Vrije Tribune
‘De economische plannen van Macron zijn vooral een mislukt stel liberale recepten uit voorbije decennia’
‘Zullen de plannen van Emmanuel Macron de Franse werkloosheid kelderen? Er is weinig reden dat aan te nemen: er schort iets aan het medicijn’, schrijft Dieter Berckvens van denktank Minerva.
Emmanuel Macron drukt op het gaspedaal. Zijn hervorming van de code du travail wordt doorgevoerd via decreet: hij kreeg de toelating om zijn plannen zonder debat door het parlement te jagen. Macron, die beloofd heeft voor ‘jobs, jobs, jobs’ te zorgen, heeft er z’n populariteit voor veil. De pretlichtjes in de ogen van veel economische journalisten bij het horen van het woord “arbeidsmarkthervormingen” zijn duidelijk zichtbaar, maar zullen z’n plannen de Franse werkloosheid kelderen? Er is weinig reden dat aan te nemen: er schort iets aan het medicijn.
Macron en zijn En Marche – beweging braken enkele maanden geleden met een pro-Europees, optimistisch discours het Franse partijlandschap open. Een diverse doorsnede van politiek Vlaanderen begroette enthousiast zijn verkiezing – een teken van z’n gebricoleerde gedachtegoed. De loftuitingen waren niet van de lucht: Calvo & De Sutter plaatsten naast een ode aan dat discours nog enkele vraagtekens bij zijn sociaaleconomische profiel, terwijl Wouter Beke de superlatieven niet spaarde: “het beste wat ons en Europa kan overkomen!”. Gwendolyn Rutten, tenslotte, zag een triomferend liberalisme.
‘De economische plannen van Macron zijn vooral een mislukt stel liberale recepten uit voorbije decennia’
Kijken we enkele maanden later naar de ruwe economische plannen van Macron, lijkt Rutten de meeste redenen tot vieren te hebben. Zijn plannen om de tanende macht van de Franse vakbonden te breken lijken toch eerder weggeplukt uit de Burgermanifesten van Guy Verhofstadt. Macron’s economische plannen, verre van nieuwlichterij, zijn vooral een beproefd en mislukt stel liberale recepten uit de voorbije decennia (mét, inderdaad, enkele sociale en ecologische accenten), die veel gemeen hebben met de “Derde Weg” van Blair en Schröder, eind vorige eeuw. Zo zijn daar bijvoorbeeld weer het versoepelen van de ontslagbescherming, naast het laten primeren van loonafspraken op bedrijfsniveau. Komen de nieuwe jobs als manna uit de hemel als Macron’s ideeën worden gerealiseerd? Het commentariaat lijkt te weten dat Frankrijk lijdt onder een sclerotische, overgereguleerde arbeidsmarkt. Houdt deze lezing steek?
Van waar komen die nieuwe jobs?
Het is een nuttige vraagstelling. Verschillende lidstaten van de eurozone, zoals Griekenland en Spanje, kregen door de Troika een versoepeling van hun ontslagrecht en een afzwakking van het collectief loonoverleg in de maag gesplitst. Vreemd genoeg is de bewijsvoering, die zou staven dat zulke hervormingen tot meer tewerkstelling, groei en welstand leiden, bijzonder dunnetjes.
Een rist recente studies vinden geen ondubbelzinnige relatie tussen een versoepeling van het ontslagrecht en de tewerkstelling. Zelfs de orthodoxe Duitse Sachverständigenrat, de Raad der Wijzen die ginds de economische consensus belichaamt, stelde vast “dat er geen significant effect van de ontslagbescherming op de hoogte van de werkloosheid” te bemerken valt. Verder is de bescherming van werknemers met een vast contract in Duitsland, thuis van het geroemde Wirtschaftswunder, heel wat guller. Dat gaat niet op voor contractuele werknemers, maar de wetgeving wordt in de praktijk een stuk minder strikt toegepast dan in de buurlanden. Een versoepeling leidt tot meer vacatures, maar ook tot meer ontslagen. Het resultaat zal neutraal zijn, waarbij een stuk inkomensrisico van werkgevers naar werknemers wordt verschoven.
De balans is gelijkaardig voor Macron’s plannen voor het collectief loonoverleg. Uit de data valt allereerst niet af te leiden dat economieën met loonvorming op bedrijfsniveau competitiever zijn. Decentralisering en flexibilisering als passe-partout-oplossing was tot enkele jaren geleden het refrein van IMF- en OECD-experten, maar die tijd is duidelijk voorbij. Er zijn een rist competitieve landen met een lage werkloosheid, zoals bv. Oostenrijk en Finland, waar bedrijven weinig spelingsruimte hebben om van cao’s af te wijken. Omgekeerd hebben bedrijven tamelijk veel spelingsruimte buiten de cao’s in Frankrijk – en toch is de werkloosheid er een stuk hoger. Landen die een hoge loongroei kenden voor de crisis, zoals Griekenland, Italië en Spanje, kenden bovendien veeleer een gebrek aan samenwerking tussen de sociale partners. Het verschil lijkt hem vooral te zitten in de kwaliteit van de relaties tussen werkgevers en werknemers.
Cao’s als innovatiemotor
Daarnaast houdt decentralisering gevaren in de voor de productiviteitsgroei, de uiteindelijke graadmeter van vooruitgang. Ten eerste is die niet zo’n probleem in Frankrijk: het kende sinds de start van de Euro een sterkere productiviteitsgroei dan z’n Duitse buren en is per uur nog steeds absoluut productiever.
Daarnaast is het logisch dat collectief loonoverleg bevorderlijk is voor de productiviteit: ze garandeert dat alle ondernemingen binnen een branche in een zelfde regio aan identieke voorwaarden werken (“law of one price“). Dat zorgt ervoor dat bedrijven enkel met elkaar concurreren op die vlakken waar ze voor vooruitgang zorgen: het inzetten van hun mensen en kapitaal om nieuwe dingen te creëren en hun productieproces efficiënter te maken. Bedrijven met een hoge productiviteitsgroei domineren zo de markt, terwijl diegene met een lagere productiviteitsgroei op lange termijn niet overleven. Zo werkt het collectief loonoverleg als innovatiemotor: het moedigt aan om te concurreren op basis van innovatieve productiviteitsgroei, niet op basis van lage lonen. Aangezien zo de marktwerking verbeterd wordt door een nuttige vorm van concurrentie aan te stoken, zou je verwachten dat men aan liberale zijde dweept met het sociaal overleg. Het tegendeel is waar.
Zonder bindende collectieve loonafspraken kan men weliswaar mensen systematisch langer of voor minder geld laten werken als een bedrijf het slecht doet. Zo kunnen bedrijven op korte termijn het hoofd boven water houden. Op lange termijn werkt het echter remmend voor de economie: weinig efficiënte bedrijven kunnen zo permanent het hoofd boven water door doodleuk steeds aan lagere lonen te werken. Dat zorgt voor welvaartsverlies voor iedereen: werknemers leiden jarenlang loonverlies dat ze nooit meer zullen inhalen, terwijl het gebruikte kapitaal en hun talent al die tijd niet kunnen worden ingezet voor werk dat wél onze collectieve welvaart vooruithelpt.
Tezelfdertijd worden innovatieve bedrijven bestraft en hun expansie afgeremd. Het lijkt dus ook hier onduidelijk waar de jobcreatie vandaan zou moeten komen. Paradoxaal genoeg lijkt de redenering te zijn dat men enkel jobs kan redden of creëren door het beschermen van minder productieve ondernemingen. We dienen ons natuurlijk af te vragen hoe we omgaan met de gevolgen van de automatisering, maar innovatie afremmen is steeds een dood spoor gebleken. Voor het omzetten van productiviteitsstijgingen (het gevolg van automatisering) naar breed gedeelde welvaart is het trouwens vooral belangrijk dat deze worden doorgegeven in de loonstijgingen. Enkel zo volgen de nodige binnenlandse vraag en de investeringen, aldus Klaas Knot , president van de Nederlandsche Bank. Hij roept de vakbonden dan ook op om volop in te zetten op hogere lonen – een oproep die enkel kans maakt omdat er zoiets bestaat als collectief loonoverleg.
Het plaatje klopt niet – het klimaat wel
Tot slot wordt het directe vraageffect uit het oog verloren. De maatregel kan op korte termijn individuele bedrijven recht houden, maar is weinig zinvol als al die bedrijven bij elkaar worden opgeteld. Terwijl de Franse loonstijgingen nu vrij nauwgezet de productiviteit en het inflatiedoel van de ECB volgen, zullen de lonen, en daarmee de binnenlandse vraag, achterblijven. Aangezien Frankrijk niet teert op een reusachtige exportsector, zullen de negatieve impulsen domineren, zeker als we die optellen bij z’n plannen om 120.000 ambtenarenjobs te laten verdwijnen, het budgettair deficit weer binnen de Europese grenzen te brengen én de belastingen te verlagen. Het economische plaatje lijkt dus niet te kloppen. Net als Schröder in het midden van het vorige decennium, zou Macron’s geluk niettemin kunnen zijn dat de jobs effectief als manna uit de hemel komen vallen – door een eenvoudige hoogconjunctuur. De Franse groei, die in de eerste 6 maanden van dit jaar aantikte tot 1,4%, wijst in die richting. Macron krijgt ongetwijfeld de eer.
Dieter Berckvens is econoom bij de FOD Financiën, PhD-onderzoeker aan de UGent en lid van Denktank Minerva.
De Doordenkers van Knack.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier