Fouad Gandoul
De breeddenkendheid van Bert Anciaux versus het dogmatisch laïcisme van Luckas Van der Taelen
Het ontstaan van de politieke maatschappij hangt af van de bereidwilligheid van de individuen om zich aaneen te sluiten tot één gemeenschap. De vraag is hoe lang het nog moet duren alvorens Luckas Van der Taelen en ‘vrijdenkers’ zoals hij dat uiteindelijk door zullen hebben, vraagt Fouad Gandoul.
Het debat over (actief) pluralisme, in het bijzonder in het kader van het islamdebat, woedde hevig de afgelopen weken. In zijn betoog brak kersverse doctorandus Bert Anciaux (SP.A) een lans voor ‘allochtone’ (wat heb ik toch een pesthekel aan dat woord) zelforganisaties als motor van emancipatie en vooruitgang, maar vooral ook als kaders binnen dewelke mensen met een vreemde origine een eigen identiteit vormen in hun nieuwe habitat. Zijn pleidooi is gekenmerkt door de typische Anciaux-trekken waarvan zijn voluntaristisch positivisme het meeste opvalt. In zijn betoog haalt hij hard uit naar het neoracisme jegens moslims dat hij Vlaanderen toedicht en schuwt hij verregaande vergelijking met Zuid Afrika ten tijde van het Apartheidsregime niet.
Luckas Van der Taelen (Groen) vindt dat Bert Anciaux gebruik maakt van misplaatste retoriek om zijn boodschap over te brengen aan wie het wil aanhoren. Je kunt over de zin en onzin van de door Anciaux gebruikte vergelijkingen discussiëren maar het zomaar wegzetten als bespottelijk en ongeloofwaardig getuigt eerder van hardhorigheid en slechte wil dan van moed om het debat au fond aan te gaan.
Anciaux gelooft zeer sterk in het primaat van het middenveld, de natuurlijke bottom-up kracht in de maatschappij die mensen samen brengt. Als minister van Cultuur was dat zijn voornaamste doelstelling. Beleid kan alleen maar ondersteunend werken en de juiste omstandigheden helpen creëren om bindend en overbruggend sociaal kapitaal te vormen. Als minister van Cultuur is hij veel verder gegaan dan al zijn voorgangers. Dat getuigt van moed. Je moet het maar doen: tegen de stroom in beslissingen nemen die mensen aanzetten om toch samen te werken, om elkaar toch te leren kennen en om dat ó zo fundamenteel belangrijk overbruggend sociaal kapitaal vorm te geven.
Uit het onderzoek van een vermaarde Amerikaanse socioloog (Robert Putnam, 2007) hebben we geleerd dat de sterk toegenomen etnische diversiteit in onze westerse samenlevingen op de korte termijn leidt tot verminderde sociale solidariteit en sociaal kapitaal. Op de lange termijn zijn immigratie en diversiteit een zegen voor cultuur, economie en innovatie, maar dat gaat niet vanzelf.
Het onderzoek naar de relatie tussen vertrouwen in een gemeenschap en diversiteit laat zien dat in wijken met een grote etnische diversiteit, bewoners van alle etnische achtergronden zich gedeisd gaan houden. Mensen trekken zich terug als een schildpad in zijn schild. Het vertrouwen neemt af (zelfs het vertrouwen binnen de eigen groep), onbaatzuchtigheid en samenwerking in de gemeenschap nemen af en ook het aantal vrienden vermindert.
Etnische diversiteit heeft op de langere termijn vaak grote voordelen geboden. Succesvolle immigrantensamenlevingen hebben in het verleden het uiteenvallen van gemeenschappen kunnen overwinnen door het creëren van nieuwe cross-vormen van sociale solidariteit en het werken aan een nieuwe, bredere identiteit die ook de eigenheid van nieuwe etnische groepen omvat. De noodzakelijke nieuwe ‘Wij’ zal een equivalent moeten worden van wat de Founding Fathers van de Verenigde Staten, waar Van der Taelen zo graag naar verwijst, bedoelden met het motto E Pluribus Unum: uit velen één. Een motto dat diametraal staat ten opzichte van het woord assimilatie.
Een belangrijk punt in het onderzoek van Robert Putnam is trouwens dat godsdienst niet langer een sociale scheidslijn vormt, terwijl die wel belangrijk blijft voor de identiteit. Met andere woorden: je kunt de uitdaging van superdiversiteit beter niet aangaan door ‘allochtonen’ zoals ‘autochtonen’ te maken, maar door te werken aan een nieuw en breder concept van WIJ. Dat gebeurt allereerst door een tolerantie van verschillen die groeit door interactie op de werkvloer, in het onderwijs en in de vrijetijdsbesteding. Laat dat nu net domeinen zijn waar de uitdagingen het grootst zijn. Wat stelt Van der Taelen concreet voor om dat aan te pakken?
De betrokken socioloog wordt ook bekritiseerd omdat hij voor zijn onderzoek vooral is uitgegaan van ‘verouderende’ organisatievormen zoals club- of verenigingsverbanden en niet gekeken heeft naar nieuwe vormen van samenwerking of van gemeenschappen zoals die bijvoorbeeld via of dankzij internet ontstaan. Niettemin zijn de aanbevelingen voor sociale cohesie een steun in de rug van de gematigde krachten in ons land die ervoor kiezen om ‘het zaakje bij elkaar te houden’ in plaats van harde grenzen te trekken over hoe ‘dé moslims’ zoals de rest moeten zijn. Hier botsen de visies van de breeddenkende Bert Anciaux radicaal met het dogmatisch laïcisme van Luckas Van der Taelen.
Het ontstaan van de politieke maatschappij, aldus John Locke, hangt af van de bereidwilligheid van de individuen om zich aaneen te sluiten tot één gemeenschap. De vraag is hoe lang het nog moet duren alvorens Luckas Van der Taelen en ‘vrijdenkers’ zoals hij dat uiteindelijk door zullen hebben?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier