hoge Raad zoals die nu bestaat heeft zijn houdbaarheidsdatum overschreden: de Wetgever beschikt deze week over een unieke kans om Justitie in de volgende legislatuur van een doorstart te voorzien.
Wetgever, voeg art. 151 van de Grondwet bij het ’to do’ lijstje. Niet binnen vier jaar, maar nu.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier